JavaScript is required for this website to work.
post

Drie opera’s voor de prijs van één

Guido Lauwaert22/4/2017Leestijd 8 minuten

OPERA21 is een muziektheaterfestival en presenteert veertien opera’s waarvan vijf wereldcreaties. Uw cultuurspion koos er drie uit.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

INFINITE NOW 

Een gloednieuwe opera in zes bedrijven van de hand van Amerikaans-Israëlische componiste Chaya Czernowin [1957]. Opera is wat te ver gezocht, eerder een muziekcompositie waar een tekst op geplakt is. Een libretto – zonder een A naar Z verhaal – gesigneerd Luk Perceval en de componiste. Aan de basis ervan staat de theaterproductie Front  [Thalia Hamburg-NTGent], die op zijn beurt leentjebuur speelde bij Im Westen nichts Neues, een oorlogsroman van Erich Maria Remarque uit 1929.

Twaalf spelers, zes acteurs en evenveel zangers, gaan met het tekst- en muziekboek aan de slag, geregisseerd door Luk Perceval. Onder zijn leiding is deze productie geen vervelende zit geworden. Het succes heeft de voorstelling vooral te danken aan een sobere choreografie en een strak zwart/wit decor dat wisselt ten bate van het perspectief. Een ruim 2,5 uur durende muzikale uitvoering zonder de hand van Perceval en zijn per productie groeiende zuivere lijn, het publiek loopt de zaal uit. De compositie is een minimalistische mix van elektronische en live uitgevoerde nabije en verre frontgeluiden. Prima gedaan, al geldt voor muziek evengoed wat opgaat voor de literatuur: ‘Wat in één woord gezegd kan worden, hoeft geen tweede.’ Een half uur korter, zelfs dan zou de toeschouwer begrepen hebben waar het de componiste om te doen was.

Wat Czernowin muzikaal wilde vertalen is het fenomeen gekend als de Shell Shock – zijnde de schade die de hersenen opliepen door de ontploffingen van granaten, samen met wat aan de basis ligt van het Vietnamsyndroom. Ze is daar redelijk, bij momenten uitstekend in geslaagd, al kon het, zoals eerder gezegd, met minder noten. Het was dan ook, in zijn tergend langzame momenten zoeken bij wie en wat de componiste haar inspiratie haalde. Bij twee films, aha. Vooreerst Apocalypse Now [1979] van Francis Ford Coppola waarin het hoofdpersonage via surrealistische belevenissen op zoek gaat naar zichzelf. Hoe dieper hij de brousse intrekt, hoe zwarter hij zijn innerlijke strijd ziet.
De tweede film is 2001: A space Odyssee van Stanley Kubrick. De beelden van een op hol geslagen ruimtetuig dat dieper en dieper de kosmos induikt en terechtkomt in een ander sterrenstelsel, worden gevoed door de muziek van György Ligetti.
Plakken we de titels van die twee films op de opera, dan worden de inspiratiebronnen nog duidelijker. De ‘Now’ uit de titel van Czernowins compositie komt voor in de film van Coppola en ‘Infinite’ betekent evengoed een Odyssee als in Kubricks film.
Waar in deze films ruimte is voor een vrolijke noot, de ‘opera’ Infinite Now heeft die geen seconde. De enige verklaring hiervoor is dat de componiste de vrolijke noot wel zag maar weigerde die te voeden. Vanuit de overtuiging dat soldaten en veteranen de vrolijke noten [kanten] van de oorlog wel zagen, maar dat hun het lachen is vergaan. 

Felicitaties voor dirigent Titus Engel en het Symfonisch Orkest Opera Vlaanderen. Wat strak staat, wordt koel geserveerd. Dirigent en orkest zijn dienstplicht verschuldigd aan de componiste, en door de juiste verhouding meester/knecht versterkt dat hun aandeel. Mede dankzij hen is Infinite Now een stijlvolle productie, al blijft het een zware zit, door die twaalf noten teveel. Want elke noot wordt gemiddeld drie minuten aangehouden. Even rekenen: 12 x 3 = 36 minuten. Een goed half uur, zoals ik al zei.

