JavaScript is required for this website to work.
Europa

De vierde weg van de Europeade

Cultuurpolitiek als alternatief tegen economisch centralisme

Lukas De Vos3/8/2019Leestijd 13 minuten
Als vanouds bepleit de

Als vanouds bepleit de

foto © Europeade

Sinds haar oprichting pleit de pan-Europese Europeade voor een gedecentraliseerd en niet-commercieel Europa, en dat al voor de 56e keer. Lukas De Vos is er bij.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

FRANKENBERG (D) — Er is een wonderlijke overeenkomst tussen de 11 julitoespraak van Mia Doornaert in Antwerpen en de verklaring die de burgemeester van het Hessische Frankenberg Rüdiger Hess aflegde op 21 juli. Wie? Doornaert is na wat gekrakeel door de Vlaamse regering aangewezen als voorzitster van het Vlaams Fonds voor de Letteren (VFL), maar is van huize uit journaliste internationale politiek. Hess is vorig jaar verkozen tot voorzitter van de Internationale Europeade van Volkskulturen, maar van huize uit politicus. Hij is burgemeester van het stadje Frankenberg aan de Eder, gekozen met liefst 83% van de stemmen. Beiden houden ze vol dat ze onafhankelijk zijn.

Conservatief

Wel zijn ze allebei conservatief, naar gangbare begrippen. Maar niet als eurosceptici, integendeel. Doornaert schreef in een column voor De Standaard (18 juli) waarin ze Ernst H. Kossmann opvoert over het natiebegrip dat de EU rigoureus hanteert, zoals Catalonië mocht, en straks allicht ook Noord-Ierland en Schotland zullen ondervinden. ‘De natie’, zegt historicus Kossmann, ‘is het doorlopende gesprek dat we met elkaar voeren in de eigen taal’. Een echo van ‘de taal is gans het volk’? Wie de grenzengeschiedenis van Europa weer opdiept, ziet vooral sinds de Tweede Wereldoorlog dat homogene taalgebieden als hét ideaalbeeld naar voren werden geschoven, onder meer door die andere aartsconservatief Winston Churchill. Op 15 december 1944 gaf hij al zijn fiat voor etnische zuiveringen in het Lagerhuis. ‘Expulsion is the method which, so far as we have been able to see, will be most satisfactory and lasting. There will be no mixture of populations to cause endless trouble. A clean sweep will be made’. Churchill doelde natuurlijk op Midden-Europa, en vooral het sinds eeuwen verduitste Pommeren en Silezië, een twistappel tussen Duitsland, Polen en Tsjechië. Silezië, zo heb ik pas geleerd, lag mee ten grondslag aan de oprichting van de Europeade. Totnogtoe dacht ik dat het een puur Vlaams bedenksel was uit 1964.

Hess pakt de zaken anders aan. Hij vertrekt vanuit het onzekerheidsgevoel dat de meeste Europeanen aanzet tot afkeer van de EU. ‘Speziell in dieser Zeit, wo offensichtlich vorhandene Landesgrenzen an Bedeutung verlieren, zum anderen das tägliche Leben immer schwerer zu begreifen scheint, braucht es vielleicht ein neues Heimatgefühl’. Want hoe aanlokkelijk de termen ‘Wereldburger’ en ‘Europeeër’ ook mogen zijn – de echo van August Vermeylen is nooit ver af – ‘die persönliche Geborgenheit hingegen findet man nur im überschaubaren, vertrauten Kreis’.

En daar vloeien beide rivieren over in eenzelfde stroom. Doornaert houdt het erbij dat ‘dé Europese burger niet bestaat’, maar dat er, anders dan in de VS, ‘een cultureel Europees alfabet bestaat, een Europese cultuur. Er bestaat geen Europese natie’. Daarom wijst zij het politiek sloganisme af, maar hamert ze op een degelijk taal- en cultuuronderwijs. Hess ziet het positief: ‘Heimat en Europa passen wonderlijk goed bij elkaar’. Niet economie, niet handel, niet politieke macht, niet centralisme moet het streven zijn, maar ‘een Europa dat op menselijke leest is geschoeid’. Daarvoor ziet hij als bindmiddel de volkskunsten, niet de taal. ‘We spreken elkaars taal niet of met moeite, die 80 regio’s die hier waren uit 23 landen, maar we maken samen muziek, dansen samen, eten en drinken samen, tonen onze oude tradities, vertellen onze verhalen. Op het einde omarmen we elkaar. Vriendschapsbanden zijn sterker dan economie.’ Dat is het Europa dat we zoeken, ‘ein Europa der Menschen’, dat moet uitgroeien tot ‘de wereldmacht van het hart’, niet van de geldbuidel of de bitcoin. Opleiding en communicatie gaan hand in hand.

