Met bijna 2000 waren ze en vooral actief in de handel, de horeca en de maritieme sector. Ze werden wel eens aangekeken omdat ze mooie jobs innamen waarop jonge Antwerpenaars ook best wel een oogje hadden en omdat ze zich vooral in de liberale Franstalige kringen ophielden. Vlaamse verzuchtingen waren aan de Duitse kolonie anno 1914 niet besteed. Zakendoen met de mensen die ertoe deden was de boodschap. De naderende oorlogsdreiging zorgde vanaf 1910 voor een ommekeer in de verstandhouding.…
Niet ingelogd - Plus artikel - log in of neem een gratis maandabonnement
Uw Abonnement is (bijna) verlopen (of uw browser moet bijgewerkt worden)
Uw (proef)abonnement is verlopen (of uw browser weet nog niet van de vernieuwing)
Met bijna 2000 waren ze en vooral actief in de handel, de horeca en de maritieme sector. Ze werden wel eens aangekeken omdat ze mooie jobs innamen waarop jonge Antwerpenaars ook best wel een oogje hadden en omdat ze zich vooral in de liberale Franstalige kringen ophielden. Vlaamse verzuchtingen waren aan de Duitse kolonie anno 1914 niet besteed. Zakendoen met de mensen die ertoe deden was de boodschap. De naderende oorlogsdreiging zorgde vanaf 1910 voor een ommekeer in de verstandhouding.
De exodus
Nog voor de inval van vier augustus 1914 gaf krijgsgouverneur Dufour opdracht aan burgemeester Jan De Vos om Duitsers en Nederlanders in de gaten te houden. Ze zouden wel eens spionnen kunnen zijn. Zo’n 200 Duitsers kozen toen al eieren voor hun geld en verlieten Antwerpen. Het hek was helemaal van de dam toen de Duitse troepen binnenvielen.
In een golf van patriotisme werd alles wat enigszins Duits leek belaagd. Huizen werden vernietigd, horecazaken belaagd. Het warenhuis Tietz op de Meir had dan wel een overvloed aan Belgische vlaggen aan de gevel gehangen, maar dat hielp niet. Het werd grondig verwoest, en plunderaars zochten wat graag hun gading. Jozef Muls, advocaat, essayist, criticus en kunsthistoricus, getuigde: ‘Men huilde en tierde voor de duitsche koffiehuizen. Uithangborden vielen aan scherven, blazoenen van duitsche maatschappijen werden neergehaald’.
Staat van oorlog
Twee dagen na de inval, op zes augustus dus, vond Dufour dat alle Duitse en Oostenrijkse onderdanen Antwerpen moesten verlaten. De plaatselijke politie moest hiervoor zorgen. De meeste mensen vluchtten niet naar hun heimat maar vertrokken naar het neutrale Nederland. Drie dagen later werd de druk nog opgevoerd: Duitsers en Oostenrijkers die zich niet aanmeldden zouden als spionnen worden aanzien en doodgeschoten worden. Dit zou nooit gebeuren, maar de sfeer was allesbehalve vriendelijk. Soms was het dragen van een Duits uitziende groene al voldoende om verdacht te zijn. Kortom: ‘den Duitsch moest weg’ uit Antwerpen. Begin september werden de uitwijzingsmaatregelen nog strenger. Duitsers en Oostenrijkers moesten tegen middernacht zes september het land verlaten. Een tweede golf van vluchtelingen trok nu wel voornamelijk naar het oosten.
Op 10 oktober 1914 viel Antwerpen. De bezetter deed er alles aan om hun gevluchte landgenoten terug in de stad te krijgen. Al was de haven niet meer te gebruiken, dan nog hoopte men dat Antwerpen na de overwinning weer heel belangrijk zou worden voor de handel met Duitsland. En ja, een groot deel van de Duitse Antwerpenaars kwam terug. Velen waren wel getraumatiseerd door de gebeurtenissen van augustus 1914. Bovendien werden ze gewantrouwd door wie ze tot voor kort tot hun ‘Belgische’ vrienden rekenden.
