fbpx


Geschiedenis

Dwangarbeiders voor Duitsland tijdens de oorlog




Over de Tweede Wereldoorlog is veel gepubliceerd, maar slechts heel weinig aandacht ging naar de dwangarbeiders uit de bezette landen die in en voor Duitsland werden tewerkgesteld. Historicus Henk van der Linden is auteur van twee boeken over de Arbeitseinsatz van Nederlandse dwangarbeiders. Het boek Niet Willen weten met een groot aantal persoonlijke verhalen van de dwangarbeiders zelf, en Niet Weten met de feiten, achtergronden en een dagboek. Wij gingen langs. Boeken U schreef twee boeken van ruim vijfhonderd pagina’s elk,…

Niet ingelogd - Plus artikel - log in of neem een gratis maandabonnement

U hebt een plus artikel ontdekt. We houden plus-artikels exclusief voor onze abonnees. Maar uiteraard willen we ook graag dat u kennismaakt met Doorbraak. Daarom geven we onze nieuwe lezers met plezier een maandabonnement cadeau. Zonder enige verplichting of betaling. Per email adres kunnen we slechts één proefabonnement geven.


Was u al geregistreerd bij Doorbraak? Log dan hieronder in bij Doorbraak.

U kan aanmelden via uw e-mail adres en wachtwoord of via uw account bij sociale media.





Wachtwoord vergeten





Nog geen proefabonnement?


Lees Doorbraak een maand gratis en vorm uw eigen mening.

Uw Abonnement is (bijna) verlopen

Uw abonnement is helaas verlopen. Maar u mag nog enkele dagen verder lezen. Brengt u wel snel uw abonnement in orde? Dan mist u geen enkel artikel. Voor 90€ per jaar of 9€ per maand bent u weer helemaal bij.

Uw (proef)abonnement is verlopen (of uw browser weet nog niet van de vernieuwing)

Uw (proef)abonnement is helaas al meer dan 7 dagen verlopen . Als u nu een abonnement neemt, dan mist u geen enkel artikel.


Over de Tweede Wereldoorlog is veel gepubliceerd, maar slechts heel weinig aandacht ging naar de dwangarbeiders uit de bezette landen die in en voor Duitsland werden tewerkgesteld. Historicus Henk van der Linden is auteur van twee boeken over de Arbeitseinsatz van Nederlandse dwangarbeiders. Het boek Niet Willen weten met een groot aantal persoonlijke verhalen van de dwangarbeiders zelf, en Niet Weten met de feiten, achtergronden en een dagboek. Wij gingen langs.

Boeken

U schreef twee boeken van ruim vijfhonderd pagina’s elk, wat bewoog u om dat te doen?

Henk van der Linden: ‘In het najaar van 2019 kwam ik totaal onverwacht op het spoor van de Arbeitseinsatz. Niet dat ik nog nooit van dwangarbeid tijdens die oorlog had gehoord, maar van de omvang ervan was ik me nog niet bewust. Op een middag hoorde ik toevallig van twee mannen, dat zij intensief bezig waren met het Arbeitseinsatz-verleden van hun vaders.’

‘Snel bleek dat 500.000 tot 650.000 Nederlandse jongens en mannen tijdens de Tweede Wereldoorlog dwangarbeider waren voor de Duitsers, vooral in Duitsland. Destijds was dat één derde van de Nederlandse mannelijke beroepsbevolking. Naar schatting zijn 30.000 mensen nooit teruggekeerd. Ik was verbijsterd dat ik dat niet wist, maar ook dat aan deze grote groep oorlogsslachtoffers nauwelijks aandacht is besteed. Wel is zeker dat veel dwangarbeiders zelf niet of nauwelijks over hun oorlogsverleden hebben gepraat. “Niet willen weten” was een standaarduitdrukking. Veel ex-dwangarbeiders hebben tegen hun kinderen en andere familieleden gezegd “dat wil je niet weten”, bij de vraag naar wat ze hadden meegemaakt. “Ik wil jou daar niet mee belasten”, klonk het. Ook hebben velen hun oorlogstrauma’s zelf weggestopt, en er tot op hoge leeftijd last van ondervonden.’