MENUET
Iedereen heeft wat en aan alles mankeert iets. Bij Louis Paul Boon [1912-1979], de Emile Zola van Vlaanderen, was het zijn voyeurisme en de streek waar hij afkomstig van was. Aalst, en in het bijzonder de volkswijk Erembodegem, heeft tot de economische boom van de jaren zestig geleden onder een onmachtsgevoel. De onmogelijkheid om te ontsnappen aan de armoede naar geest en lichaam.
Boon mag dan een gevierd schrijver zijn geweest, in wezen is hij altijd een simpele arbeider gebleven. Het grootse aan volksschrijver Boon is dat hij het onmachtsgevoel in romans wist te vangen. Boon is een historicus, al van bij zijn eerste [gepubliceerde] roman, De voorstad groeit [1942]. Het verval van de arbeider in zijn volksromans werd zelfs een obsessie, doorgetrokken tot zijn psychologisch karakter. Specifiek de eigen erotische aard, en nog meer bloot leggend, zijn voorliefde voor elfjes. Het bleef bij een droom, wat het Nederlands taalgebied wel een aantal schitterende romans heeft opgeleverd. Ze waren zelfbehandeling tegen wat nog steeds een geestelijke afwijking wordt genoemd. Die zelfbehandeling heeft Boons leven tot zijn dood aangehouden. Zijn laatste roman is Eros en de eenzame man en verscheen pas na zijn dood.
De eerste in dat genre is Menuet [1955]. Zeer autobiografisch van aard, maar het bijzondere eraan – nieuw voor de Nederlandse literatuur – is dat hij het verhaal op elke pagina versterkte met een boventiteling in de vorm van krantenknipsels. Ze handelen, vaak geïllustreerd met foto’s, over verkrachte meisjes, incest, inteelt en kindermoord. Het verhaal van Menuet is snel verteld. Man wordt door zijn vrouw betrapt terwijl hij zit te prutsen aan het huishoudhulpje. Autobiografisch, ten volle, tot zijn schielijke dood zal zijn vrouw Jeanneke tegen intimi klagen over Louis’ seksuele afwijking.
Het erotisch verhaal zit vernuftig in elkaar. Het voorval wordt achtereenvolgens door de drie personages, man, vrouw en meisje,  verteld. Elk speelt slachtoffer en getuige. Je kan het een deel van de zelfbehandeling noemen: hoe ervaart de andere wat ik heb gedaan en wat is er schuldig aan?

Deze dans in driekwartsmaat, een menuet dus, is goed tot haast helder behouden in de opera, gelanceerd als ‘Driebubbel zicht op eenzaamheid’, een totaal foute invulling. Los daarvan is de opera een beeldend zeer mooi spektakel [!] met een drukkende maar passende muziekscore, strak gedirigeerd door Filip Raté, wat de live uitvoering door het terecht gerenommeerde Ensemble Spectra enkel ten goede komt. Zwak punt is de regie. Fabrice Murgia heeft een tergend langzaam tempo aangehouden. Niet bevorderlijk voor het behoud van de intimiteit van het gebeuren, en in haar verlengde, het verhaal. Er valt te leven met de regie en het spel zal na een paar voorstellingen aan soepelheid winnen.
Het gevaarlijke aan bewerkingen van romans tot libretto’s of teksttoneel is dat er veel innerlijke worsteling verloren gaat. Menuet is daar aan ontsnapt, althans naar het einde toe. Het eerste kwartier van deze vijf kwartier durende voorstelling groeide het gevoel alsof enkel het oppervlaktewater werd behouden. Dramaturge Barbara Engelhardt is een vrouw en dat is aan de bewerking ook te zien. Het eerste deel van de drie maten van de dans luistert de toeschouwer naar de getuigenis van de man. Niet sterk. Sterkte wordt pas gehaald in het tweede deel, wanneer het meisje haar kijk op het voorval vertelt en beresterk wordt het in het derde deel, als de vrouw haar hart lucht. Dan wordt eindelijk de diepe worsteling zoals weergegeven in de roman pijnlijk duidelijk; van haar én van de twee anderen.
De zwakste schakel van deze productie is Raimond Note [bariton] als de man. Hij kan zingen maar is een ijsklomp. Gevoel kan hij niet overbrengen, wat zich overplant in zijn motoriek. Een lichaam moet reageren op de stem. Is dat omgekeerd zitten we in het amateurtoneel. Daar lijkt Nolte nog steeds in te zitten. Cécile Granger [sopraan] als het meisje kleurt op voortreffelijke wijze het karakter van de pre-puberaal meisje. De graad van Uitmuntendheid wordt bij deze uitgereikt aan Tineke Van Ingelgem [sopraan] als de vrouw. Voor de toeschouwer is het genieten geblazen hoe zij extraversie en introversie verweeft. Nu eens is het extra het spiegelbeeld van de intro en plots is het net het omgekeerde. Boons worsteling komt door haar – en in het derde deel – pas ten volle tot bloei.

