Twintig jaar geleden zagen we in Dyab Abou Jahjah met zijn AEL nog een oproerkraaier, gehaat door politiek en breed publiek. Maar zie: de laatste jaren valt hij juist op als vurige verdediger van verlichting en democratie. Een gesprek naar aanleiding van zijn recente boek 'Verlichting onder Vuur'. Als oprichter van de Arabisch-Europese Liga (AEL) werd Dyab Abou Jahjah in 2000 voor het eerst een publiek gezicht. Weggezet als staatsvijand nummer 1 door toenmalig premier Guy Verhofstadt (Open VLD), kreeg hij…
Niet ingelogd - Plus artikel - log in of neem een gratis maandabonnement
Uw Abonnement is (bijna) verlopen (of uw browser moet bijgewerkt worden)
Uw (proef)abonnement is verlopen (of uw browser weet nog niet van de vernieuwing)
Twintig jaar geleden zagen we in Dyab Abou Jahjah met zijn AEL nog een oproerkraaier, gehaat door politiek en breed publiek. Maar zie: de laatste jaren valt hij juist op als vurige verdediger van verlichting en democratie. Een gesprek naar aanleiding van zijn recente boek ‘Verlichting onder Vuur‘.
Als oprichter van de Arabisch-Europese Liga (AEL) werd Dyab Abou Jahjah in 2000 voor het eerst een publiek gezicht. Weggezet als staatsvijand nummer 1 door toenmalig premier Guy Verhofstadt (Open VLD), kreeg hij in 2002 af te rekenen met een hele reeks aanklachten, waaronder opruiïng en vorming van een privé-militie. In 2008 werd hij vrijgesproken.
Sindsdien bleef Abou Jahjah niet stilzitten. Omzwervingen in zijn thuisland Libanon, betrokkenheid bij de Arabische Lente en zijn terugkeer naar België zorgden voor een verdere ontwikkeling van zijn gedachtengoed: van revolutionair naar – wat hij noemt – het radicale centrum. In zijn recent verschenen boek ‘Verlichting onder Vuur‘ beschrijft hij zijn opmerkelijke intellectuele en politieke ontwikkeling in het kader van een aantal extremistische tendensen in de maatschappij: Islamisme, extreem-rechts en de opkomende woke beweging.
Abu Jahjah viel de laatste jaren voor het verschijnen van zijn boek al op met zijn pittige analyses, waarbij hij het debat met vriend en vijand niet uit de weg gaat. Hij ruilde Antwerpen – met een tussenstap in thuisland Libanon – in voor Brussel, waar hij les geeft in het Nederlandstalig onderwijs.
Van rellende allochtoon tot gewaardeerd opiniemaker en leerkracht: waar ligt het kantelpunt?
Jahjah: ‘Mijn vrijspraak in 2008 heeft een bepalende rol gespeeld. De beter geïnformeerde burger heeft dat proces gevolgd en is toen ook beginnen nadenken. Ik begrijp de afkeer die ik voorheen opwekte. Ik bedoel, als ik alles las wat over mij verscheen, kreeg ik een hekel aan mezelf: een agitator, crapuul, potentiële terrorist, verdachte maffiabaas… Je kan geen beschuldiging bedenken of ze werd me in de ‘serieuze’ media naar het hoofd geslingerd. Dat was onthutsend. Ik begrijp dus dat veel mensen op basis van die informatie een bepaalde antipathie tegenover mij ontwikkelden.’
‘Maar goed, in 2008 volgde dus de volledige vrijspraak. Jammer genoeg werd daar weinig aandacht aan besteed, terwijl de pers de voorafgaande hetze wel breed uitsmeerde. Dat gebeurt wel vaker. De karaktermoord vult de hoofdpagina. Als de waarheid dan naar buitenkomt, vind je die terug in een kadertje op pagina 37. Tot op vandaag ervaar ik de problemen. Mijn kinderen worden daar nog regelmatig mee geconfronteerd.’
