Een draagvlak komt niet vanzelf
Barbara Pas
foto © VB
Barbara Pas reageert op Jan Jambon: over een draagvlak stukslaan, niets doen om het te herstellen en zich vervolgens te beklagen dat het te klein is.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementFractievoorzitter in de Kamer Barbara Pas (Vlaams Belang) stoort er zich uitermate aan dat Vlaams minister-president Jan Jambon (N-VA) zich achter een zogenaamd gebrek aan draagvlak verschuilt om de Vlaamse onafhankelijkheid nog maar eens voor zich uit te schuiven. Een draagvlak dat door de heer Jambon en zijn N-VA eerst vakkundig werd kapotgeslagen, waaraan hij en zijn regering vervolgens niets deden om het te herstellen, en waarover hij zich recent in het VRT-programma De Afspraak beklaagde dat het er niet meer zou zijn…
Even terug naar de goede oude tijd… In 2005 gaf een peiling van De Stemmenkampioen aan dat meer dan de helft van de Vlamingen, 51,1 procent, gewonnen was voor de onafhankelijkheid van Vlaanderen. En een enquête van het nieuws van VTM bevestigde in augustus 2007 dat omzeggens de halve Vlaamse bevolking, 45,8 procent, inderdaad de onafhankelijkheid wenste. Een jaartje later, in 2008, toonde een onderzoek van Het laatste Nieuws dan weer aan dat het om 49 procent van de Vlamingen ging. Het bleef in die mooie dagen rond de helft van de Vlaamse bevolking schommelen, en zelfs de Belgicist Luc Van Der Kelen moest toen in zijn opiniestukken toegeven dat de Belgische eenheid veel brozer was dan algemeen werd aangenomen.
Maken we nu even een sprongetje naar een recenter en minder mooi verleden. In 2017 werd nogmaals gepeild naar de genegenheid van de Vlaming voor de onafhankelijkheidsgedachte, ditmaal door de VUB-politicoloog Dave Sinardet. En uit diens gelijkaardig onderzoek bleek die genegenheid verschrompeld tot amper 5 procent. Hoe kon een dergelijke implosie zich voordoen in nauwelijks één decennium? Zelfs sneeuw voor de zon verdwijnt nog niet zo snel…
Voor het antwoord op die eenvoudige vraag keren we nog één keer terug naar het verleden, naar het jaar onzes heren 2014. Het jaar waarin de N-VA haar enorme verkiezingsoverwinning boekte. Met een Vlaams en rechts programma had ze 33 procent van het electoraat hoop op verandering gegeven. Helaas voor de kiezers bleek het heel snel om valse hoop te gaan: de partij van voorzitter-voor-het-leven Bart De Wever nam in 2014 deel aan de federale regering van Charles Michel (MR) en stak daarvoor met veel plezier elke verkiezingsbelofte en vooral elk communautair dossier in de diepvriezer. Er startte een schandalige periode van communautaire stilstand die tot vandaag de dag duurt. Communautaire vragen werden gewoonweg niet meer gesteld, en de geldstromen vanuit Vlaanderen waren plots het vermelden niet meer waard.
Met de sloophamer
Als federale regeringspartij poogde de N-VA, toenmalig minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon voorop, de Vlamingen voortdurend wijs te maken dat België werkbaar zou zijn. Om haar regeringsdeelname ergens als een succes te kunnen verkopen was de N-VA wel verplicht tot het proberen bewijzen van het onmogelijke. En dat op die manier het draagvlak van de Vlaamse onafhankelijkheid met een sloophamer te lijf werd gegaan, dat namen de zichzelf Vlaams-nationalistisch noemende N-VA’ers er zonder problemen bij. Het door zovele rechtgeaarde Vlaamsgezinden jarenlang met zorg opgebouwde draagvlak stortte dan ook als een kaartenhuisje in elkaar.
Sloopwerken gaan helaas veel sneller dan opbouwwerken. Bij de N-VA was de machtshonger veel groter gebleken dan de principes en met een verbazend gemak trok de partij ten strijde tegen het eerste artikel van de eigen partijstatuten: het streven naar de Vlaamse onafhankelijkheid.