De Belgische bevolking maakte nauwelijks onderscheid tussen de bezetter en mensen van Duitse afkomst die allang in ons land verbleven. De wreedheden bij de invasie, het harde bezettingsregime en de collaboratie van een aantal Duitse immigranten, versterkten natuurlijk de argwaan. Bovendien was de bezetter meer dan nodig om de Duitse gemeenschap opnieuw op de rails te krijgen en was de aanwezigheid van zoveel Duitsers in de stad zeer interessant en winstgevend voor Duitse handelaars, om de horeca maar niet te noemen.
Geen Duitser meer bitte
De Belgische regering in ballingschap begon al tijdens de oorlog plannen uit te werken om het naoorlogse Belgie te bevrijden van de Duitsers en van Duitse invloeden. Al in oktober 1916 werd er aangekondigd dat er gerechtelijke stappen tegen hen zouden ondernomen worden, zelfs tegen Belgen van Duitse oorsprong. Het was ook de bedoeling om de Duitse aanwezigheid en belangrijkheid in de Antwerpse haven terug te dringen.
De bevrijding in november 1918 ging gepaard met een heksenjacht tegen alles wat Duits was of leek. Iedereen moest ‘Belgisch’ voelen, denken, een tussenweg was er niet. Duitsers, zelfs al hadden ze de Belgische nationaliteit, waren per definitie verraders. Het land verlaten was een logische consequentie, al was dit niet makkelijk nu de grenzen nog toe waren. Er werden dan ook een 700-tal mensen geïnterneerd, onder andere in Merksplas. Naast beschuldigingen over militaire collaboratie waren er, vanzelfsprekend, klachten over economische samenwerking met de bezetter. Een derde belangrijke reden om aan de schandpaal genageld te worden, was het verlenen van seksuele diensten. Ook al was de vrouw van de Duitser Belgisch, dan nog werd zij uitgewezen omdat zij Duitsers ‘ter wille was geweest’. Elke verwijzing naar Duitse namen, zelfs straatnamen, werd gebannen. Belgische Duitsers moesten nog meer dan Belgen bewijzen dat ze ‘goede landgenoten’ waren geweest.
Een groot gedeelte van de Duitse bevolking besloot samen met de Duitse troepen naar de heimat te vluchten. Duitse inwoners zagen hun verblijfsvergunning ingetrokken, de toegekende Belgische nationaliteit werd voor velen herzien. Op 10 december werd het mogelijk om ‘vijandelijke bezittingen’ onder sekwester te plaatsen. Het verdrag van Versailles maakte het mogelijk dat Duitse bezittingen mochten worden verkocht als compensatie voor de aangeslagen Belgische bezittingen in Duitsland.
Einde van de Duitse aanwezigheid
Het zou het einde betekenen van de Duitse leven in Antwerpen. Eerste of tweede generatie, het deed er niet toe: slechts een klein gedeelte ex-inwoners wou in dit anti-Duits klimaat terugkeren. Ze moesten hiervoor bovendien expliciet toestemming krijgen. Als de buren positief wilden getuigen kon dat helpen, maar een Belgische militair in de familie gehad hebben, was een nog veel beter argument. Duitse gezinnen die voor de oorlog de Belgische nationaliteit hadden gekregen deden hun best om alles wat Duits klonk in hun afkomst te loochenen. Een subtiele wijziging van de achternaam kon helpen. Hun kinderen in het Frans opvoeden was een ander voor de hand liggend voorbeeld om als ‘goede Belg’ aanzien te worden.
Het verdwijnen van de Duitse kolonie betekende toch een verlies voor de metropool. In 1920 waren er geen 1000 Duitsers meer aanwezig in het ganse arrondissement Antwerpen. Duitse ondernemers hadden Antwerpen verlaten. Ondanks het heropstarten van activiteiten in de haven had dit een negatieve economische impact.