Continuïteit

Er ligt in Hess’ beleidsverklaring een opvallende continuïteit besloten, die de Europeade al sinds zijn stichting – in volle Koude Oorlog – beheerst. De Antwerpenaar Mon De Clopper had zijn eigen idee van hoe vrede en vrijheid te bewaren in het naoorlogse Europa. Het best verwoordde hij dat eind jaren 70, in de toen vigerende ronkende stijl. ‘Wij zijn niet bereid de natuurlijke pijlers van ons volksbestaan, onze kunst en ons leefmilieu, twee elementen voor de vrijheid van geest en waarzonder geen demokratisch vrij Europa denkbaar is, te laten uithollen door materialistische krachten’. Europa is meer dan een koopmarkt, betoogde hij – het woord ‘materialistisch’ was uiteraard ook een sneer naar het bolsjevistisch gevaar, want het IJzeren Gordijn stond nog stevig recht, en De Clopper spande zich in, als een lekenspekpater, om de broeders en zusters uit het verdrukte communistisch halfrond bij te staan, met goederen en waarden. Christelijke waarden, laten we wel wezen, tot voor enkele jaren had de Europeade zelfs nog haar eigen aalmoezenier. Vandaag sluit ze, na vier dagen straatoptredens, op zondag nog altijd af met een oecumenische kerkdienst (voor ongelovigen is niets voorzien) en een massaspektakel in een arena.

Sileziërs

Maar wat hebben de Sileziërs dan te maken met de Europeade? Zij vormden het leeuwendeel van de verdrevenen uit hun thuisland, uit heel Midden- en Oost-Europa zijn ruim 12 miljoen Duitstaligen gedeporteerd of gevlucht, 20 % is omgebracht of van honger gestorven. Ze werden vaak vreemdelingen in hun land van herkomst of in hun eigen taalgebied. Het is puur toeval dat ik (met de hulp van Armand De Winter) de hand kon leggen op twee documenten die Silezische vertegenwoordigers overmaakten aan het Vlaams bestuur bij de Europeade. Ze getuigen van zowel ontgoocheling en heimwee, als van bereidheid tot vrede, verdraagzaamheid, vrijheid, verzoening en verstandhouding (om te citeren uit de toespraak die Walter Kunnen hield in het Antwerpse Sportpaleis bij de allereerste Europeade). Kunnens tekst verscheen in het tijdschrift Europa Eénvan 18 april 1964. Hij sprak namens de AEF, een federalistische organisatie die aangesloten was bij de Beweging voor de Verenigde Staten van Europa (BVSE). Kunnen had zelf die BVSE opgericht in 1961. Een tweede document was het juninummer van Schlesische Nachrichten, het officiële blad van de ‘Landmannschaft’ dat contact houdt met alle verdrevenen uit Neder- en Opper-Silezië. Met daarin een speciale bijlage van acht pagina’s over het ‘grootste Volkskunst- en Folklorefestival van Europa’. Wat daarin opvalt is dat auteur (en oud krijgsgevangene in Rusland) Hans-Joachim Muschiol in alle toonaarden de stichtende rol van Silezische groepen tracht op te vijzelen, mede door zijn vriendschap met De Clopper, die hij had leren kennen op een meiboomplanting in Izegem (mei 1960). Al geeft hij toe dat bij een Duitse rondreis van Vlaamse volkskunstgroepen in 1963 De Clopper ‘damals schon von einer Europeade sprach’. De verdienste ligt eerder bij Robert Müller-Kox die lange tijd de Duitse deelname aanzwengelde. En dat De Clopper al vroeg het Europees ideaal, zoals hoger beschreven, was toegedaan had minder met deportaties te maken dan met het gedachtegoed van Walter Kunnen. De Clopper was trouwens een voorbeeldig lid van de BVSE, Guy Verhofstadt heeft niets uitgevonden. Kunnen torste een besmuikt verleden. Als zoon van een VNV-oorlogsburgemeester, werd hij later ‘sterk beïnvloed door het Verdinaso’, en encannailleerde zich als lid van de Nationaal-Socialistische Jeugd Vlaanderen (de jeugdbeweging van het VNV), hij schreef ook in De Nationaal-Socialist; later ontpopte hij zich tot vastgoedbaron en gold hij als geldschieter van de rechtse tak van de Volksunie – keuzes die hem zowel door Apacheals door Etienne Verhoeyen en Frank Uytterhaegen in De Kreeft met de Zwarte Scharen, 1981: 100, nooit vergeven zijn. Niettemin raakte hij in de jaren zestig, ondanks zijn ‘pluralisme’ (Verhoeyen & Uytterhaegen), duidelijk in het vaarwater van Nieuw Rechts, zoals de Gueuninggroep of later GRECE van Alain de Benoist. Maar de BVSE viel ‘bezwaarlijk extreemrechts’ te noemen, eerder rabiaat anticommunistisch. Bart De Wever noteert in deNieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging: ‘De BVSE wees het ‘kleine’ Vlaams-nationalisme af en propageerde een Europa op federalistische basis’. De Benelux gold als voorafspiegeling van het toekomstig Europa. Hij zette zich meteen in een rijtje dat vandaag almaar langer wordt van hervormingsvoorstellen voor België. Hij wou het land opdelen in zes gouwen, drie aan elke kant van de taalgrens (die trouwens vastgelegd werd in 1963).

