JavaScript is required for this website to work.
post

Een ‘Charlie’ met waardigheid

Turks-Armeense journalist Hrant Dink herdacht

Dirk Rochtus22/1/2015Leestijd 3 minuten

Wanneer mensen hun leven geven voor de vrijheid van meningsuiting, raakt dat een gevoelige snaar in de maatschappij. De moord op redacteurs van het satirische weekblad Charlie Hebdo weekte collectieve rouw los. Vele burgers vereenzelvigden zich plotseling met ‘Charlie’. De dramatische gebeurtenissen in Parijs roepen de herinnering op aan de Turks-Armeense journalist Hrant Dink die acht jaar geleden in Istanbul werd vermoord.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Hrant Dink (1954-2007) behoorde tot de Armeense minderheid in Turkije, of tot wat er overgebleven was van het Armeense volk na de genocide die de machthebbers van het Ottomaanse Rijk in 1915 hadden gepleegd. De herinnering aan de Armeniërs die tweeduizend jaar lang op het grondgebied van Anatolië hadden geleefd, liet Dink niet los. Op 5 april 1996 richtte hij in Istanbul het weekblad Agos op dat zowel in het Turks als in het Armeens publiceert. ‘Agos’ betekent de plaats waar de ploeg een opening in de grond maakt zodat er een zaadkorrel in kan worden gelegd. Met ‘Agos’ wilde Hrant Dink de cultuur en de geschiedenis van de Armeense gemeenschap onder de aandacht van het Turkse publiek brengen en bijdragen tot de verzoening tussen Turken en Armeniërs. Dat is een zware taak, zeker in een land waar de Armeense genocide officieel wordt ontkend (en de overtuiging dat ze heeft plaatsgevonden zelfs strafbaar is) en vele Turken zelfs vandaag de dag nog tegen beter weten in geloven dat het de Armeniërs zelf zouden geweest zijn die tijdens de Eerste Wereldoorlog het geweld tegen hen zouden ‘uitgelokt’ hebben.

‘Als ik ga, zal het niet in stilte zijn.’

Dink schreef over een brede waaier van thema’s in de Turks-Armeense context. Hij pleitte voor betere betrekkingen tussen Turkije en Armenië en voor de opening van de gemeenschappelijke grens die Ankara gesloten heeft. Ook drukte hij de hoop uit dat Turkije de genocide zou erkennen, maar deed dit op een respectvolle wijze zonder de hedendaagse Turken verwijten naar het hoofd te slingeren. Hij was een Turks-Armeense Charlie, maar provoceerde niet. ‘Hrant Charlie’ straalde waardigheid uit. Zijn artikels zetten kwaad bloed bij Turkse staatsnationalisten die het project van de Turkse natiestaat (één volk, één taal) bedreigd zagen door de herinnering aan het bestaan van andere culturen zoals de Armeense en de Koerdische. Het regende heel wat klachten bij het gerecht. Voor Hrant Dink begon de juridische martelgang nadat hij op 6 februari 2004 de stelling had gepubliceerd dat Sabiha Göckçen, de stiefdochter van staatsstichter Mustafa Kemal Atatürk, van Armeense oorsprong zou geweest zijn (sommige Armeense kinderen hadden de genocide overleefd doordat ze zich na adoptie door Turkse gezinnen tot de islam hadden bekeerd). De gedachte dat Sabiha Gökçen, die bovendien de heldenstatus van eerste vrouwelijke oorlogspiloot van de Turkse luchtmacht genoot, misschien ooit de Armeense naam Hatun Sebilciyan had gedragen, was ondraaglijk voor vele Turken. De stafchef van het Turkse leger zag in de publicatie van het artikel van Dink een actie ’tegen onze nationale integriteit, solidariteit en nationale waarden’. De processen tegen Dink ook wegens andere artikels rond de Armeense identiteit sleepten jaren aan, beledigingen en bedreigingen maakten hem het leven zuur. Vele wensten dat hij opkraste, maar Hrant Dink sprak met opgeheven hoofd: ‘Als ik ga, zal het niet in stilte zijn.’

‘We zijn allemaal Hrant Dink’

Op 19 januari 2007 schoot een Turkse extremist Hrant Dink voor het kantoor van Agos dood. De verontwaardiging was groot. En wat zich in januari 2015 in Parijs en wereldwijd afspeelde rond Charlie Hebdo, gebeurde toen ook al in Istanbul, zij het op een kleinere schaal. Duizenden Turken solidariseerden zich met de ‘duif’ zoals Dink zichzelf noemde, de duif waarvan de kop werd omgedraaid op die fatale dag in Istanbul. Duizenden gewone Turken zeiden van zichzelf ‘We zijn allemaal Hrant Dink’ (‘Hepimiz Hrant Dink’iz’ in het Turks). Ook Turkse politici spraken hun afkeer uit. De tranen die ze weenden waren in feite krokodillentranen, want waarom hadden ze zo weinig gedaan aan een geestelijk klimaat waarin een Hrant Dink honderden haatmails toegestuurd kreeg en in het openbaar uitgejouwd en bespuwd werd? Een geestelijk klimaat dat toeliet dat ook na de dood van Hrant Dink processen doorgingen tegen Arat Dink, zijn zoon, en Sarkis Seropyan als redacteuren van Agos.

Morele grootheid

Op 21 januari 2015 vond in het Europees Parlement een herdenkingsplechtigheid plaats naar aanleiding van de achtste verjaardag van de dood van Hrant Dink, met steun van The Armenian General Benevolent Union (AGBU). Gastheer was Frank Engel, Luxemburgs christendemocraat en Europees parlementslid (voor de Europese Volkspartij). Engel hield een vurig betoog opdat Turkije eindelijk de Armeense genocide zou erkennen net zoals Duitsland na de Tweede Wereldoorlog gedaan had met de Holocaust. Dankzij die morele grootheid was Duitsland weer omarmd door de internationale gemeenschap die rust op het respect voor de democratie, de mensenrechten en de menselijke waardigheid. Ervoor ijveren dat Ankara de genocide erkent, is geen actie die gericht zou zijn tegen Turkije. Het is niet eens Turkije, maar het Ottomaanse Rijk dat de genocide pleegde. Maar zoals ook de Turk Levent Sensever van het antiracistische platform DurDe die avond zei: Zonder de waarheid van het verleden onder ogen te zien zal er geen echte democratie kunnen ontstaan in Turkije. Het is nu spannend uitkijken hoe Turkije zal reageren op de herdenkingen die wereldwijd zullen plaatsvinden op 24 april bij de honderdste verjaardag van de Armeense genocide. Mocht Hrant Dink nog geleefd hebben, zou hij als een ideale verzoener hebben kunnen bemiddelen tussen de Turkse en de Armeense natie.

 

Foto: @ www.gercekgazetesi.net

Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.

Commentaren en reacties