JavaScript is required for this website to work.
Binnenland

Discussie over verschillen in nettarieven is onzin

Nettarieven van distributienetbeheerders moeten van elkaar verschillen

Guido Camps 30/10/2021Leestijd 5 minuten
De verschillen in nettarieven onderling zijn heel goed uit te leggen.

De verschillen in nettarieven onderling zijn heel goed uit te leggen.

foto © Siebe Swart

In tegenstelling tot beweringen van de VRT en de minister zijn de onderling verschillende nettarieven per elektriciteitsnet goed te verklaren.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Nettarieven van distributienetbeheerders zijn noodzakelijkerwijs verschillend. Staat u mij toe daar een kleine, droge, doch noodzakelijke inleiding bij te geven. Nettarieven voor het gebruik van een distributienet voor elektriciteit (of gas) door een distributienetgebruiker horen kostenreflectief te zijn. Dit wil zeggen dat de tarieven opgebouwd zijn in functie van de onderliggende kosten, per spanningsniveau (hoogspanning, middenspanning, laagspanning).

Deze simpele basisregel leidt tot verschillende nettarieven voor verschillende netbeheerders. De reden hiervoor is dat zij andere afnames en een ander aantal netgebruikers per spanningsniveau hebben. Ook hebben zij andere investeringen per spanningsniveau.

‘Het valt niet uit te leggen’

De negatie van deze simpele basisregel leidde tot een populistische reportage op de VRT over de ongelijke nettarieven van de Vlaamse distributienetbeheerders. Op de webstek van VRT NWS verscheen ook nog een uitgebreide nota waarin ze alle nettarieven met elkaar vergeleken. Eerst vergeleken ze de nettarieven binnen Vlaanderen onderling, waarna ze die ook met Duitse en Nederlandse tarieven vergeleken. Deze nota heeft op de webstek van de VRT geen lang leven gekend. Gelukkig. We konden er zelfs in lezen dat de nettarieven willekeurig werden vastgelegd.

Toen de VRT-reporter de Vlaamse minister van Energie over de verschillen tussen de nettarieven ondervroeg, antwoordde ze: ‘Het valt niet uit te leggen.’ Daarom snel ik haar hierbij te hulp. Het verwondert me trouwens dat deze minister in de media meermaals de kastanjes uit het vuur komt halen over deze materie. Deze behoort eigenlijk uitsluitend tot de bevoegdheden van de energieregulator VREG.

Verschillen in gebruikersdichtheid, afnamegrootte en bekabeling

Vooral de volgende factoren veroorzaken de verschillen in de nettarieven.

Er is een verschil in densiteit van de netgebruikers ten opzichte van het net in zijn geheel. Zo zijn de tarieven van de Antwerpse Intercommunale (IMEA) en van Brussel-Noord (Grimbergen, Wemmel) veel lager dan de nettarieven van Gaselwest. Daar ligt het aantal netgebruikers per kilometer leiding, kabel of andere infrastructuur — zoals transformatoren en dergelijke — veel lager dan in Antwerpen of Brussel.

Ook de samenstelling van de netgebruikers zelf kan erg wegen op de uiteindelijke kost per residentiële netgebruiker, indien grote(re) ondernemingen in het netgebied aanwezig zijn. De nettarieven worden berekend per afgenomen kilowattuur en wanneer dus een grootverbruiker veel kilowattuur afneemt, dan neemt hij ook vele kosten voor zijn rekening. Hierdoor komen de andere netgebruikers uit bij een lager nettarief. Samen met de minister van Energie zijn we benieuwd naar de verschuiving van de nettarieven en hun verschillen, wanneer de tarieven berekend zullen worden naargelang het aangesloten vermogen (meestal 9 tot 12 kilowatt voor de residentiële verbruiker). Deze verandering zou ergens in 2022 moeten ingaan.

Tot slot zijn er ook netbeheerders (bijvoorbeeld sommige kustgemeenten) die meer kabels ondergronds hebben aangelegd dan andere. Dit leidt weer tot hogere kosten en dus ook tot hogere nettarieven.

Uniformering van nettarieven is gepasseerd station

Deze vaststelling van verschillende nettarieven is verre van nieuw en reeds lang geleden heeft men gepoogd die te uniformeren. Helaas zal dit bij een dergelijke oefening altijd bepaalde netbeheerders benadelen. Tenzij men de nettarieven zou uniformeren op het hoogste bestaande nettarief. Niemand acht dit echter wenselijk en politiek is het niet haalbaar.