Ontvoogdingsstrijd

Maar Kunnen droeg ook een aantal klassieke kerngedachten mee uit de ontvoogdingsstrijd tijdens en na de Groote Oorlog. Het verwondert dan niet dat hij op het Klein-Kaderkongres (sic)van 4 april 1964 een paar wezenlijke richtlijnen overneemt. In het verslag staat: ‘De vergadering beschouwt het recht op autonomie en het recht op auto-determinatie van de volkeren als een wezenlijk bestanddeel van de politiek der Vrije Wereld. Beperking van de absolute staats-soevereiniteit door een internationale conventie op de rechten van de mens, waarvan de ‘Europese Conventie’ van Straatsburg een voorbeeld is, dient echter als eerste en wezenlijke voorwaarde beschouwd’ (zijn cursivering). Behalve die internationale verdragen pleit hij ook voor de godsvrede: ‘De vergadering betreurt de waanzinnige bewapeningswedloop der staten waardoor ontzaggelijke hulpmiddelen onttrokken worden aan de algemene welvaart en de sociale ontwikkeling. Nochtans zou een eenzijdige ontwapeningspolitiek in géén geval de wereldvrede dienen. Een algemene ontwapening veronderstelt voorafgaandelijk de oprichting van een wereldregering’. Er dient dus iets genuanceerder omgesprongen met het begrippenarsenaal van Kunnen en zijn medestanders, er klinken zowel autoritaire als humanitaire opties door.