Uw kinderen lopen school in het Franstalig onderwijs in Brussel. De AEL was toch een Vlaams-Nederlands fenomeen? Besteden de Franstaligen daar dan zoveel aandacht aan?
‘Terwijl er in Vlaanderen stilaan een genuanceerder beeld over mij is ontstaan, kennen de Franstaligen mij enkel van de Franse Wikipediapagina. Die is volledig gewijd aan mijn criminalisering. Het blijkt onmogelijk te zijn dat aan te passen. Vrienden van mij hebben daartoe pogingen ondernomen, maar aanpassingen worden meteen verwijderd. Daar waakt blijkbaar een activistische groep over. Het kan verrassend klinken, maar de animositeit binnen bepaalde Brusselse milieus tegenover mij is veel heviger dan in Vlaanderen.’
Welke milieus bedoelt u?
‘Het pro-Israël-milieu. In Vlaanderen is dat minder prominent aanwezig. In Brussel staan ze veel sterker dan in Antwerpen. Ze hebben hier veel meer macht en houden zich dus ook bezig met het monitoren van mijn Wikipediapagina.’
‘Maar uw initiële vraag ging over het kantelpunt over de perceptie in Vlaanderen. Dat ligt volgens mij toch rond de vrijspraak in 2008. Daarnaast is er ook de opkomst van Sharia4Belgium na mijn vertrek naar Libanon.’
Legt u dat eens uit?
‘Iedereen wist dat een aantal gasten van Sharia4Belgium voorheen bij de AEL zaten. Bij de AEL probeerden zij op een radicale manier, maar binnen de grenzen van de democratie te ageren en hun grieven te uiten. Dat democratisch denkpatroon stond binnen de AEL centraal.’
‘Toen de AEL werd kapotgemaakt, ontstond er een vacuüm waar Sharia4Belgium in sprong. Zolang wij in Antwerpen meespeelden, had zo’n organisatie geen kans. Door de AEL te liquideren, kreeg de meest radicale groep de ruimte om zich te ontwikkelen richting Salafi-jihadisme. Die was daar vatbaar voor. Met het verdwijnen van AEL zijn zij volledig onder de invloed van Fouad Belkacem gekomen. Inlichtingendiensten, journalisten en politici hebben die evolutie opgemerkt. Zij hebben ingezien dat ze aan de AEL nog niet zo’n slechte partner hadden, dat ze minder gecrispeerd op ons hadden moeten reageren.’
U gaat de AEL nu toch niet voorstellen als een gematigde groep lieverds? Ik woonde destijds in de Seefhoek en was getuige van de onrust die er heerste. Iedereen stelde de AEL daarvoor aansprakelijk.
‘Wij werden als beweging letterlijk gesloopt. Wij hadden een paar principes die daar een rol in speelden: onafhankelijk en zelfbedruipend zijn. We weigerden ons te laten recupereren door de politiek en andere middenveldorganisaties. Subsidies wezen we af omdat die tot die recuperatie zouden leiden. Daarvoor hebben we de rekening betaald. Er ontstond een soort onheilige alliantie tussen allerlei groepen die om verschillende redenen tegen ons waren.’
Ha, een complot!
‘Neen, géén complot. Dat was niet georganiseerd maar groeide organisch door toeval. Je had de usual suspects van extreem-rechts die tegen ons waren, maar dat deed ons meer goed dan kwaad. Dat was sowieso de vijand.’
‘Wat ons wél pijn deed, was de tegenstand van de mensen die aan de macht waren. Op federaal vlak was dat Guy Verhofstadt. Zijn tirades in het parlement tegen mij zijn bekend. Op lokaal vlak had je burgemeester Leona Detiège (SP.a) en haar partij, samen met de moskeeverenigingen.’
