JavaScript is required for this website to work.
post

Een broos succes

Tunesië drie jaar na de revolutie

Robert Vandemeulebroucke21/8/2014Leestijd 5 minuten

Enkel Tunesië lijkt te hebben gewonnen bij de Arabische lente… Robert Vandemeulebroucke maakt na drie jaar de balans op.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

De jonge werkloze Tunesiër Mohammed Bouazizi stak zichzelf in brand op 17 december 2010. Met deze wanhoopsdaad wilde hij protest aantekenen tegen het repressieve regime en tegen de barslechte sociale en economische omstandigheden waarmee de meeste Tunesiërs te kampen hadden. De media besteedden grote aandacht aan dit incident. Het stak het vuur aan de lont: onlusten en straatmanifestaties braken overal uit, zij namen in intensiteit toe en zij werden door de politie hardhandig en bloedig onderdrukt. Bij het overlijden van de jonge man in het hospitaal op 4 januari 2011 stond het ganse land in rep en roer. Tien dagen later vluchtten de president Zine el-Abidine Ben Ali en zijn naaste familie naar Saoedi-Arabië dat hen asiel aanbood.

Een terugblik op de gebeurtenissen in Tunesië na de verdrijving van Ben Ali

De eerste demokratische verkiezingen vonden plaats op 11 oktober 2011: 260 parlementsleden, waarvan de helft vrouwen, werden verkozen. Een nieuwe grondwet zou worden opgesteld, gevolgd door nieuwe parlementsverkiezingen en de verkiezing van een president. In 2013 zou dit ganse politieke proces zijn afgerond.

De verkiezingen werden gewonnen door Ennahdha, een gematigde Islamitische partij, verboden onder Ben Ali. Zij won 38 % van de stemmen of 89 parlementszetels, te weinig om het land te regeren. Zij sloot bij noodzaak een coalitie met twee niet-confessionele centrum-linkse partijen en vormde de zogenaamde TROIKA, die met veel vallen en opstaan het land tot einde januari 2014 bestuurde en daarna vrijwillig aftrad ten voordele van een kabinet van technokraten, na het goedkeuren van de nieuwe grondwet in het parlement op 26 januari 2014.

De verkiezingsoverwinning van Ennahdha kan verbazen omdat Tunesië politiek gezien één van de minst confessionele staten in de Arabische wereld is. De redenen zijn, net zoals bij de Moslimbroeders in Egypte, het grote sociale draagvlak van de partij bij de arme bevolking en het onderlinge gekibbel of het ontbreken aan een realistisch politiek programma van een veelheid aan niet-confessionele partijen. In werkelijkheid verwachtte geen enkele politieke partij het zo snel ineenstorten van het regime en de daaropvolgende vlucht van de president. Men moest dus snel handelen om een politiek vacuum te voorkomen en het gebrek aan tijd was een handicap voor elke partij, zelfs voor Ennahdha die gehoopt had beter te scoren. Opmerkelijk was dat de Salafisten, een religieuze beweging die de Koran letterlijk interpreteert en beleeft, wél aan de verkiezingen deelnamen maar niet één zetel in de wacht konden slepen.

Dat een Egyptisch scenario in Tunesië kon worden vermeden is te wijten aan een aantal factoren.

In de eerste plaats werd de revolutie gedragen door het ganse maatschappelijke bestel, inclusief het bedrijfsleven, de middenstand, de syndicaten en de burger- oppositie in al zijn geledingen, confessioneel of niet. Reken daarbij de vrije media die geen kritiek op de regering spaarden en niet werden gemuilkorfd. Verder is er de aard van de coalitie zelf: de niet-confessionele regeringspartijen kwamen steeds stevig uit de hoek als Ennahdha’s gevoerde politiek een te Islamitisch kleurtje kreeg. Want Ennahdha had op zich geen meerderheid in het parlement, in tegenstelling tot Egypte waar de Moslimbroeders, in coalitie met de Salafistische partij NOUR, na de verkiezingen van januari 2012, 70 op 100 zetels behaalden en dus duidelijk hun wil aan de minderheid konden opleggen. Ennahdha moest dus compromissen sluiten. Er is ook nog de homogeniteit van de Tunesische bevolking, namelijk gematigd Sunni, te vermelden. Ten slotte en misschien vooral: het leger is in Tunesië volstrekt a-politiek en staat niet ten dienste van de regering zoals in Egypte onder de presidenten Mubarak en Sisi. Dat heeft Ben Ali tot zijn schade kunnen ondervinden: het bespoedigde zijn vlucht naar Saoedi-Arabië.

De regering heeft het bijgevolg niet gemakkelijk gehad, noch op economisch, noch op politiek vlak.

Op het economische gebied was er de toenemende werkloosheid van de relatief hooggeschoolde bevolking: 17 % werklozen in de steden versus 30 % werkloosheid op het platteland. Het zijn cijfers die nu nog weerspiegeld worden in de economieën van bepaalde landen in Europa. Het IMF was in april 2013 met een overbruggingskrediet van $1,75 miljard voor de dag gekomen nadat de Tunesische regering bepaalde subsidies had verminderd en zekere belastingen had verhoogd. Dat zorgde dan weer voor sociale onrust.