Kunnens Werdegang weegt niettemin op de stichtingsgronden van de Europeade, al leunde De Clopper nadrukkelijk bij de anticollaboratievleugel van het Verdinaso aan – niet onbelangrijk omdat net daaruit de solidariteit gekoppeld werd aan de vrijheidsgedachte. Onder het bekende Laaglandse motto ‘Eenheid in Verscheidenheid’. In die zin is de goedkeuring in Munchen van een resolutie, door de Europeade goedgekeurd in 1994, een echt kantelpunt geweest: ‘Het Europese marktconcept heeft het stadium bereikt waarop – na een sociale en ecologische correctie – een culturele opwaardering noodzakelijk is geworden (…) Tradities zijn geen oubollige overblijfselen van vervlogen culturen maar ankerpunten in de evoluerende moderniteit’. Dat schreef voorzitter (sinds Frankenberg erevoorzitter) Bruno Peeters in het gedenkboek Europeade(2000). De nieuwe, en voor het eerst in de geschiedenis niet-Vlaamse voorzitter Rüdiger Hess (hij volgde Armand De Winter op, die na het ontslag van Peeters in 2007 de fakkel overnam), heeft de zelfbewuste kijk van Peeters nu overgenomen. Het is gedaan met nederig en wat beschaamd de eigen overlevering te miskennen, het is tijd voor politieke aktie. Het was de verdienste van Peeters om daarop in te pikken, ook al slaagde hij er niet in in Europese kringen (parlement of Commissie) de Europeade als volwaardig cultuurgebeuren te doen aanvaarden (of te laten subsidiëren, zoals wel gebeurt met de Culturele Hoofdsteden). Hess heeft alle schroom overboord gegooid: ‘Ik ben een politicus, ik zal op dat vlak ook initiatieven nemen’. Dat hij niet partijgebonden is speelt in zijn voordeel. ‘Wij hebben met modekreaties geënt op de traditionele klederdracht – Trachtwerk – onmiddellijk aangeknoopt bij de ontwerpen van de Mode Universiteit’, zegt hij. ‘Dass dies nicht auf direkten Weg in den Populismus der Nationalisten führen muss, bewies gerade die ‘Einigkeit in Vielfalt’ der folgenden Europeade. Und als Nebeneffekt erfuhr man, was dem entgeht, der seine Identität nur in einem Modelabel sucht’.

Commercie en identiteit

Twee gedachten springen hier uit: de commerciemoet niet bepalen hoe wij ons moeten gedragen, het geheugen is belangrijker dan de winst; en je kunt je identiteit niet afmeten aan verbruikersgedrag, aan een pose. Die opvatting heeft het internationale bestuur onderschreven in zijn bestuursvergadering in Frankenberg. Iedere vertegenwoordiger van de Europeade is verplicht contacten te leggen met politici van eigen bodem, om af te stappen van de verengde visie op ‘de grootste markt ter wereld’: de Europese burgers uitsluitend te zien in termen van verbruiker, als geldautomaat. ‘Ikzelf zal de zwaarste taak hebben’, lacht Hess. ‘Ik hoop dat Ursula von der Leyen als nieuwe ‘presidente’ van de Europese Unie zich luisterbereid zal tonen’. Dat hij ook gesprekken zal aanknopen met de Unesco en de VN wuift hij weg. Een lid van de Algemene Raad, Hervé Miaux uit de Franse Savoye, had het mij nochtans bezworen: ging hij bij de Unesco geen aanvraag indienen tot  ‘erkenning van de folkloristische dans’ als werelderfgoed? ‘Alles op zijn tijd, stap voor stap’.

Identiteit ligt moeilijker. Het populisme wint gestaag veld met valse definities van identiteit, vindt Hess. Ik denk spontaan aan een citaat van de Nederlandse expatin IJsland, Laura Broekhuysen. In Flessenpost uit Reykjavik (2019) denkt ze aan de film The Prestige van Christopher Nolan (2006) en noteert: ‘To live the act – is dat niet wat we allemaal tot op zekere hoogte doen? Onze act die we identiteit noemen, een goocheltruc die een leven lang duurt? Een projectie waarin we onszelf, elke dag opnieuw, geloofwaardig in beeld proberen te brengen?’