Menuet is geslaagd als opera. De moeite van een tweede visie waard, wanneer de voorstelling aan tempo gewonnen heeft. Dat wordt een evenwichtsoefening tussen muziek en spel, met de stem als dritte im bunde. Goed dat dit Duitse gezegde oprees in mijn aardig gevuld brein, want het herinnerde mij aan het feit dat de voorstelling niet op z’n Duits maar wel in de taal van Schiller en Roth gespeeld wordt. Waarom? Dat te weten is niet nodig om van deze voorstelling te genieten. Die haalt het wel met de totaliteit van de productie. Want niets en niemand is volmaakt en zoals eerder gezegd: Iedereen heeft wat en aan alles mankeert iets.

IN KOOR!
Het begin is het leukste van deze opera, zonder een opera te zijn en ook niet de pretentie te hebben dat te zijn. Puur amusement is de bedoeling en als daar extra centen voor geraapt kunnen worden, op voorwaarde dat het een opera wordt genoemd, is de keuze snel gemaakt. Wat IN KOOR! dan werkelijk is, buiten een plezanterie van een 60-tal bijeengescharrelde hippies van Gent en omliggende landerijen van de derde generatie? Zowat alles wat verband houdt met de amateurvoorstelling van een toneelclub die eens ‘met wat anders’ wil uitpakken, n.a.v. zijn jubileum. ‘Jongens, we bestaan 100 jaar, dat moet een specialleke worden.’ Bekijk je het zo dan is het ‘specialleke’ bijzonder geslaagd, voor wie tevreden is met ‘domweg gelukkig, in de Dapperstraat’ te zijn, om een beroemde versregel uit een sonnet van J.C Bloem te lenen.

Het begin is het binnenkomen van koorzangers, een troepje ongeregeld. Ze groeten elkaar, rekken zich uit, hangen hun jassen ergens op, sleuren stoelen naderbij, verzetten ze, halen flessen  tevoorschijn, zetten die ergens neer, stellen de stoelen weer anders op, sturen een groet naar iemand in de zaal die wist van de bijeenkomst maar niet verwacht werd en toch hé, aanwezig blijkt te zijn. Heel aardig gevonden, en duidelijk waar het op slaat. Het telkens toevoegen van een letterwoord of woord aan de zin ‘ALTIJD DAT BEGINNEN, om over te gaan naar NU GAAT HET BEGINNEN, om vervolgens te eindigen met DIT IS HET BEGIN, is luxe, onnodig want zelfs een verre afstammeling van de idioot van  Fjodor Dostojewski, snapt dat de bijeenkomst een repetitie van een koor is. Maar ja, de apparatuur van een boventiteling is nu eenmaal voorhanden, dus, waarom die niet gebruiken?

Plots stijgt de spanning. De koorleider is gearriveerd. In minder dan geen tijd heeft zich de orde hersteld en vangt de repetitie aan met een stemopwarming en wanneer dat achter de rug is met het opsplitsen van de bende in een vierstemmig canon. Nu wordt het serieus, concentratie dames en heren. De koorleider wendt zich tot de aanwezigen en zegt wat ze gaan doen. Het repeteren van de beginregel van Komm, süβer Tod van het gelijknamige lied van J.S. Bach dat al menige componist tot een variatie heeft gebracht. Een voorbeeld vormt trouwens het slot van de repetitie. Bij onderbrekingen komt iemand vooraan staan, met soms in zijn/haar zog één of twee anderen, en gooit een wijsheid de zaal in, van het gehalte waar Socrates – was hij aanwezig geweest – niet om de gifbeker had gepleit, maar die stante pede had geëist, met een dubbele portie uit het bruine apothekersflesje. Het gebeurt wel eens dat iemand midden in een repetitiemoment uit de groep stapt, in vervoering raakt – aan zijn blik te zien, en een quote van een scheurkalender uitbraakt, gevolgd door een aanvulling van eigen makelij. Enfin, na drie andere brokstukken van liederen te hebben gerepeteerd, wordt de repetitie afgesloten met Immortal Bach, een herwerking door Knut Nystedt [1915-2014] van het beginlied.

