JavaScript is required for this website to work.
Multicultuur & samenleven

Duel in de Senaat

tussen een golden retriever en een ideologische draaikont

Jan Becaus7/1/2016Leestijd 5 minuten

een soort halal-Verlichting zou een goed belgisch compromis zijn

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

De Senaat is, sinds hij op wetgevend vlak grotendeels ontmand werd, een dooie boel, maar heel af en toe komt er toch eens wat leven in de brouwerij. In de Commissie Institutionele Zaken kwam het zowaar tot een verbaal duel tussen Ann Brusseel en Bert Anciaux. De twee treden tegen elkaar in het strijdperk met twee voorstellen van resolutie die diametraal tegenover elkaar staan.

Bert Anciaux wil dat de Senaat zich nadrukkelijk uitspreekt tegen een verbod op het dragen van uiterlijke religieuze en andere kenmerken door ambtenaren “ongeacht de plaats of positie waar ze worden ingezet”. Daarnaast moet de overheid ervoor ijveren dat haar personeel in zo groot mogelijke mate een weerspiegeling vormt van de sociaal- en etnisch-culturele variatie in het land. Meer kleur achter het loket, dus, ook mét hoofddoek. Ten slotte wil Bert Anciaux ook dat het geüniformeerde personeel van de federale overheid (politie-inspecteurs, douanebeambten, militairen, agenten van de Civiele Bescherming) hun identiteit kunnen tonen. Bert Anciaux stelt hier de Angelsaksische landen tot voorbeeld, waar politiemannen met tulband al jaren een vertrouwd beeld zijn.

Het voorstel van de SP.a-senator is opgewarmde kost; het neemt, met enkele wijzigingen, de tekst over van een voorstel dat al op 28 juni 2011 in de Senaat werd ingediend. De SP.a-fractieleider in de senaat heeft zijn voorstel intussen al 13 keer geamendeerd.

Zoals het een doctor betaamt, etaleert Bert Anciaux zijn filosofische kennis in de toelichting bij het voorstel, die leest als een beknopte geschiedenis van de Verlichting. Daarin onderscheidt hij twee golven. De ‘eerste golf’ begint bij Desiderius Erasmus en Thomas More, beiden pleitbezorgers van een maatschappij waarin verschillende visies elkaar ontmoeten in respectvolle dialoog. René Descartes, de vader van de wetenschappelijke empirie, is de exponent van de ’tweede golf’. De empirische methode is een benadering van de werkelijkheid die onontbeerlijk is voor alle exacte wetenschappen, maar niet voor de zogenaamde menswetenschappen. Immanuel Kant verzoende de eerste en de tweede golf, door ethische en religieuze thema’s buiten de empirische rationaliteit te houden, doceert Anciaux.

Anciaux is verontrust, omdat de eerste golf van de Verlichting in de vergetelheid is gesukkeld. Hij ziet dat nogal wat maatschappelijke zwaargewichten, in hun pleidooi voor neutraliteit, zich beroepen op de rationalistische Verlichting. Ze gaan hierin voorbij aan “de hoge nood aan expliciete maatschappelijke discussie, debat en verkenningen van overtuigingen”, aldus Anciaux. Die te eenzijdige invulling van het Verlichtingsideaal komt tot uiting in de negatieve manier waarop religieuze en ideologische kenmerken gepercipieerd worden. Een verbod op het dragen van religieuze of ideologische kenmerken, met neutrale dienstverlening als belangrijkste argument, vindt Anciaux erg verontrustend, “omdat ze een gevaarlijke tendens tot onverdraagzaamheid illustreren, het belang van een ontmoeting van verschillen ontkennen, en de keuze van sommige mensen om zich heel uitdrukkelijk tot een bepaald geloof of overtuiging te bekennen, miskennen.” Dat ze uitkomen voor hun overtuiging mag uiteraard geen afbreuk doen aan de kwaliteit van hun dienstverlening. En een volledig gesluierde loketbediende gaat zelfs voor Anciaux te ver. De senator merkt op dat het verbod op het dragen van uiterlijke kenmerken samenviel met het verschijnen van vele moslima’s op de arbeidsmarkt. De maatregel illustreert volgens hem dan ook een vorm van islamofobie. Het verbod “brengt gelovige mensen, bij uitstek moslims, in een defensieve en oncomfortabele positie”, waardoor vooral de progressieve krachten gefnuikt worden.

Aan de andere kant van het strijdperk staat Ann Brusseel. De senator van Open VLD staat bekend als strijdbaar vrijzinnig; nadat aartsbisschop De Kesel gezegd had dat ziekenhuizen het recht moeten hebben om binnen hun muren euthanasie te weigeren, noemde zij de katholieken “ambetante klootzakjes”. Kort nadat Patrick Dewael voorstelde om het principe van de lekenstaat in te schrijven in de grondwet, pakt zijn partijgenote dus uit met een voorstel van resolutie dat haaks staat op wat Bert Anciaux voorstelt. Zij vraagt de federale regering het deontologisch kader voor de ambtenaren aan te vullen met een verbod op religieuze, levensbeschouwelijke en ideologische symbolen. Dat deontologische kader moet worden uitgebreid tot de deelstaten. Brusseel wil ook dat de regering de protocollaire rangorde aanpast aan het neutraliteitsprincipe. Religieuze topmensen mogen volgens haar niet meer vooraan staan, maar netjes aanschuiven achter de vertegenwoordigers van de civiele overheid.