Grenzen

Het is de eerste weg die de Europeade mee verwerpt, de usurpatie van het identiteitsbegrip. Er heeft in het Europees Parlement inderdaad een voorloper bestaan van de huidige uiterst rechtse fracties, ITS – Identititeit, Traditie, Soevereiniteit. Het terugplooien op zichzelf, zoals Orbán in Hongarije of Kaczýnski in Polen nastreeft, en straks allicht ook Boris Johnson in het (On)Verenigd Koninkrijk. De fractie heeft amper tien maanden bestaan in 2007, en werd geleid door – toen nog lid van het Front National van Le Pen – de japanoloog Bruno Gollnich. Die zweert bij de onaantastbaarheid en het centralisme van de natiestaat, nochtans een begrip dat pas eind 18de eeuw (en dan nog  tijdens het groeiend nationalisme) zijn intrede heeft gedaan, en geleid heeft tot vier verschrikkelijke oorlogen: de napoleontische, de Pruisisch-Franse (1870-’71), de Groote Oorlog en WO II. Maar blijkbaar geldt voor uiterst rechts de onaantastbaarheid van de natiestaat en kent zij haar het eeuwige leven toe. Om nog te zwijgen van het begrip ‘subsidiariteit’ dat Frankrijk destijds zonder morren heeft goedgekeurd. Gollnich zweert bij de bevriezing van wat hij kent: ‘Nous sommes résolument contre l’escroquerie qui consiste, sous le couvert de coopération, à instaurer un Super-état destructeur de nos identités particulières, de nos souverainetés, de nos libertés. Et cela sans même édifier un ensemble véritablement européen, mais un espace euro-mondialiste ouvert à tous les vents. (…) Les effets de cette décomposition sont terrifiants. L’abandon de notre souveraineté a eu pour effet la soumission de notre droit, même le plus élevé (la constitution, les lois), à la réglementation bruxelloise, même la plus subalterne. Cela va très au-delà de ce que prévoyait l’article 55 de notre constitution, qui ne subordonne les lois françaises qu’aux traités, et encore, sous réserve de leur application par nos partenaires’ (Combat Français, Parcours Européen, 2010).

Merkwaardig toch, en dat vindt ook Hess, dat alleen verdragen boven de Franse wetten gaan mits wederkerigheid. Frankrijk heeft een Europese grondwet weggestemd, waardoor net de som van alle verdragen het wettelijk apparaat van de Unie blijft vormen (het acquis communautaire). Zou Gollnich dan liever het Belgisch systeem toepassen, waarin geen hiërarchie bestaat tussen federale wetten of deelstatelijke dekreten of ordonnanties? Toch niet, want het centrale gezag is maar onafhankelijk ‘en se gouvernant librement, sans ingérence extérieure’, precies wat Spanje verweten wordt in de behandeling van Catalonië, of wat het ‘illiberalisme’ beoogt in Hongarije. Dat vloekt met de regionale en plaatselijke gebruiken en tradities, die meer te lijden hebben onder opgelegde structuren (van de indeling van kiesdistricten tot het talenonderwijs, om Frankrijk maar als voorbeeld te nemen) dan van lokale besluitvorming; schaalvergroting is dé methode om het centrale gezag nog te versterken. Onder het mom van efficiency. Een economisch criterium dus. De Europeade kiest niet voor de macht van de politieke myopie.

Uitvlakking

De uitvlakking van de identiteit is een tweede weg die de Europeade verwerpt. Gezien haar ontstaansgeschiedenis wordt die vaak nog gelijkgesteld met planeconomie, zo tekenend voor het stalinisme en de uitwassen van het (Oost-Europese) marxisme. Communistenhaat is nog altijd virulent bij de christengebonden groeperingen, nog versterkt door landen die hun nieuwe vrijheid dik in de verf willen zetten: de Baltische staten, Roemenië, maar ook, nadrukkelijk, Oekraine. Want Europa is voor de Europeade groter dan de EU: de vorige jaren traden ook Inuït uit Groenland aan – door de band met Denemarken – of Brazilianen die de tradities van de uitgeweken Duitsers hoog hielden. Het viel me trouwens sterk op in Frankenberg dat er een conservatief-traditionele reflex uit de opkomst sprak. Het zwaartepunt is opnieuw verschoven van de vernieuwende volkskunstvormen (ik denk aan de kinderkoren uit Estland en Letland, de fantastische optredens van Bulgaren in Viseu vorig jaar, de nevensporten als sjoelbakken, steltenlopers of de ‘vélocipèdes’ zoals de Leipzig of de Invincible met hun reusachtige voorwielen; eerlijkheidshalve waren de steile hellingen in Frankenberg helemaal niet geschikt voor hun deelname, vooral toen er nog een fel onweer losbarstte tijdens de parade) naar een opvallend zwaar Duits overwicht, met blaaskapellen en boerendansen, met Duitsgeoriënteerde groepen uit vroegere wingewesten, en met meibomen en pinksterkronen. Een onverwachte ruk naar veel vroeger, in tegenstelling tot de snel vernieuwende en zelfzekere campagne om algemene erkenning te verankeren. En dat komt wat paradoxaal over, omdat de Europeade zich terecht verzet tegen de formattering van het individu, tegen eenvormigheid en bevoogding, de adem van de Sovjet-Unie. Een streefdoel is net het strikt utilitaire (ook van de mens, de ‘human resource’) weg te halen uit de samenleving, en de vrijwillige samenwerking te bevorderen. Want de vlakschaving reduceert de mens tot onderdeel van, niet tot deelnemer aan het gemeenschappelijk gebeuren. De verworpen benadering laat zich immers herleiden tot hetzelfde euvel van de politieke kortzichtigheid: die van de ideologische schematisering.