Sinds hij in 2019 aan het hoofd kwam te staan van een Vlaamse regering, werd door Jan Jambon, noch door zijn partij of zijn regering ook maar iets ondernomen om het zo ernstig beschadigde draagvlak voor Vlaamse onafhankelijkheid enigszins te herstellen. Geen enkel initiatief daartoe ging er uit van ‘Sterke Jan’, de benaming waarmee hij in die dagen alom werd opgevoerd maar die zelfs zijn meest rabiate aanhangers vandaag niet meer durven te gebruiken. Het ontbrak Jambon niet alleen aan de wil om het draagvlak te herstellen, met mislukkingen en amateurisme haalde hij het zelfs nog verder naar beneden.
Tegenstanders van de Vlaamse autonomie maakten bijvoorbeeld openlijk brandhout van de ‘wat we zelf doen, doen we beter’-theorie toen bleek dat zijn Vlaamse regering niet eens wist hoeveel geld er naar consultancyfacturen ging. En wat in dat kader ook zeker niet geholpen heeft, was het optreden, of het gebrek daaraan, van Jambon in de overlegcomités ten tijde van de coronapandemie. Zelfs toen de meest fundamentele grondrechten van de Vlamingen door de Vivaldi-regering met voeten werden getreden, bleef de Vlaamse minister-president braaf en kritiekloos aan het federale handje lopen.
Louter een zaak van willen
Het is eigenaardig dat Jan Jambon vandaag het ‘draagvlak’ aanhaalt als excuus om stil te zitten. Niet alleen omdat hij het zelf onderuit haalde, maar ook omdat hij lang niet altijd evenveel waarde aan draagvlakken schijnt te hechten. Zijn Vlaamse regering heeft meermaals zaken doorgevoerd waarvoor in Vlaanderen absoluut geen enkele steun bestaat. Of wat te denken van ‘verwezenlijkingen’ zoals onder meer de lage-emissiezones, het verbod op verkoop van wagens met verbrandingsmotoren vanaf 2029, het stikstofbeleid waardoor tientallen landbouwbedrijven verplicht moeten sluiten en vele andere bedrijven in problemen komen, de oversubsidiëring van allerlei links-activistische en migrantenclubjes, de erkenning en financiering van vele tientallen extra moskeeën, de bovengrondse Ventiluslijn met alle gevolgen van dien voor de omwonenden, en de besparingen in de kinderbijslag?
‘Vlaamse onafhankelijkheid is louter een zaak van willen. En dan kan niemand ons tegenhouden’. Dat zijn niet mijn woorden, maar deze van Jan Jambon en Peter De Roover, in een boek dat ze in 1994 gezamenlijk schreven voor een onafhankelijk Vlaanderen. Voor beide heren kunnen die schrijfsels van dertig jaar geleden misschien ‘om te lachen’ geweest zijn, net zoals het N-VA-ritje met nep-transfergeld naar de scheepslift van Strépy wellicht ook om te lachen was. Voor het Vlaams Belang is het dat allerminst. Onze partij heeft altijd aan een draagvlak voor Vlaamse onafhankelijkheid gebouwd en zal dat ook blijven doen.
En het intrieste feit dat de N-VA, zonder een omelet te maken, zoveel eieren heeft gebroken dat er volgens professor Sinardet in 2017 nog nauwelijks 5 procent van de Vlamingen gewonnen was voor autonomie, heeft nooit iets aan onze houding veranderd. Ondertussen zou dat percentage weer opgelopen zijn tot 25 procent, en het is een vaststaand gegeven dat een groter wordend Vlaams Belang samengaat met een groter draagvlak. In 2005 was onze partij groot, in 2017 klein.
Er bestaat ontegensprekelijk een draagvlak wanneer de helft van de Vlamingen stemmen op partijen die de onafhankelijkheid in hun beginselen hebben staan. En mocht men elke werkende Vlaming eindelijk eens de vraag stellen of hij of zij bereid blijft jaarlijks 4.300 euro zomaar weg te schenken aan het Franstalig landsgedeelte, is de kans op een omgekeerde uitslag, met 5 procent die België willen behouden, heel realistisch.
Categorieën |
---|
Tags |
---|
Barpara Pas is nationaal ondervoorzitter en Kamerfractievoorzitter van Vlaams Belang en mama van twee dochters. Ze studeerde voor handelsingenieur aan de KU Leuven.
De federale regering engageerde zich om asymmetrisch te besturen. Wat is daar drie jaar later van terecht gekomen? Barbara Pas maakt de balans op.
Sinds 16 september wordt er weer gecontroleerd aan de grens met Duitsland. Hoe effectief zijn die controles?