Senator Brusseel heeft haar voorstel stevig onderbouwd. Ze vertrekt van het Koninklijk Besluit van 2 oktober 1937 over het statuut van rijkspersoneel. In artikel 8, §1 van dat KB staat al dat “de rijksambtenaar op een strikte manier de beginselen van neutraliteit eerbiedigt” (…) “Wanneer hij in zijn ambtsuitoefening in contact komt met het publiek vermijdt de rijksambtenaar elk woord, elke houding, elk voorkomen, die van die aard zouden kunnen zijn dat ze het vertrouwen van het publiek in zijn volledige neutraliteit, in zijn bekwaamheid of in zijn waardigheid in het gedrang zouden kunnen brengen”. Duidelijker kan niet. Alleen is nergens in de wet bepaald hoe een neutrale ambtenaar eruit moet zien. En precies dat wil senator Brusseel verhelpen, door het begrip “exclusieve neutraliteit” in te voeren. Daaronder verstaat ze een totaalverbod op alle ‘veruiterlijkingen’ voor alle ambtenaren, federale en regionale. De stad Antwerpen hanteert al een verbod op het ostentatief dragen van levensbeschouwelijke symbolen door loketbedienden. In Gent bestond een dergelijk verbod eveneens, maar na een referendum opgezet door een aantal drukkingsgroepen, heeft het rood-groen-blauwe college het verbod opgeheven. De motivatie was, dat een verbod een blijk van onverdraagzaamheid zou zijn. Brusseel is het daarmee niet eens. Het verbod werd ingevoerd uit respect voor de overtuiging van alle burgers, zegt ze. In de openbare dienstverlening mag nooit het vermoeden van partijdigheid worden gewekt. De hulpzoekende burger mag nooit het gevoel hebben dat een beslissing of houding van een ambtenaar beïnvloed wordt door een religieus of levensbeschouwelijk normenstelsel. Voorbeelden: is de loketdame met een hoofddoek gewoon een vrome moslima, of is ze een aanhangster van IS? Is de ambtenaar met een keppel alleen maar een praktiserende jood, of is hij een overtuigd zionist die de Israëlische politiek ten aanzien van de Palestijnen ondersteunt? Dat soort vragen zou de burger die op het gemeentehuis een document komt halen zich nooit mogen kúnnen stellen.

Waar Bert Anciaux Groot-Brittannië als lichtend voorbeeld ziet, is de Britse tolerantie voor Brusseel een afschrikwekkend voorbeeld van doorgeschoten toegeeflijkheid in naam van de godsdienstvrijheid. Daar bestaan intussen al 85 sharia-rechtbanken. Oorspronkelijk werden die toegestaan om religieuze bemiddeling mogelijk te maken in een beperkt aantal zaken, zoals bv. disputen over erfeniszaken. Maar intussen spreken de sharia-rechters recht in allerlei domeinen. De eerste vrouwelijke sharia-rechter in Groot-Brittannië, Amra Bone, zei letterlijk: “De regering mag de moslims niet voorschrijven dat zij niet meer dan een vrouw mogen hebben. De mensen hebben het recht dat zelf te beslissen.” Het mag voor iedereen duidelijk zijn, dat een dergelijke parallelle rechtspraak niet spoort met een democratische rechtstaat.

Van sharia-rechtbanken in België is tot dusver weinig vernomen. Toch zitten we volgens Ann Brusseel op een ‘licht’ hellend vlak. Schooldirecties zouden onder druk staan om de hoofddoek toe te staan, om zwemlessen en turnlessen niet te verplichten voor meisjes, om halal-maaltijden te serveren in de kantine. Bepaalde religieuze eisen vallen niet te rijmen met grondrechten en principes zoals de grondwettelijk verankerde gelijkheid van man en vrouw. En net daarom is het noodzakelijk dat ondubbelzinnig geformuleerd wordt wat kan, en niet kan in naam van een geloofsovertuiging, aldus Brusseel.

Maandag 4 januari hebben Anciaux en Brusseel hun respectieve standpunten uiteengezet. Benieuwd wat de debatten zullen opleveren. Doden zullen er niet vallen, maar hoe ver zullen de andere partijen, en dan vooral CD&V willen gaan in de ene of de andere richting?

Jan Becaus is voormalig VRT-journalist en nu senator voor de N-VA

Jan Becaus (1948) is een voormalig journalist en nieuwsanker van VRT. Van 2014 tot 2019 was hij gecoöpteerd senator voor N-VA.

Meer van Jan Becaus

Opperrechter Amy Coney Barrett: ondanks een schitterende carrière, toch omstreden. Omdat ze benoemd werd onder Donald Trump.

Commentaren en reacties
Gerelateerde artikelen

‘Dit is een tijd voor mensen die over grenzen durven nadenken, die grenzen durven stellen en grenzen bewaken’, zegt Mark Elchardus in ‘Over grenzen’. Het werk is ons boek van de week.