Dat hebben de sociaal geëngageerde partijen (het  traditionele drieslagstelsel van socialisten, christendemokraten en liberalen in de politiek) met scha en schande ondervonden: ze zochten een derde weg om de groeiende kloof met de burger te dichten. Jammer genoeg is dat ontaard in identiteitsverlies van die partijen zelf, het centrum is ingestort, wat bleef was een nietsontziende en absolute karikatuur van de politiek in de vorm van een globaal neoliberaal economisch concept. Fukuyama (The End of History and the Last Man, 1992) en Ronald Reagan (maar die wist niet beter) zagen in het wegvallen van de machtsblokken en de ondergang van het Sovjetrijk ‘het einde van de geschiedenis’. Eén enkel systeem had gewonnen en zou voortaan de wereldkoers bepalen: de ongebonden vrije markt, het kapitalisme op zijn rauwst. Dat daaruit regionale oorlogen, machtsopbod, nog grotere megaconcerns, en ongebreideld (vaak religieus of irrationeel) verzet zouden voortkomen, werd onder de tafel geveegd. Dertig jaar geleden leek de wereld immers gestold in een eenheidsideologie, ook in de Europese Unie. Wie vandaag de brandhaarden in de wereld bekijkt, de uitputting van de aarde, de klimaatverandering, de financiële crises, beseft dat er maar één einde effectief in werking is getreden: dat van de economische monocultuur. De axioma’s van globalisering en economisering van alle verschijnselen in de maatschappij zijn ontkracht, en roepen om een nieuwe invulling van de menselijke verlangens en waarden. Het economistisch diktaat heeft zichzelf geperverteerd, ook de derde weg van Anthony Giddens (1998) heeft gefaald, en is bijgezet in het museum van de dode afgoden.

Vierde weg?

Is er een vierde weg mogelijk? Binnen Europa draait de brainstormingin elk geval op volle toeren. De idee wint veld dat, met alle respect voor De Gasperi, Monnet en Schumann,  Europa al een stuk verder had gestaan in de integratie als niet kolen en staal, maar cultuur het werkveld was geweest. Want daarbij is iedereen betrokken. De Europeade kiest voor de zogenaamde ‘soft power’, niet door diplomatiek overleg, maar door rechtstreeks straatcontact. Robert Müller-Kox: ‘Men vergat de mensen om wie het allemaal te doen is. Culturele ontmoetingen waren de enige remedie voor die kille, economische benadering van Europa in de jaren 60. Er was dus nood aan een grensoverschrijdende massabeweging.’ Meteen legt de Europeade de vinger op de open wonde: van bij het begin is er een fout in het weefsel geslopen van de Europese Gemeenschap. Het parlement, dat in de jaren 50 het licht zag als puur raadgevend orgaan, en pas sinds 1979 rechtstreeks verkozen werd, had eigenlijk een tweekamerstelsel moeten worden. Nu bevestigt het alleen de almacht van de Raad, zelfs al heeft het op vrijwel alle domeinen sinds het Verdrag van Lissabon (2007) medebeslissingsrecht verworven. Eigenlijk had het parlement, en niet de Commissie, de wetgevende bevoegdheid moeten krijgen. Niet de 35.000 ambtenaren, maar de 751 gekozenen des volks moesten aan zet zijn. Om het evenwicht te bewaren had een ‘kamer’ dan de nationaal gekozenen kunnen verenigen (zoals nu het geval is), en een ‘senaat’ bestaan uit de erkende regio’s.

