JavaScript is required for this website to work.
post

Dood én onvergankelijk

De senaat is de meest perfecte Belgische instelling

Johan Sanctorum27/6/2019Leestijd 4 minuten

foto ©

De senaat: zoals het koningshuis een nutteloze instelling die iedereen wil afschaffen, maar die nooit zal verdwijnen. Straffer nog: eens gecoöpteerd, bezingen de grootste critici de lof ervan. Hier moet echt een transformatie gaande zijn, die met de essentie van de nv België zelf te maken heeft…

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Het is Mark Eyskens die ooit op zijn visitekaartje Minister van staat in ontbinding liet drukken. Dat is geestig gevonden, maar er zit nog een fameuze dubbele bodem onder. Een normaal, natuurlijk ontbindingsproces heeft te maken met afsterven en plaats maken voor nieuw leven, met het ongedierte als opruimers. Maar de opruimers krijgen bij ons geen kans en er komt ook geen nieuw leven: België overleeft zichzelf omdat het zijn ontbindingstijd bevroren heeft. De achtereenvolgende staatshervormingen illustreren dat perfect: ze maken deel uit van een techniek van het uitstel, een verdaging naar de Griekse kalenden zoals dat heet, waardoor het einde nooit bereikt wordt.

Traagheid en temporiseren zijn de sleutelwoorden, ook vandaag in het post-electorale afkoelproces. België heeft geen normale geschiedenis, geen verloop, geen ontwikkeling, enkel een toestand van organen buiten werking die in een steriel medium zijn gedrenkt en nog eeuwen kunnen meegaan. Staatslieden zijn bij ons vooral meesters in de conservatie, vader Mark Eyskens was trouwens een van de grootste. Alle vitale sappen worden uit de staat geëxtraheerd, en in de plaats wordt een politiek-institutioneel serum gespoten dat alle organische processen, dus ook de afbraak,  stopzet. Onwillekeurig komen ons exposities voor de geest genre Körperwelten van de anatoom Gunther von Hagens, die een speciale techniek ontwikkelde, de plastinatie, om dode lichamen perfect te conserveren. En daar wereldwijd furore mee maakt.

Het Belgisch koningshuis, met aan het hoofd een vorst die beweegt als een zombie, toont ons daarvan een mooie choreografie die alle kunstzinnige evocaties rond dood en mummificatie in de schaduw stelt. Het is puur genieten van 21 juli en de jaarlijkse Kersttoespraak. Daarnaast is er een instelling die deze dodendans quasi evenaart: de senaat. Sinds het vlinderakkoord overbodig, werkloos, maar niettemin een realiteit die duurzaamheid uitstraalt net door zijn afwezigheid van activiteit. Vijftig deelstaatsenatoren en nog eens tien gecoöpteerde senatoren, onder de partijen verdeeld, worden afgevaardigd om één keer per maand zich te bekwamen in het niets te doen en niets te beslissen. Ze zijn een ‘ontmoetingsplaats tussen de gemeenschappen’, een poëtische manier om een kast met opgeprikte, in formol gedrenkte vlinders te omschrijven.

Een ware metamorfose

Körperwelten (Brussel, 2008): zo speel je met kaarten, door de kiezer geschud

Coöptatie, wat een wonderlijk woord. Talloos zijn de columns en artikels, zelfs wetsvoorstellen, waarin voor de afschaffing van de senaat wordt gepleit, maar het is pantomime, voor de galerij, en de auteurs weten dat ook. Voor die afschaffing moet namelijk de grondwet herzien worden en dat is voor de volgende legislatuur al uitgesloten. Dat een gecoöpteerd senator toch een goeie 3.600 euro bruto per maand verdient om zich aan de leegte te wijden (de anderen krijgen sowieso hun vergoeding als parlementslid) is één zaak. Echter, nog opmerkelijker dan de nutteloosheid van de instelling, is de manier hoe gecoöpteerde senatoren er plots wél de zin van inzien. Het kan zijn dat ze maar wat raak kletsen om zich een houding te geven, maar misschien is het wel het gevolg van een echte metamorfose, eentje zoals Bert Anciaux (SP.A) er al een aantal heeft doorgemaakt.