‘Ik vond nauwelijks persoonlijke verhalen en heb toen onze ruim zeshonderd heemkundige en historische kringen en verenigingen gevraagd of zij ooit verhalen van oud-dwangarbeiders hebben gepubliceerd in hun tijdschriften. De reacties waren overweldigend. Daaruit heb ik een selectie gemaakt, op volgorde van ‘het viel uiteindelijk best mee’ tot ‘te verschrikkelijk voor woorden’. Hiermee wil ik de lezer een indruk geven van wat hun vader, grootvader of oom kan zijn overkomen. En ook hoe zij probeerden aan de Arbeitseinsatz te ontkomen en te overleven.’

Niet Weten

Je hebt nog een tweede boek geschreven: Niet Weten. Waarom dat boek óók?

‘Tegelijkertijd met het boek Niet willen weten heb ik onderzoek gedaan naar de geschiedenis van de Arbeitseinsatz. Ik wilde weten hoe de Duitsers erin slaagden om één derde van de Nederlandse beroepsbevolking voor hen aan het werk te zetten, in eigen land en in Duitsland. Ook hoe wij zelf dat destijds hebben laten gebeuren. Èn of en hoe de Nederlandse ambtenarij daaraan mede- en tegenwerking heeft gegeven. Ten slotte ook hoe Duitse instanties in ons land onderling elkaar bevochten over die Nederlandse werknemers.’

‘Het boek Niet Weten opent met een korte beschrijving van de Nederlandse en Duitse economie en arbeidsmarkt in de jaren voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog. Hierop volgt de beknopte geschiedenis van de Arbeitseinsatz, waarbij feiten en persoonlijke getuigenissen elkaar afwisselen. Met onder andere een beschrijving van enkele organisaties die hierbij een rol hebben gespeeld. Zoals de Nederlandse Opbouwdienst, meteen na de capitulatie werd opgericht om de Nederlandse geïnterneerde militairen aan werk te helpen. En de Arbeidsdienst, die vrijwilligers opriep om in Duitsland te gaan werken. Aan de grote razzia’s tegen het einde van de oorlog is een speciaal hoofdstuk gewijd.’

‘In het hart van dit boek vindt de lezer het Oorlogsdagboek van Jelier Vervloet, een 17-jarige jongen uit Goeree-Overflakkee (Zuid-Holland) die in 1944 als onderduiker werd opgepakt en naar Duitsland getransporteerd. Zijn 1944-1945 dagboek is door zijn zoon Hans ter beschikking gesteld.’

Inzet

Hoe zat in het algemeen de inzet van buitenlanders in de Duitse oorlogseconomie in elkaar?

‘In augustus 1944 waren binnen het Duitse Rijk acht miljoen buitenlandse arbeidskrachten en krijgsgevangenen bij de Arbeitseinsatz geregistreerd. Daar kwamen nog de 500.000 overwegend buitenlandse gevangenen in de concentratiekampen bij. Op dat moment was in de economie van het Duitse Rijk zo’n 30 procent van alle arbeiders gedwongen aan het werk. Kort voor het begin van de oorlog werd in een memorandum van de Duitse Wehrmacht vastgesteld, dat de arbeidskrachten bij de voorbereidingen van de oorlog een groot knelpunt waren. Het Duitse Rijk kwam 1,2 miljoen arbeidskrachten tekort, en na het begin van de oorlog viel een nog grotere behoefte te verwachten.’

