De coronacrisis met haar vele aspecten wijst er ons op dat de vaak misprezen politiek onmisbaar en onvervangbaar is voor de sturing van de samenleving. En dat die samenleving nog altijd de natiestaat is. In de nadagen van de asielcrisis schreef Carl Devos: ‘Wie de natiestaat dood verklaarde, stelt binnen de EU, de meest geïntegreerde samenwerking ter wereld, vast hoe hardnekkig deze organisatievorm de tand des tijds doorstaat’ (De Morgen, 29 februari 2016). Vier jaar en een crisis later blijft…
Niet ingelogd - Plus artikel - log in of neem een gratis maandabonnement
Uw Abonnement is (bijna) verlopen (of uw browser moet bijgewerkt worden)
Uw (proef)abonnement is verlopen (of uw browser weet nog niet van de vernieuwing)
De coronacrisis met haar vele aspecten wijst er ons op dat de vaak misprezen politiek onmisbaar en onvervangbaar is voor de sturing van de samenleving. En dat die samenleving nog altijd de natiestaat is.
In de nadagen van de asielcrisis schreef Carl Devos: ‘Wie de natiestaat dood verklaarde, stelt binnen de EU, de meest geïntegreerde samenwerking ter wereld, vast hoe hardnekkig deze organisatievorm de tand des tijds doorstaat’ (De Morgen, 29 februari 2016). Vier jaar en een crisis later blijft zijn vaststelling overeind en pertinent.
Belang van de natiestaat
Van enig gebruik van de aanvullende bevoegdheid van de Europese Unie voor ‘de bestrijding van ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid’ (artikel 168 van het EU-verdrag) was de voorbije weken weinig te merken. Over het economisch antwoord op de crisis krijgen de lidstaten de violen bijzonder moeizaam gelijkgestemd.
Je moet haast naïef zijn om te beweren dat ‘alleen de EU met kans op succes deze ongeziene gezondheidscrisis en haar sociale en economische gevolgen, [kan] aanpakken in een multilaterale context’ (aldus ‘gezaghebbende’ academici in De Standaard, 6 april).
De natiestaat zal ook deze crisis overleven omdat hij ten enenmale het meest geschikte niveau is om democratie en solidariteit te organiseren (ook al gaat het in het geval van België om een failed natiestaat en een gammele optelsom van twee natiedeelstaten).
Langzaam
Democratie is een langzame en ook daarom – om Churchill nog eens aan te halen – de minst slechte staatsvorm. Omdat alleen een liberale democratie ruimte schept voor publiek debat, afweging van belangen en weerwerk van de oppositie, gaat de besluitvorming er in de regel traag – een traagheid die haaks staat op de snelheid waarmee het Sars-CoV-2-virus zich verspreidt.
Ongewone tijden als deze vragen snelle besluitvorming. Om snel te kunnen handelen, gaf het parlement bijzondere machten aan de regering-Wilmès. Als je de gewone parlementaire weg volgt, ‘verlies je weken tot maanden. De coronacrisis laat dit niet toe’, verantwoordde Kamervoorzitter-informateur Patrick Dewael de ‘volmachten’ (Het Belang van Limburg, 17 maart).
Eén volmachtenbesluit
Zijn die bijzondere machten wel nodig? Gisteren, dertien dagen na de afkondiging van de bijzonderemachtenwet van 27 maart, was er welgeteld één ‘volmachtenbesluit’ (met datum van 6 april) genomen, om het toepassingsgebied van de gemeentelijke administratieve sancties uit te breiden. De Kamerleden hadden die wetswijziging in die tijdspanne perfect zelf kunnen doorvoeren. Om banken te verplichten hun kredietverlening te versoepelen, hebben ze de wet van 25 april 2014 in één dag (26 maart) besproken en goedgekeurd.
Neen, de indruk blijft dat de ‘volmachten’ er niet ter wille van de coronacrisis gekomen zijn, maar om van de ontslagnemende regering-Wilmès een volwaardige regering-Wilmés te maken, als opmaat naar een Vivaldicoalitie.
Ministerieel besluit op smalle basis
Overigens waren al vóór en zonder dat het parlement een deel van zijn macht had afgestaan drastische maatregelen genomen die onze grondwettelijke rechten en vrijheden in hoge mate beknotten.