Het geheel bekijkend kan IN KOOR! beschouwd worden als een zoveelste variant op het toneelgenre Opera buffa, een muziekkomedie. Een treffend voorbeeld hiervan is het Mistero Buffo, een satirisch toneelstuk van Dario Fo [Nobelprijswinnaar Literatuur 1997] uit 1969. De Vlaamse versie ging in première in 1972, in de repetitiezaal [!] van de Brusselse Muntschouwburg. De troep heette De Nieuwe Scène. De voorstelling – met liederen vooral beklijvend door de muziek van Wannes van de Velde – heeft het Vlaamse toneel geschokt en van zijn parochielucht bevrijd.
Een tweede vaststelling. Mijn vermoeden, gevormd bij de lezing van de promoteksten werd al in de eerste minuten bevestigd. Aan de basis van deze productie ligt een minder bekende film van Federico Fellini. De muziek was van zijn vaste componist, Nino Rota. Kort gezegd gaat de film over een orkestrepetitie. Een orkest komt bij elkaar voor een repetitie in een middeleeuwse kapel. Er is bovendien een televisieploeg aanwezig om opnamen te maken. Elke muzikant vertelt over zijn instrument. Wanneer de ruwe, bazige dirigent aankomt, begint de repetitie. Tijdens de pauze doet de dirigent zijn beklag over het gebrek aan respect dat hij voor zijn vak ondervindt. Na de pauze ontdekt hij dat het orkest in opstand is gekomen tegen hem, wat hem razend maakt. Gaandeweg krijgt hij fascistische streken. Het vreemde is dat het leidt tot de perfecte uitvoering van de compositie.

Is door leentjebuur te spelen bij Dario Fo en Federico Fellini IN KOOR! een opera? Kom, laten we daarover zwijgen. Wat belangrijker is, is dat de voorstelling focuste op een goed doel: acteurs en zangers uit het amateurcircuit een verheven tijd te bezorgen en het theater laagdrempelig te houden. Dat verdient applaus. En de dirigent is schitterend: vakkennis, gepaard aan een stijlvolle presentatie en strenge beheersing als koorleider, zonder fascistische trekjes. Jean-Baptiste Veyret-Logerias verdient na elke voorstelling een ruiker.

guido lauwaert
gent, 2017-04-21

INFINITE NOW – een opera van Chaya Czernowin, naar een libretto van Luk Perceval en de componiste – regie: Luk Perceval – productie Kunsthuis Opera Ballet Vlaanderen, Nationaltheater Mannheim & IRCAM Parijs – info, speeldata: www.operaballet.be

MENUET – compositie: Daan Janssens – regie: Fabrice Murgia – productie: LOD muziektheater, coproducent o.m. deSingel – info, speeldata: [email protected]

IN KOOR! – productie Cie De Koe / CAMPO / KASK – Concept, tekst & regie Myriam Van Imschoot & Willem de Wolf – info over de voorstellingen & tickets: www.campo.nu

Guido Lauwaert (1945) is organisator, regisseur, acteur, auteur, columnist, recensent voor o.a. Het Laatste Nieuws, NRC Handelsblad, Het Parool, VPRO-radio, Knack en Doorbraak. Hij richtte de Poëziewinkel op (later Poëziecentrum) en heeft een grote liefde voor Willem Elsschot en Paul van Ostaijen.

Commentaren en reacties
Gerelateerde artikelen

Mathijs Schiffers beschrijft in ‘Brexit, Brussel, Brabant’ op een verstaanbare manier het reilen en zeilen van de Europese Unie. Het werk is ons boek van de week, verkrijgbaar tegen een voordeelprijs.