‘Er waren twee mogelijkheden: ofwel men zette Duitse vrouwen in grote aantallen in de economie aan het werk, ofwel moest men de arbeidskrachten massaal uit de te veroveren landen importeren. De beslissing viel pas na het begin van de oorlog. Duitse vrouwen inzetten paste niet in de nazifilosofie. Het minst slechte zou zijn het inzetten van buitenlandse arbeiders. Immers, de gevaren daarbij zouden met repressie ingeperkt kunnen worden. Na dit besluit werden de 300.000 in Duitse handen gevallen Poolse krijgsgevangenen snel aan het werk gezet. Tegelijkertijd startte een grote wervingscampagne voor vrijwillige Poolse arbeiders, een campagne die aansloot bij de lange traditie om Poolse landarbeiders in Duitsland te laten werken.’

Oorlog

Volstond dat om de Duitse oorlogseconomie op dreef te houden?

‘Na korte tijd echter, gingen de nazi’s tot scherpere wervingsmethoden over. Sinds het voorjaar 1940 liep dat uit op een regelrechte mensenjacht, gevolgd door collectieve onderdrukking en razzia’s. Daarbij werden bioscopen, scholen en kerken omsingeld en ontruimd, waarbij de aanwezigen collectief werden opgepakt. Tot mei 1940 werden zo meer dan een miljoen Poolse arbeiders naar het Duitse Rijk gebracht. Als bescherming tegen de Polen werd een omvangrijk systeem van onderdrukkende maatregelen ingericht.’

‘Ze moeten in barakkenkampen wonen. Ze ontvingen een lager loon, mochten geen gebruik maken van openbare voorzieningen en gelegenheden, zoals de sneltrein en zwembad. Ze mochten geen kerkdiensten in de Duitse taal bijwonen. Ze maakten langere werkdagen dan de Duitsers en waren verplicht om op hun kleding goed zichtbaar een grote “P” te dragen. Contacten met Duitsers buiten het werk om was verboden. Seksueel verkeer met Duitse vrouwen was strafbaar met openbare terechtstelling. Uit voorzorg werd ook bepaald, dat tenminste de helft van de te werven Poolse arbeiders vrouw moest zijn.’

‘Voor de Duitse overheid was de proef met het concept Polen-Einsatz een succes. Het lukte binnen korte tijd een groot aantal Poolse arbeiders tegen hun wil in naar Duitsland te brengen, en het lukte ook om er een tweeklassenmaatschappij te organiseren op basis van rasgerelateerde criteria.’

Polen

Lukte dat allemaal met alleen Polen?

‘Al in mei 1940 was het duidelijk, dat ook het werven van de Polen niet voldoende was om in de behoefte aan arbeidskrachten te voorzien. Dus werden al tijdens en meteen na de veldtocht in Frankrijk iets meer dan een miljoen Franse krijgsgevangenen als arbeidskrachten naar Duitsland gebracht. Bovendien werd in de landen van de bondgenoten en in de bezette gebieden in het westen en noorden van Europa begonnen om arbeiders te werven. Vergeleken met de Polen werden hier per nationaliteit of groep, andere, betere arbeidsvoorwaarden aangeboden, qua behandeling, beloning, onderkomen, enzovoort. Op deze manier ontstond een veelvoudig getrapt systeem van internationale ordening, een arbeidersstatusladder op basis van nationaliteiten en bevolkingsgroepen. Een ladder, met bovenin de ‘gastarbeiders’’ uit bondgenoot Italië en die uit Noord- en West-Europa, en onderin de Polen.’

‘Het grootste deel van deze buitenlandse burgerarbeiders en de krijgsgevangenen werd in de zomer van 1941 in de landbouweconomie ingezet. Nog niet bij de industriële ondernemingen.  De industrie spande zich toen vooral in om snel na het afsluiten van de Blitzkrieg haar arbeiders uit de militaire dienst terug te halen. Sinds de herfst van 1941 echter ontstond een geheel andere situatie. De Duitse legers hadden bij Moskou hun eerste tegenslag meegemaakt, er was geen Blitzkrieg meer. Nee, de Duitse bewapeningsindustrie kreeg te maken met een veel langer durende slijtageoorlog en moest dus haar capaciteit veel groter maken.’