Maar ook bij het gemiddelde tarief zullen de duurdere netbeheerders zich niet akkoord kunnen verklaren. Dit is omwille van het in dat geval ontstane verlies. Daar komt bij dat ook de goedkopere netbeheerders niet ermee akkoord zullen gaan om hun bevolking meer te laten betalen. Deze discussie dateert al van de regeerperiode van begin deze eeuw (toen Patrick Janssens nog burgemeester was van Antwerpen). Een nieuwe poging tot uniformering zou zich herhalen bij de poging tot gedeeltelijke overname door de Chinezen van het Eandis-aandeelhouderschap.

Onvergelijkbaar

Wat de internationale vergelijking nog meer hypothekeert is de perimeter van het net. Deze netten, zowel distributie als transmissie, worden onderverdeeld op basis van het spanningsniveau waarop de netgebruikers zijn aangesloten. (Dan hanteert men de gekende 220 volt voor residentiële gebruikers, opgaand tot 380 kilovolt voor de hoogste spanningsniveaus.)

Welnu, ook hierin is België een uitzondering, in die zin dat de buurlanden de spanningsniveaus van de distributie op andere niveaus afbakenen. Dit gebeurt door op veel hogere spanningsniveaus te beginnen waarop gebruikers gewoonlijk veel hogere volumes afnemen. Dus ook hier vergelijkt de VRT-reporter appelen met peren.

Terloops merkt hij op dat deze verschillende nettarieven niet alleen van toepassing zijn in het geval van sociale leveranciers. Neen, zij zijn ook van toepassing voor een gangbare commerciële leverancier (de distributienetbeheerder wordt sociale leverancier benoemd wanneer een klant ‘gedropt’ wordt en door hem verder wordt beleverd). Maar dit melden ze niet in de VRT-reportage.

Een klimaatinkomen!

Maar er is meer diepgroen gedachtegoed te vinden op de webstek van VRT NWS, met een artikel onder de titel Hoog tijd voor het klimaatinkomen. Deze nota is beslist een langer leven beschoren dan de nota over de verschillende nettarieven. De auteurs van deze nota bepleiten dat de opbrengst van de koolstoftaks, in de nabije toekomst begroot op ongeveer 1.2 miljard euro opbrengst voor België, best kan dienen om een duurzame energietransitie te bewerkstelligen. Tot daar nog aan toe.

Maar verderop schrijven de auteurs in hetzelfde artikel over een ‘olifant in de kamer’ ten bedrage van niet minder dan 13 miljard euro. Dit zijn de totale subsidies die zouden toegekend worden aan de fossiele brandstoffen. Hallo?

Verwonderd over dergelijk gigantisch bedrag, raadpleegde ik de betreffende studie van de Bond Beter Leefmilieu waarnaar de auteurs verwijzen. En zowaar gaat het over de kost van de sociale gas- en elektriciteitstarieven, het OCMW-fonds voor energietoegang, het sociaal stookoliefonds, maar ook over het fiscaal gunstige tarief voor bedrijfswagens, het fiscaal regime voor tankkaarten, enzovoorts. De bedoelde subsidie is blijkbaar het verschil tussen de gangbare marktconforme prijs en de verminderde sociaal gecorrigeerde prijs. Kritiek hierop zou men niet zo direct verwachten van milieuactivisten, omdat zij toch iedereen mee willen hebben in de energietransitie.

Een ‘klimaatinkomen’ van 13 miljard euro dat zou moeten komen van een koolstoftaks betekent een bijkomende taks van 3% van het bnp. Dat zou het totale Belgische overheidsbeslag doen stijgen van 54% tot 57% van het bnp.

Windenergie op de Noordzee

Op vrijdag 15 oktober communiceerde het avondjournaal ‘triomfantelijk’ over de grotere capaciteit van de te verwachten windmolens, à rato van 17 megawatt per windmolen. Voorwaar top! Eén krant maakte zelfs gewag van windenergie voor alle Belgen.

De volgende dag, 16 oktober 2021, bracht ik een bezoekje aan de webstek van Elia. Daarop wordt elke dag de te verwachten vraag naar elektriciteit en het voorziene aanbod van energiemix gepubliceerd. Die leert dat van de die dag benodigde 7.700 megawatt niet minder dan 6.000 megawatt nucleair voorzien werd. En er was geen spoor van wind-, noch van zonne-energie. Het geeft een voorsmaakje van wat ons te wachten staat.

Een vriend berichtte me dat er bij de verdubbeling of verdrievoudiging van het vermogen van de windmolens, in dagen zonder wind, niet dubbel of driemaal zoveel energie wordt geproduceerd. Dat is een ludieke manier om te zeggen dat er op de Noordzee elk jaar ongeveer 3.500-4.000 vollast winduren zijn, maar in één jaar zijn er wel 8.760 uren (of 8.784 uren in een schrikkeljaar). En onthoud toch maar dat 1 nucleaire megawatt overeenkomt met bijna 2-3 megawatt wind.

Guido Camps is voormalig directeur van de CREG.

Commentaren en reacties