‘Vooral dat laatste is interessant. De moskeeverenigingen waren uitgesproken tegen de AEL. Daarbinnen had je islamistisch-fundamentalistische figuren die beste maatjes waren met de mensen op ‘t’ Schoon Verdiep’ (Het Antwerps stadsbestuur, red.). De directeur van UMIVA, de toenmalige Unie van Moskeeën en Islamitische Verenigingen Antwerpen, had contacten met Detiège en besprak met haar het ‘probleem’ Abou Jahjah. Wij werden door hen beschouwd als slechte moslims. We waren te seculier, te liberaal. We hadden gemengde groepen, sommige vrouwelijke leden droegen geen hoofddoek. Wij spraken over burgerrechten in plaats van enkel over geloof. Volgens UMIVA waren we ‘hun’ jongeren aan het brainwashen.’
‘Een laatste onderdeel van de ‘onheilige alliantie’ tegen ons was de hele kliek van de integratiesector. Daarin zaten vooral leden van de SP.a -nu Vooruit- en de Groenen, naast een kleine vleugel van de CD&V. Die integratiekliek zag ons als een probleem omdat we een ander verhaal vertelden dan het hunne.’
‘Al die groepen spanden samen tegen ons. Niet expliciet, georganiseerd, het was geen complot. Maar die netwerken die bestonden zagen ons allemaal als een probleem. Zo kom je als organisatie natuurlijk in moeilijkheden.’
U zegt dat er Islamistische figuren kind aan huis waren op ”t Schoon Verdiep’. Hun invloed bestaat nog steeds bij de overheid. Ik denk dan aan Saïd El Kaouakibi, broer van Sihame El Kaouakibi, en evenals Fouad Belkacem afkomstig van Boom. Die bouwt ondertussen al jaren – met subsidies – een heel netwerk van VZW’s uit die duidelijk salafistisch geïnspireerd zijn.
‘Ik ken zowel El Kaouakibi als Belkacem van hun periode bij de AEL. Maar er is een groot verschil tussen beiden. Saïd is uit de AEL gestapt om Jongeren voor Islam op te richten. Dat was de eerste verschijning van georganiseerd salafisme in België. Zij beweerden enkel te werken rond theologie en spirituele zaken, zonder aan politiek te willen doen. Maar bij hen werden jongeren in het salafisme geïnitieerd.’
‘Jongeren voor Islam had toegang tot culturele centra, waar El Kaouakibi conferenties kon organiseren. Het is interessant om vast te stellen dat de salafisten dus toegang kregen tot die overheidsgebouwen, terwijl de AEL die niet kreeg. Wij waren de stouteriken die met politiek bezig waren. Toch een interessante vaststelling, niet?’
Vormt Saïd El Kaouakibi een gevaar?
‘Hij kwam bij mij over als iemand die correct is. Inhoudelijk heb ik een probleem met het salafisme dat hij aanhing, maar als persoon is hij integer. Je kan hem niet vergelijken met Belkacem, die als garagist iedereen bedroog, ook diepgelovige klanten.’
‘Ik heb bij El Kaouakibi gezien dat hij inhoudelijk van het salafisme overgestapt is naar de lijn van de Moslimbroederschap. Die lijn is meer gematigd, ook al is ze nog steeds schadelijk. De Moslimbroederschap predikt geen geweld maar gelooft in de pedagogische aanpak.’
Ze streven wel naar een islamitische maatschappij…
‘Zeker. Het gaat over de politieke islam. Ze streven naar een theocratie. Dat blijft problematisch en moet gestopt worden. Maar ik voel me meer op mijn gemak bij een Moslimbroeder dan bij een salafistisch jihadist.’
‘Ik kan respect opbrengen voor iemand die een extremistische mening verkondigd. Dat kan binnen de democratie. De lijn trek ik bij geweld. Dat geldt voor Islamisten en ook voor neonazi’s. Over meningen kan ik discussiëren, met geweldplegers kan en wil ik geen zaken doen.’