‘Er gingen geen soldaten meer terug naar huis en werk. In tegendeel, een massale oproep om in militaire dienst te komen trof de tot dan toe beschermde industriële bewapeningsbedrijven. De leemten bij de bedrijven waren ook niet meer te vullen via de intensieve pogingen om arbeidskrachten uit de West-Europese landen aan te trekken.’

Sovjet-Unie

Waarom kon alleen de inzet van arbeidskrachten uit de Sovjet-Unie een oplossing bieden? 

‘De Arbeitseinsatz van Russische krijgsgevangenen of burgers in Duitsland was vóór het begin van de oorlog uitdrukkelijk uitgesloten. Door de verslechterde militaire situatie ontstond snel opnieuw economische druk om de Russische krijgsgevangenen toch tewerk te stellen. De initiatieven gingen deze keer uit van de industrie, speciaal vanuit de mijnbouw, waar het tekort aan arbeiders zeer bedreigende vormen had aangenomen.’

‘De grote meerderheid van de Russische gevangenen echter, was voor de arbeidsinzet niet meer beschikbaar. Ze waren verhongerd of anderszins omgekomen. Van de tot dan toe meer dan drie miljoen gevangenen kwamen tot maart 1943 slechts 160.000 naar Duitsland. Om die reden werd massaal op de werving van Russische burgers overgeschakeld. Zo veel arbeidskrachten in zo kort mogelijke tijd zien te krijgen werd grote prioriteit. In krap 2,5 jaar werden door de Wehrmacht en de Duitse Arbeitseinsatz 2,5 miljoen burgers uit de Sovjet-Unie als dwangarbeider naar Duitsland gedeporteerd, 20.000 mensen per week.’

‘Ook deze door de oorlogseconomie gemotiveerde schending van de ideologische principes van het nationaalsocialisme werd gecompenseerd door de systematische onderdrukking van de Russische arbeiders. Een repressie die nog veel radicaler was dan van de Poolse arbeiders. Als je Russen in het Rijk aan het werk wilde zetten, dan moest je ze op zijn minst slecht behandelen.’

Kampen

Over welke aantallen spreken we?

‘In Duitsland was intussen een archipel van kampen ontstaan, in totaal meer dan 20.000. Ongeveer 500.000 Duitsers waren direct in de “Organisatie van de Buitenlandersinzet” betrokken. De leefomstandigheden van de groepen buitenlanders werden door een strikte tot in details geregelde en op nationaliteiten gebaseerde hiërarchie gedifferentieerd. De arbeiders uit de bezette West-Europese gebieden en de zogenoemde “bevriende” landen moesten weliswaar in kampen leven, maar ontvingen nagenoeg dezelfde lonen en rantsoenen levensmiddelen als Duitsers op te vergelijken werkplekken. Voor de arbeiders uit het oosten, met name voor de Russen, waren de omstandigheden heel wat slechter. De rantsoenen voor de Russische civiele arbeiders, burgerarbeiders, officieel Ostarbeiter genoemd, waren zo klein, dat de arbeiders vaak al na een paar weken na aankomst volledig ondervoed en arbeidsongeschikt waren.’

‘De inzet van buitenlanders in Duitsland was intussen in het dagelijks leven even vanzelfsprekend als in de fabrieken. Geconfronteerd met de eigen zorgen interesseerden de meeste Duitsers zich over het algemeen maar weinig voor het lot van de buitenlandse arbeiders. In de zomer van 1944 waren er 7,8 miljoen buitenlandse arbeiders op werkplekken in Duitsland: 5,7 miljoen burgers en iets meer dan twee miljoen krijgsgevangenen. 2,8 miljoen kwamen uit de Sovjet-Unie, 1,7 miljoen uit Polen, 1,3 miljoen uit Frankrijk. Alles samen werden op dat moment mensen uit bijna twintig Europese landen in Duitsland aan het werk.’

Luc Pauwels

Luc Pauwels (1940) is historicus, gewezen bedrijfsleider en stichtte het tijdschrift 'TeKoS'.