’Een schoonheidsfout’ noemde Bert ooit het fenomeen dat er nog steeds 10 gecoöpteerde senatoren vegeteren in de Senaat. ‘In de praktijk wordt het veelal gebruikt om niet-verkozen politici ‘op te vissen’, wist hij. Nu wordt hij zelf opgevist, toont zich ‘blij verrast’ en wil ‘een creatieve invulling geven aan zijn functie’. Ik geloof hem, dit is echt voortschrijdend inzicht. Ook de mummie naast hem, de gecoöpteerde Mark Demesmaeker (NV-A), lid van de partij die voortdurend beweert de instelling te willen afschaffen, bezingt zijn finale transformatie in de meest lyrische bewoordingen: ‘De Senaat is overbodig, maar zo krijg ik de mogelijkheid om in de Raad van Europa of de OVSE te blijven werken rond mensenrechten. Maar dat betekent niet dat we de Senaat nieuw leven zullen inblazen’.

Let op de subtiele formulering ‘ geen nieuw leven inblazen’: de senaat is dood, maar niet vergankelijk. Wie de senaat betreedt, wordt dus in principe onsterfelijk, zoals de instelling én zoals de staat zelf. Herman De Croo (Open Vld) zei ooit: ‘Als de kiezer dat wil, blijf ik Kamerlid tot aan mijn dood. Daarna verhuis ik naar de Senaat’. Elke politicus, van welke partij ook, wil eindigen in een gemummificeerde toestand, onze democratie is er een van grote en kleine would be-Farao’s.

Reporters

Telefoonjournalistiek

Zo wordt de senaat het meest perfecte Belgische lichaam en de coöptatie de bezegeling van een conserveringsproces. Confederalisme? Dat was al een ersatzproduct voor Vlaamse onafhankelijkheid, waar niemand nog over spreekt. Maar ook die Belgische confederatie komt er niet tenzij in een minimalistische vorm, let op mijn woorden. Achter de eeuwige lach van Bert Anciaux, maar ook het getouwtrek van Bart De Wever en Elio Di Rupo, glimmen de Körperwelten en worden we ons bewust van het feit  dat we allen min of meer verdwaalde bezoekers zijn in een ietwat luguber museum. Zoeken naar de uitgang, een misschien niet geheel nutteloze bezigheid.

Op de pers moeten we niet rekenen. Ik heb de indruk dat zelfs gerenommeerde Wetstraatjournalisten niet weten hoe België in mekaar zit. Over de dagjespolitiek, wat ze in de wandelgangen en aan de dis hebben opgevangen, ja, daarover kunnen ze onderhoudende columns volschrijven, elke dag weer. Maar het DNA om het zo te noemen, de essentie van de nv België, ontgaat hen compleet. ‘Het zijn voor ons moeilijke tijden’, lamenteren Bart Brinckman en Liesbeth Van Impe op televisie, ‘we bellen naar politici, (waarvan ze natuurlijk alle telefoonnummers hebben), ‘en ze laten het achterste van hun tong niet zien, wij moet maar gissen, ze zeggen A en doen B’. Dat is tekenend voor het soort telefoonjournalistiek waar de mainstream media zich mee bezig houden.

Ze zouden beter wat minder bellen, wat minder gaan eten, en wat meer studeren. Dan zouden ze misschien opmerken dat de politici niet over België beslissen, maar andersom. En dat alle politieke charades, ook de huidige, zich maar afspelen als tijdverdrijf in een land waar de tijd gewoon stil staat. De koning houdt zijn beslissing in beraad, de senaat is al geïnstalleerd, en meer hoeft dat niet te zijn. SPQB.

Johan Sanctorum (°1954) studeerde filosofie en kunstgeschiedenis aan de VUB. Achtereenvolgens docent filosofie, tijdschriftuitgever, theaterdramaturg, communicatieconsultant en auteur/columnist ontpopte hij zich tot een van de scherpste pennen in Vlaanderen en veel gevraagd lezinggever. Cultuur, politiek en media zijn de uitverkoren domeinen. Sanctorum schuwt de controverse niet. Humor, ironie en sarcasme zijn nooit ver weg.

Commentaren en reacties