U kent het Islamisme vanuit de Arabische wereld en weet wat de invloed er van is op een maatschappij. Tijdens de Arabische Lente speelde het een rol en stond het tegenover uw nationalistische strekking. U heeft er weinig sympathie voor.
‘De Arabische Lente was een revolutie tegen de autoritaire systemen in de Arabische wereld. Ik heb al in 2008 tijdens een interview voorspeld dat die er aan zat te komen. Uiteindelijk kregen we in 2010 in Tunesië een perfecte storm die niemand nog onder controle had en die uitwaaierde over de hele Arabische wereld. De hoop van grote delen van de bevolking om democratische verandering te bekomen was groot.’
‘Maar die hoop is terug gaan liggen. De verklaring daarvoor kan je vinden bij wat wij noemen de Algerijnse Gambit (schaakterm die slaat op de opoffering van een stuk om een strategisch voordeel te bekomen bij het spel, nvdr.). Dat is een beproefd concept van autoritaire Arabische regimes om een brede volksopstand te counteren: je militariseert het conflict en laat dan de opgesloten Islamisten los. Die moeien zich in de strijd.’
‘Eerst bevechten die het regime, maar al snel vragen zij loyauteit van de overige rebellen. Die vinden hun opstelling te radicaal islamistisch en weigeren, waarop de Islamisten hen als kafir, ongelovigen of slechte moslims, wegzetten en ook hen gaan bevechten. Op dat moment kan het regime zich terug opwerpen als verdedigers van de bevolking tegenover de Islamisten die dood en verderf zaaien. De Algerijnse president Bouteflika heeft die tactiek toegepast met de inzet van de GIA.’
‘We hebben dit gezien in Syrië in zijn meest extreme vorm, met de opkomst van Al Nusra en IS. Binnen bepaalde Syrische rebellenbewegingen leeft nog steeds het ideaal om te streven naar democratie, maar ik vrees dat de revolutie effectief werd verdronken in de chaos die nu heerst. Dat heeft er voor gezorgd dat de tegenrevolutie momenteel de bovenhand heeft. Je ziet nu ook dat die oorspronkelijk goed bedoelende groepen zich beginnen inlaten met persoonlijke verrijking. Het is daar een soep…’
U heeft de hoop opgegeven?
‘Ik ben van mening dat die democratische revolutie in golven zal verlopen, dat het spel nog niet gespeeld is. Maar daar zal tijd voor nodig zijn. Net zoals de Franse Revolutie ook niet direct voor een perfecte democratie heeft gezorgd.’
‘Een andere techniek van die regimes is de aandacht afleiden van de eigen gebreken door hoog van de toren te blazen over de strijd voor de bevrijding van Palestina. Zo paaien ze de lokale bevolking en richten ze de volkswoede op een externe vijand, terwijl het eigen democratische deficit buiten schot blijft.’
‘In 2009 ben ik uit de Arabisch-Nationale Liga gestapt, een organisatie die ik zelf mee had opgericht. Ik heb toen samen met een aantal kameraden het Volksinitiatief opgericht. We wilden daarmee het debat richten op prioriteiten die voor ons niet meer pan-Arabisch zijn. We namen daarmee ook afstand van het romantisch nationalisme en meer bepaald van het primaat van de bevrijdingsstrijd die gericht is tegen ‘de kolonisator’ en op de bevrijding van Palestina. De eigen interne strijd voor meer democratie stond tot dan steeds op de tweede plaats. Dat wilden we veranderen door de prioriteiten te heroriënteren. We hebben toen een tienpuntenplan opgesteld waarvan het eerste punt de strijd tegen de Arabische onderdrukkende regimes is. Daar is ook de kiem gelegd voor de Arabische Lente. Ik beschrijf die evolutie uitgebreid in mijn boek.’
U staat -nog steeds- bekend als revolutionair. Toch neemt u daar in uw boek afstand van en profileert u zich als een voorvechter van het radicale centrum. Waar zit het verschil?
