JavaScript is required for this website to work.
post

Digitaal, maar met te korte beentjes

Manu Van der Aa25/3/2020Leestijd 4 minuten
Vroeger moest je wat over hebben om een krant te zoeken in de bib. Met de
digitalisering kan dat allemaal vlotter. In theorie dan toch. (Beeld:
Rijksmuseum Amsterdam)

Vroeger moest je wat over hebben om een krant te zoeken in de bib. Met de digitalisering kan dat allemaal vlotter. In theorie dan toch. (Beeld: Rijksmuseum Amsterdam)

foto © Antonio Molinari

De KBR heeft miljoenen oude kranten en tijdschriften gedigitaliseerd. Hoog tijd dat die door iedereen altijd en overal bekeken kunnen worden

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

‘A man will turn over half a library to make one book’, zei Samuel Johnson in maart 1775 tegen zijn biograaf James Boswell. Dat is nog altijd waar, alleen is het werk van de schrijver-onderzoeker, wat de praktische kant van de zaak betreft, wel wat veranderd sinds we het digitale tijdperk zijn ingetreden.

Negentiende-eeuwse liftkooi

Natuurlijk, je kwam wel eens ergens in die predigitale tijden: om een oude krant of een antiek tijdschrift te raadplegen, kon je in Antwerpen terecht in een ietwat vervallen gebouw — weliswaar met een prachtige negentiende-eeuwse liftkooi — aan de Minderbroedersrui. Als ze het daar niet hadden, kon je naar de Koninklijke Bibliotheek in Brussel of Den Haag.

Als je geluk had, mocht je de oude publicaties op papier raadplegen. Vaak met nefaste gevolgen, want zelfs voorzichtige omgang leidde soms tot scheuren van het broze, verzuurde papier. Maar meestal kreeg je om die reden toen al enkele rollen microfilm of een bakje microfiches. Interessante vondsten konden in het beste geval gefotokopieerd worden, al was overschrijven vaak de enige optie. Het was, kortom, een tijdrovend en onpraktisch gedoe.

Digitaliseringsprojecten

Daar is de laatste jaren door verschillende digitaliseringsprojecten flink wat verandering in gekomen. Er zijn niet alleen wereldwijde, al dan niet commerciële initiatieven zoals Google Books, ook plaatselijke instellingen hebben ondertussen al een deel van hun meest kwetsbare en/of zeldzame werken ingescand. Wegens de doorgaans mindere papierkwaliteit enerzijds en hun zeldzaamheid anderzijds zijn dat vooral kranten en tijdschriften.

Wat het Nederlandse taalgebied betreft, zijn er verschillende bibliotheken en archieven met eigen projecten. Overkoepelend is er DBNL — de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren — een initiatief gesteund door de Taalunie, de Vlaamse Erfgoedbibliotheken en de Nederlandse Koninklijke Bibliotheek. Dit platform biedt vrijwel uitsluitend literaire werken aan, die online raadpleegbaar zijn.

Sinds 2013 beheert de Nederlandse Koninklijke Bibliotheek daarnaast nog de algemenere site Delpher, die historische boeken, kranten en tijdschriften online ter beschikking stelt. Op dit ogenblik gaat het om meer dan 100 miljoen pagina’s en er komen er nog elke dag bij.

De Belgische Koninklijke Bibliotheek (KBR) kwam jaren later met een gelijkaardige site op de proppen: BelgicaPress voor historische kranten in 2018, met op dit moment ongeveer een 4 miljoen pagina’s, en pas sinds deze maand ook BelgicaPeriodicals voor de tijdschriften. Het aanbod op de laatste site is nog erg beperkt, maar het is een begin.

Gebruiksgemak

Voor de onderzoeker en de gewone liefhebber betekent dit een enorme winst op het gebied van gebruiksgemak. Zo zijn vaak unieke publicaties voor meerdere mensen tegelijk beschikbaar, worden de werken niet verder beschadigd door gebruik, en is niemand nog aan openingsuren of bewaarplaatsen gebonden — tenminste, in theorie.

Lees verder onder de afbeelding.

KBR screenshot

Want wat wil het geval: voor een groot gedeelte van de gedigitaliseerde kranten op BelgicaPress krijgt de geïnteresseerde lezer wanneer hij op de link naar zijn zoekresultaat klikt, volgende frustrerende mededeling: ‘U kunt deze krant enkel bekijken in KBR’. Zeker in deze tijden waarin thuiswerken om diverse redenen niet alleen al jaren wordt aangemoedigd en op dit moment door de omstandigheden zelfs niet anders kan, klinkt dit absurd, nee, is het dat ook.