Het sluiten van scholen en winkels, het verbieden van samenscholingen, niet-essentiële verplaatsingen, culturele, maatschappelijke, feestelijke, folkloristische, sportieve en recreatieve activiteiten en van religieuze bijeenkomsten: het staat in een besluit dat enkel door de minister van Binnenlandse Zaken is ondertekend, niet eens in een koninklijk besluit van de hele regering.
Ook andere landen nemen gelijksoortige maatregelen en ze zullen dus wel nodig en niet in strijd met de grondwet zijn. Maar dat belet niet dat de wettelijke grondslag voor de verregaande vrijheidsbeperkingen smal is. Het ministerieel besluit van Pieter De Crem is hoofdzakelijk gebaseerd op enkele artikelen uit de wet over de civiele veiligheid, die eigenlijk de organisatie van hulpverlening door brandweer en Civiele Bescherming regelt.
Brand en ramp
Civiele veiligheid heeft te maken met brand, ontploffingen, natuurrampen. De wet zelf geeft volgende omschrijving: de redding van en de bijstand aan personen in bedreigende omstandigheden en de bescherming van hun goederen; dringende geneeskundige hulpverlening; bestrijding van brand en ontploffing en hun gevolgen; bestrijding van vervuiling en van het vrijkomen van gevaarlijke stoffen met inbegrip van radioactieve stoffen en ioniserende straling. In dat kader kan de minister van Binnenlandse Zaken ‘in geval van dreigende omstandigheden’ en ‘ter verzekering van bescherming van de bevolking’ ‘iedere verplaatsing of elk verkeer’ verbieden.
Nogmaals, de maatregelen zullen wel nodig zijn en we willen geen spijkers op laag water zoeken, maar om de verspreiding van een virus te vertragen teneinde overbelasting van de intensieve zorgafdelingen in onze ziekenhuizen te vermijden – daarom moeten we ‘in ons kot’ blijven –, lijkt de vrijheidsbeperkende bevoegdheid van de minister van Binnenlandse Zaken in de wet over de civiele veiligheid niet bedoeld te zijn.
Zaterdagclub
Om de pil van de volmachten te vergulden, mogen elke zaterdag negen voorzitters en één fractieleider van de ‘coronapartijen’ aan de tafel van het kernkabinet aanschuiven. ‘Een zuiverder staaltje particratie valt niet te bedenken’, aldus Marc Reynebeau (De Standaard, 25 maart), en hij was niet de enige die het gebrek aan democratische legitimiteit van de vergadering hekelde.
Omdat een representatieve democratie niet zonder politieke partijen kan, is met gesprekken tussen en informeel overleg onder partijvoorzitters eigenlijk niets mis, en dus ook niet met de ‘zaterdagclub’. Het is zelfs goed dat ook de oppositiepartijen die de regering bijzondere machten hebben gegeven in deze coronatijden mee de samenleving sturen. Of dat de partijvoorzitters of de fractieleiders zijn, is bijzaak.
Collaterale schade
Meer dan de particratie zit dezer dagen de virocratie aan het stuur van de samenleving. Democratische besluitvorming houdt per definitie rekening met adviezen. Daarom is het wijs dat onze regeringen luisteren naar virologen, epidemiologen en andere experts – al staan zij voor goeddeels onbekend terreinen op glad ijs.
De virocraten hebben één grote doelstelling: onze ziekenhuizen niet overbelasten om zoveel mogelijk mensenlevens te redden. Het is een volkomen begrijpelijke en legitieme doelstelling, maar ze weegt wel extreem zwaar op het beleid. Intussen lopen andere segmenten van de samenleving – economie, onderwijs, familie, cultuur, sport, … – flink wat collaterale schade op. In hoeverre en hoelang nog valt dat te rijmen met het algemeen belang dat de politiek moet behartigen?
Dat de sluitings- en verbodsmaatregelen wat te ver zijn doorgeschoten, is intussen duidelijk. Enkele ervan zijn gelukkig al verfijnd. De aanstelling van een groep van experts die een extrastrategie moet ontwerpen, geeft uitzicht op een versoepeling van maatregelen en doet hopen dat het algemeen belang meer aandacht en weer ruimte krijgt. En hoop doet leven.