‘Wat u zegt is niet helemaal juist. In het Midden-Oosten ben ik nog steeds een revolutionair. Daar moeten de onderdrukkende regimes omvergeworpen worden. In Europa ben ik een voorstander van het Radicale Centrum. Dat verschil is belangrijk. In Europa genieten we van de liberale democratie, gebaseerd op de ideeën van de Verlichting. Hier hebben we een rechtsstaat, met checks & balances. We moeten terdege beseffen wat een maatschappelijke rijkdom dat met zich meebrengt. Wie daartegen een revolutie wil ontketenen is destructief.’
‘Is die liberale democratie perfect? Nee, het blijft mensenwerk. Maar we hebben de rechtsstaat. Mijn geloof daarin is enkel versterkt door mijn eigen wedervaren. De waanzinnige beschuldigingen die tegen mij werden geuit zijn allemaal door ons rechtssysteem op hun waarde beoordeeld. Ik ben uiteindelijk over heel de lijn vrijgesproken. Het heeft misschien lang geduurd, maar het eindresultaat telt.’
‘In de Arabische regimes verdwijnen mensen zonder vorm van proces in de gevangenis, of erger. Ik koester onze rechtsstaat. Onafhankelijke rechters, die niet door de politiek of andere drukkingsgroepen beïnvloed worden, zijn van groot maatschappelijk belang.’
Net die rechters wordt wereldvreemdheid en activisme verweten…
‘Weet u, we hebben net nood aan wereldvreemde rechters. Ik bedoel daarmee rechters die zich enkel bezighouden en richten op de wetten en regels van een land. Die los van welke sympathie dan ook over een zaak kunnen oordelen op basis van de wet. Zoals een scheidsrechter in het voetbal behoort te doen. Die mag ook geen penalty geven omdat de ene ploeg beter speelde zonder te scoren.’
‘Het is de taak van de politici om degelijke wetten te maken, die niet te veel voor interpretatie vatbaar zijn. Wanneer vanuit de politiek geklaagd wordt over activistische rechters, hebben ze daar zelf schuld aan. Dat betekent namelijk dat hun wetten te veel ruimte laten voor interpretatie, dat ze niet sluitend werden geformuleerd. Nee, ‘wereldvreemde’ rechters zijn een noodzaak. We moeten hen alleen voorzien van een deugdelijk arsenaal wetten en regels waar ze zich op kunnen oriënteren.’
Zoals bij de beoordeling van teruggekeerde of gerepatrieerde Syriëstrijders? België repatrieerde al IS-weduwes waarvan een groot deel vrij rondloopt en wil nu een nieuwe lading binnen halen. Hoe staat u daar tegenover?
‘Ik zou zelf geen moeite gedaan hebben om IS-vrouwen te repatriëren. Die maken deel uit van genocidale organisaties. Op Al Jazeera – in het Arabisch – zie je die vrouwen ook zonder schroom bekennen dat ze actief deelnamen aan de moordpartijen. Zolang die geen afstand nemen van die ideologie mag je die niet tolereren in de maatschappij.’
‘We zijn daar hier in België te naïef in. Ik viel van mijn stoel toen ik destijds zag hoe Syriëstrijder Younes Delfortrie op de Afspraak zijn boek mocht komen voorstellen. Die gast neemt niets terug van de ideologie waar hij voor staat. Hij komt alleen zeggen dat ‘het leven ginds’ niets voor hem was, maar dat genocidale gedachtengoed blijft hij koesteren.’
‘Er mag geen plaats zijn voor aanhangers van genocidale ideologieën in onze maatschappij. Die zijn ronduit gevaarlijk. Hun straffen zijn belachelijk laag. Wanneer ik dat zeg – en ik doe dat geregeld – krijg ik bedreigingen vanuit die hoek. Binnen de moslimgemeenschap hoor ik regelmatig pleiten voor Bijbelse straffen voor dit soort types. De moslims zijn zich namelijk erg bewust van wat bij dit soort figuren speelt. Ieder die hun mening niet deelt komt in aanmerking om vermoord te worden. Door het begrip Takfir zijn we allemaal afvalligen en ongelovigen.’