Auteursrecht

De onbeschikbare pagina’s dateren van na 1918, volgens de verantwoordelijken van de KBR liggen hier problemen met de auteursrechten aan ten grondslag. Een leger van advocaten heeft dat allemaal uitgezocht. Dat zal wel, maar er rammelt toch van alles aan deze argumentatie.

Ten eerste loopt het auteursrecht tot 70 jaar na het overlijden van de auteur. Van iemand die in 1918 op zijn 20ste begon te publiceren en 75 jaar oud werd, loopt het auteursrecht nog tot 2043. Volgens de KBR-site bedraagt de termijn voor kranten 100 jaar, maar op welke wettelijke basis dit gebaseerd is, wordt niet toegelicht. Overigens zouden dan inmiddels ook de kranten van 1919 beschikbaar moeten zijn, wat niet het geval is.

1918 lijkt me een arbitraire datum, aangezien andere sites, zoals Kempense Kranten op zijn site stelt: ‘De collectie vanaf 1945 tot 2008 kan je — wegens de wet op de auteursrechten — enkel raadplegen in de archieven, documentatiecentra en bibliotheken van de k.ERF-regio’. In de Kempen gelden er wel vaker andere regels dan in Brussel, maar beide zijn toch gehouden aan dezelfde internationale auteurswet, gebaseerd op de Berner Conventie van 1886, die vandaag door 176 landen wordt erkend.

Buurlanden: andere praktijk

Ten tweede wijkt deze praktijk af met die in onze buurlanden: zowel het Nederlanse Delpher als de Franse tegenhanger Gallica van de Bibliothèque Nationale de France bieden gratis onbeperkte toegang aan de thuisgebruiker, overal in de wereld. In hun gebruiksvoorwaarden leggen zij de verantwoordelijkheid met betrekking tot auteursrechten bij de gebruiker, waar ze mijns inziens ook thuishoort. Het is pas wanneer iemand geld probeert te verdienen met teksten waar nog auteursrecht op rust, dat er zich een probleem stelt. De instellingen zelf bieden een dienst aan, waar ze niks aan verdienen, integendeel.

Belnet

Ten derde: zelfs toen bibliotheken werken alleen fysiek ter beschikking stelden, mochten mensen toch ook alles thuis raadplegen zonder dat er moeilijk gedaan werd over de auteursrechten? Waarom zou er dan nu een probleem moeten zijn met thuisraadpleging van de digitale versies? De vorm is anders, het principe hetzelfde.

De hele theorie wordt bovendien ondergraven door het feit dat ondanks de mededeling op de site (‘enkel bekijken in KBR’), alle leden van het onderzoeksnetwerk Belnet toegang hebben tot de volledige content van BelgicaPress en BelgicaPeriodicals. Het gaat om zowat 200 instellingen (universiteiten, hogescholen, onderzoekscentra etc.) met circa 800 000 eindgebruikers (personeelsleden en studenten), die zowel op hun werkplek als thuis vanop hun eigen computer het gedigitaliseerde materiaal kunnen raadplegen.

In de leeszalen van hogeschool- en universiteitsbibliotheken hebben ook derden toegang via de plaatselijke computerterminals. Voor Belgische onderzoekers zoals ik, die niet (meer) aan een Belnet-instelling verbonden zijn, kan dat enigszins soelaas bieden. De kern van de zaak is echter dat deze 800 000 potentiële thuisgebruikers blijkbaar geen probleem vormen voor het auteursrecht.

Iedereen, altijd en overal

Het is al te gek dat ik thuis wel naar hartenlust door de Franse en Nederlandse historische kranten en tijdschriften kan bladeren, maar voor de Belgische gebonden ben aan bepaalde plaatsen en tijdstippen.

Het wordt hoog tijd dat de KBR op zijn site nog duidelijker aangeeft dat de digitale pers van na 1918 op veel meer plaatsen raadpleegbaar is dan enkel in hun gebouwen. Nog beter zou zijn dat ze de boel meteen helemaal opengooien voor iedereen, altijd en overal — zeker nu de KBR en zowat alle bij Belnet aangesloten instellingen voor onbepaalde tijd gesloten zijn.

Manu van der Aa (1964) is literatuurhistoricus en stichtend redacteur van het literair-historisch tijdschrift Zacht Lawijd. Hij publiceerde o.m. over E. du Perron, Michel Seuphor, Gerard Walschap, Alice Nahon, Paul-Gustave van Hecke en Paul Méral.

Commentaren en reacties