Op politiek vlak waren er de occasionele onlusten, van Salafistische inspiratie, die culmineerden in de moord op twee bekende oppositieleden, de heren Chokri Belaid in februari 2013 en Momammed Brahmi in juli 2013. Dat waren politieke breekpunten, de moord op Brahmi in het bijzonder. Het ontslag van de regering werd geeist maar niet bekomen. Na veel politiek gehakketak binnen en buiten het parlement verklaarde de regering zich onder druk van de verenigde oppositie toch bereid een ‘road map’ te aanvaarden waarbij een regering van technocraten zou worden gevormd bij het aftreden van de ‘TROIKA’, onmiddellijk na het stemmen over de nieuwe grondwet in het parlement. Die nieuwe grondwet kwam er op 26 januari 2014 en de ‘TROIKA’ heeft woord gehouden: zij trad af en ruimde het veld voor een interim – regering tot na de volgende parlementsverkiezingen.

De grondwet: een model voor andere Arabische landen in de maalstroom van de revolutie?

Deze tweede grondwet – de eerste dateerde uit 1959 – is een consensus – document dat met een overgrote meerderheid werd goedgekeurd, namelijk met 200 op 217 stemmen.

Zij is nà 2011 de eerste democratische grondwet tot stand gebracht in een land in de greep van de Arabische revoluties.

Het siert Tunesië dat het land geen herhaling wenste van wat zich terzelfdertijd in Egypte afspeelde, namelijk het opzijschuiven van een democratisch verkozen president, het hardhandig neerslaan van elke vorm van oppositie, het monddood maken van de vrije pers en de nakende verkiezing van een nieuwe militaire dictator, generaal Sisi.

Volgende belangrijke punten verdienen de aandacht in de nieuwe grondwetstekst.

Tunesië is een Arabische en Islamstaat maar zonder enige referentie naar de Sharia als rechtsinstrument. Dat betekent een onafhankelijke en niet confessionele rechtsspraak evenals de vrijheid van godsdienst. Apostasie of een andere godsdienst aanhangen wordt niet verboden. Het is de eerste maal dat deze clausule in de grondwet van een Arabisch land wordt ingebet. Annahdha hield er in deze duidelijk een andere mening op na maar die heeft het niet gehaald.

Verder krijgen mannen en vrouwen gelijke politieke rechten. Het helpt dat polygamie in het land verboden is. Eenieder kan kiezen of zich verkiesbaar stellen op alle bestuursniveaus, tot het presidentschap toe.

De basisvrijheden en -rechten waaronder vrije pers, vrije meningsuiting, vrijheid van vergaderen, opkomen voor mensenrechten, oppositie voeren, enz. worden grondwettelijk erkend.

Het subsidiariteitsbeginsel, niet onbekend in de Europese Unie, staat eveneens in de tekst. Het verwijst er naar dat het nemen van bepaalde beslissingen door het meest efficiënte burgerlijke niveau worden genomen. Dat kan op het niveau van de staat, van de regio of van de stad/gemeente zijn.

Conclusie

Sedert de verkiezingen van 11 october 2011, nu bijna drie jaar geleden, hebben zowel de civiele maatschappij als de regering blijken gegeven van een grote politieke maturiteit die er voor gezorgd heeft dat de trein van de voorgestelde en nog uit te voeren hervormingen, ondanks vallen en opstaan, op de rails is gebleven. Tunesië heeft in de Arabische wereld de reputatie een benijdenswaardige hoge scholingsgraad op alle niveaus van het onderwijs te hebben, zowel voor vrouwen als voor mannen. Daar hadden de vorige presidenten Bourguiba en zelfs Ben Ali voor gezorgd. Ook dat is een niet te veronachtzamen factor bij de opbouw van een nieuwe maatschappij. Het contrast tussen Tunesië en de afgang van landen zoals Syrië, Egypte en zelfs Libië is flagrant. Extreem religieus gedachtengoed werd in Tunesië niet geduld. Politieke gematigdheid heeft het gehaald. Het is een formule die, in de huidige context van de politieke ontwikkeling in de nabuurlanden, zowel deze in de greep van de revoluties als zij die er (voorlopig nog) zijn aan ontsnapt, niet gauw voor herhaling vatbaar zal zijn.

Er blijft nog veel werk aan de winkel: de volgende parlements- en presidentsverkiezingen zijn, met een jaar achterstand op het oorspronkelijk voorgestelde schema, respectievelijk op 26 oktober en 23 november 2014 gepland. In het volgende parlement zullen de nieuwe grondwetsbeginselen in wetteksten en uitvoeringsbesluiten moeten worden gegoten. Algemeen verwacht men dat Ennahdha bij deze verkiezingen een grote partij zal blijven maar toch aan pluimen zal verliezen. Het wordt uitkijken naar het organisatietalent van niet-confessionele partijen, naar hun programma’s en naar de persoonlijkheden die zich er achter scharen. Allen samen zullen zij de nog af te leggen weg verder in goede banen moeten leiden om het succes van de revolutie in de volgende jaren te consolideren en veilig te stellen.

Foto © reporters

Commentaren en reacties