Het huidig Comité van de Regio’s en Grote Steden is nu een machteloos onding, door de Raad uitgebroed om de regio’s in het gareel te houden en onmondig te maken. Dan liever de straat, stelt de Europeade. Dat heeft een hoog Kaganovemusgehalte (van de Katholieke Groot-Nederlandse Volkse Maatschappelijk Strevenden – het partijtje van Antoon Van Marcke – kun je sociaal engagement, de christelijke grondslag, en in plaats van het Groot-Nederlandse het Pan-Europese terugvinden), naïef en romantisch, weerloos ook en kwetsbaar, maar niet minder wetenswaardig. Het gaat immers om de kleine man en zijn dagelijkse besognes. Of zoals Der Spiegel ingaat op de eerste coalitie in Duitsland tussen CDU en AfD (een vrouw en een man, een koppel dat 45 jaar getrouwd is) in een dorpje met de voorbestemde naam Frankenstein (!). Ze vormen nu de oppositie omdat ze eindelijk gehoord willen worden: ‘Politische Eruptionen können im Kleinen beginnen, manchmal auch im sehr Kleinen. (…) Es geht um Wasser, genauer um eine Wasserleitung in ihr Schliertal, die Schirdewahns wohnen hier seit 22 Jahren’. En nog altijd geen kraantje.

Windmolens

Natuurlijk is het een gevecht tegen windmolens, maar de essentie blijft overeind: met macro-economie komt Europa niet tegemoet aan de echte, directe behoeften. Net daarom zou subsidiariteit een uitkomst kunnen bieden, als ze correct wordt toegepast. Een massabeweging kun je de Europeade niet noemen, de klimaatmarsen trekken flink wat meer volk. Maar in zijn onschuldig verzet tegen het gevoelloze, even goed van de Unie als van de (deel)staat (je vraagt je af waarom Vlaanderen absoluut een eigen staat wil naar beeld en gelijkenis van die andere centraal geleide naties, of zelfs nog erger, van de vierde digitale revolutie), ligt juist het aantrekkelijke. In de eenvoud, de directheid, de vriendschap. Over alle grenzen heen, zoals de 100.000 bezoekers en 5.000 deelnemers van de 56e Europeade konden beleven.

Utopisch? Allicht. Belerend? Gedeeltelijk. Geïmproviseerd? De Europeade bedruipt zichzelf. Spontaan? Ongetwijfeld, en zonder ook maar enige kwaadaardigheid. De kleine daad tegenover de grootse voorbeelden. ‘Vrede is welvaart en economische bloei’, stelt Hess. ‘Vrede brengt geluk en kulturele rijkdom’. Dat is wat anders dan groei en poen. Een bescheiden inspanning heeft ook recht van bestaan. ‘Volkscultuur is een spiegel van de samenleving, vroeger en nu. Daarom mogen klassieke en meer traditionele kunstvormen – zonder de moderne cultuuruitingen misprijzend te bekijken – niet worden verwaarloosd. (…) Volkscultuur is van alle tijden. Binnen de context van de Europeade is het dus van groot belang om autenticiteit en eigentijdse interpretatie alle kansen te geven’.

Lukas De Vos (1949) is senior journalist (VRT, knack.be), docent, essayist. Recente boeken: 'Land! Land!'(2011); 'Heen' (2012); 'Ivo Michiels Poortwachter Woordwachter' (2013); 'Met Thrillend Oog' (2016); 'Apache, Niet Zomaar een Indianenverhaal' (2017). Europakenner, Aziëdeskundige, filmspecialist (Snapshots VVF). In voorbereiding: 'De Duitse Strop' (2018).

Meer van Lukas De Vos

Rechts gaat vooruit bij de recente federale verkiezingen in Zwitserland. Maar het land functioneert helemaal anders dan andere Europese democratieën.

Commentaren en reacties