‘Ik ben, als radicaal aanhanger van de liberale democratie, geen voorstander van de doodstraf. Maar we moeten wel wettelijk de mogelijkheid hebben om dit soort figuren permanent uit de maatschappij te verwijderen.’
Binnen de liberale democratie heeft u nochtans geen probleem met extremisme, zolang het niet gewelddadig is. Kan u dat eens uitleggen?
‘Ik trek inderdaad de grens bij geweld. Een democratie is sterk genoeg om met extreme ideeën om te gaan. Je moet met die mensen in dialoog treden. Ik praat ook graag met extremisten. Dat kunnen toffe gasten zijn, interessant om mee te converseren. Ze verkopen veel onzin, maar af en toe maken ze ook wel een geldig punt.’
‘Extremisme is voor mij geen scheldwoord, de term bevat voor mij geen waardeoordeel. Vanuit het Radicale Midden moet je daar mee kunnen omgaan, hun geldige grieven incorporeren en oplossingen bieden voor problemen die er effectief zijn, zonder in links- of rechtstegenstellingen te vervallen. Het Radicale Centrum moet dat met staatsmanschap weten te overstijgen.’
Hoe bepaalt u wat extremisme is?
‘Ik reken daartoe elke stroming die de waarden van de Verlichting en de liberale democratie onderuit wil halen. De PVDA wil dat, ook al zeggen ze niet meer revolutionair te zijn. In de essentie willen ze de liberale democratie omver werpen. Ook het Vlaams Belang (VB) hoort bij de extremisten. Een belangrijk deel van hun aanhang noemt zich reactionair, niet conservatief. Ze streven naar een illiberale democratie zoals die wordt gepresenteerd door Orbán in Hongarije. Maar er zijn nog twee andere redenen waarom ik hen tot de extremisten reken.’
‘Een belangrijk kenmerk van specifiek rechts-extremisme is het viseren en problematiseren van bepaalde groepen. Ik bedoel daarmee niet het maken van grappen op sociale media, dat doen we allemaal wel eens. Ik heb het dan over ideologische, politieke communicatie. Tom Van Grieken, met wie ik het overigens goed kan vinden, beweert dat het VB dat niet zou doen, maar ik zie dat anders. Het VB problematiseert systematisch in haar communicatie de migrantengemeenschap. Volgens Van Grieken heeft hij geen probleem met ‘Mohamed met zijn valies’, die op zoek is naar een beter leven. Hij beweert een probleem te hebben met het beleid. Maar dat blijkt dan niet uit de communicatie van zijn boegbeeld Filip Dewinter. Die heeft het over de complottheorie van de omvolking.’
Dat is de tweede belangrijke uiting van extremisme bij het VB: het dwepen met complottheorieën. Ik beschrijf in mijn boek dat extreem-rechts vandaag meer inzet op complotdenken, minder dan op racisme of het problematiseren van een groep. De complottheorieën rond de globalisering en omvolking maken opmars. Dat laatste baadt ook in een saus van slachtofferschap, de blanken die weggedrukt worden.’
‘Het probleem met een goede complottheorie is dat die altijd een kern van waarheid bevat. De autochtone bevolking wordt in bepaalde wijken met vervreemding geconfronteerd. Vandaar dat ik ook het concept van de native claim hanteer. De Europese bevolking heeft hier haar wortels. Die eigen cultuur heeft dan ook meer rechten die nieuwkomers dienen te respecteren. Vanuit het Radicale Midden moeten er oplossingen worden aangereikt om de problemen, die er ontegensprekelijk zijn, op te lossen. Maar steeds vanuit de waarden van de Verlichting, vanuit die liberale democratie. Daarom is het zo belangrijk om in dialoog te treden met de extremen. Je mag van de problemen geen taboeonderwerp maken dat dan door extremisten geclaimd kan worden.’
De coronacrisis was een goede voedingsbodem voor complottheorieën, vooral omdat bepaalde politici er de kantjes hebben afgelopen met maatregelen die raakten aan de grondrechte van de bevolking. Ik denk maar aan het uitsluiten van niet-gevaccineerden, avondklokken…
‘Ik heb me ook geërgerd aan bepaalde maatregelen, zeker aan de avondklok. Maar ik bekijk de pandemie eerder nuchter. Er circuleert een virus dat gevaarlijker is dan de griep. Dat was niet het einde van de wereld. Maar er bestaat ondertussen een vaccin voor. Dan neem ik dat, om mezelf en mijn omgeving te beschermen. Wil de farmaceutische industrie daarmee geld verdienen? Natuurlijk, zo werkt kapitalisme. Maar ik heb vertrouwen in de controlesystemen die bestaan.’
‘De politici hebben zich echter op een slechte manier trachten te profileren. Ze hebben als kippen zonder kop zitten surfen op de waan van de dag.Op een populistische manier, zoals ze wel vaker doen. Mijn probleem met de coronacrisis is dat de politiek een aantal grenzen heeft overschreden. Tegen dit virus was vaccinatiedwang niet nodig. Verschillende maatregelen waren veel te ingrijpend. Het probleem, waar de aandacht naar zou moeten gaan, is dat ons zorgsysteem blijkbaar geen pandemie aankan. Daar hebben ze tot nu toe niets aan gedaan. Dát debat moet gevoerd worden. De rest is afleiding.’
Afleiding van een existentiële politieke crisis…
‘De échte crisis in de politiek bestaat vooral uit morrelen in de marge, het ontbreken van een langetermijnvisie, meegaan in de waan van de dag. Daarom mijn pleidooi voor een Radicaal Centrum. Het huidige centrum heeft geen visie, geen maatschappelijk project en kan daardoor geen stand houden. Het enige centrum dat stand kan houden is een Radicaal Centrum dat een visie uitdraagt zonder gegijzeld te worden door ideologie. Het moet de ideologieën overstijgen, vertrekkend vanuit een diepgeworteld realisme.’
‘Daarvoor is politieke moed nodig. Je moet de problemen durven aanpakken zonder angst om weggezet te worden in één of andere hoek. Wanneer het gaat over het klimaat ben ik een eco-modernist: we gaan niet stoppen met leven! Wetenschap en technologische ontwikkelingen gaan dat probleem oplossen.’
‘Op het gebied van migratie moeten we analyses durven maken en daar conclusies uit trekken. Wat hebben we nodig, hoe geven we een migratiebeleid vorm? Sommige conclusies zullen dan tegen migratie zijn, andere komen dan weer pro migratie over. We moeten op basis van degelijke analyses een visie uitwerken, niet gestoord door ideologie maar gedreven door realiteitszin.’
‘Op die manier kan je dan vanuit dat Radicale Centrum de extreme maatschappelijke marges tegemoet treden, met zelfvertrouwen. Stel de extremisten de vraag wat er scheelt, waarom ze boos zijn. Luister daar naar, neem die punten die hout snijden mee in je analyse om tot een oplossing te komen. Wees niet bevreesd voor hun grieven, maak geen taboe van problemen die ze aankaarten. Ga daar op een volwassen manier mee om.’
‘Op dit moment zie ik de extremen in de marge alsmaar groter worden, de PVDA en het Vlaams Belang. Het centrum moet zich laven aan die marge, zonder er door te worden opgegeten zoals nu gebeurt. Sta verdorie sterk in je schoenen! Zonder taboes en ideologische blindheid! Vanuit een radicale, realistische en weldoordachte visie!’