JavaScript is required for this website to work.
Multicultuur & samenleven

Een eerlijk gesprek over de islam

ColumnOthman El Hammouchi9/4/2018Leestijd 5 minuten

foto © Reporters

In plaats van steeds uit te gaan van reeds gevormde opinies over de islam, die keer op keer in het debat herhaald worden, zou het misschien lonen er eens een eerlijk gesprek over te hebben.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

In zijn recente stuk op Doorbraak gaat Sam Van Rooy tekeer tegen wat hij ‘het islamiseren van de samenleving’ noemt. Dit naar aanleiding van het mediacircus rond de achterlijke uitspraken van de partij ISLAM dat recent ontketend werd. Daarbij neemt hij het beleid van staatssecretaris voor Asiel en Migratie Theo Francken op de korrel, dat volgens hem veel te laks is en bijdraagt aan het ‘importeren van de sharia’. In zijn betoog bezondigt hij zich echter ook aan een hele reeks fouten, op basis waarvan hij de islam wenst te verketteren tot een barbaarse veroveringsreligie.

Sharia

Om te beginnen duidt Van Rooy de sharia aan als de ‘islamitische wet’, wat niet helemaal accuraat is, hoewel het wel vaak zo wordt gebruikt. Eigenlijk verwijst sharia in strikte zin naar de wetsbepalingen die vervat zitten in de Koran en de hadith, dus niet naar degene die door middel van rechtstechnieken als qiyas, ijma’, ‘oerf, istihsan, sadd ad-darai’, enzovoort verkregen worden. Deze bevatten zeer weinig van wat we in het Westen zouden beschouwen als ‘wet’: vrijwel geen strafrecht of administratief recht. Het is juister om naar het meer uitgebreide corpus juris te verwijzen als islamitisch recht (of fiqh).

In tegenstelling tot wat Van Rooy beweert toont de geschiedenis van de islam niet aan, dat het inherent is aan de islam om de sharia op te willen leggen aan moslims en niet-moslims. Zo gaf het Ottomaanse Rijk, dat de Balkan bijna vijf eeuwen lang in handen had, grote juridische autonomie aan zijn christelijke (en joodse) minderheden om volgens hun eigen wetten geregeerd te worden, die vaak indruisten tegen islamitische principes. Ze mochten bijvoorbeeld alcohol produceren en consumeren, wat flagrant in strijd is met de sharia. Op het einde van de 19de eeuw exporteerde het Ottomaanse Rijk 750 hectoliter wijn naar het Westen, waarvan een groot aandeel door kloosters werd vervaardigd.

Da’wa

Van Rooy duidt da’wa aan als de sinistere strategie van een islamitisch expansionistisch project om in te zetten op de groeiende demografische significantie van de westerse moslimgemeenschap en ‘orthodoxe moslims te laten infiltreren in onze instellingen’. Los van het feit dat hier op schandalige wijze geïmpliceerd wordt dat ‘s lands instellingen niet toebehoren aan orthodoxe islamitische inwoners van dit land, of dat zij infiltranten zouden zijn die het recht niet hebben toe te treden tot die instellingen, is zijn typering van het onderhavige begrip botweg fout. Taalkundig betekent da’wa gewoon ‘uitnodiging’, en kan het dus ook gewoon in wereldlijke zin gebruikt worden. Binnen de context van religie verwijst het naar missionering, het verspreiden van de goede boodschap, voornamelijk onder niet-moslims, maar ook onder niet-praktiserende moslims. Het sluit zich aan bij een traditie die onder andere ook in het christendom gevonden kan worden, en waar mij niets mis mee lijkt.

Taqiyya

Het meest verwerpelijke element van Van Rooys betoog is zijn uiteenzetting over taqiyya, wat hij aanduidt als het ‘misleiden of liegen ten opzichte van de niet-islamitische vijand’. Hier haalt hij een aantal Koranverzen aan die zijn argument zouden staven. Als  je ze echter bekijkt, blijkt dat ze niets te maken hebben met het punt dat hij maakt. Hieronder worden ze opgesomd. (De gebruikte vertaling is die van Prof. Dr. J.H. Kramers.)

2:173

‘Hij heeft slechts voor u verboden gemaakt het verstorvene, bloed, zwijnenvlees en wat geslacht is met een aanroep die niet tot God was maar wie door nood gedwongen was zonder het te begeren en zonder te overtreden voor hem is het geen zonde. God is waarlijk vergevend en barmhartig.’

2:185

‘De maand Ramadan is het waarin de Oplezing is nedergezonden tot rechte leiding voor de mensen en als bewijstekenen van de rechte leiding en de Onderscheiding. Wie uwer dan die maand beleeft laat hem vasten voor de duur daarvan maar als iemand ziek is of op reis dan een aantal andere dagen. God bedoelt met u het gemakkelijke en niet bedoelt Hij met u het moeilijke. Maakt gij het aantal volledig en betuigt God grootheid wegens de leiding die Hij u gegeven heeft. Wellicht zult gij dankbaar worden.’

4:29

‘O gij die gelooft verteert niet uw bezittingen onder u in ijdelheid tenzij dat er koophandel is met wederzijds goedvinden uwerzijds. En doodt elkander niet. God is waarlijk voor u barmhartig.’

16:106

‘Wie ongelovig wordt aan God na geloofd te hebben tenzij wie gedwongen is terwijl zijn hart in het geloof rustig verzekerd is maar wie zijn borst verruimt met ongeloof op hen is toorn vanwege God en voor hen is een ontzaglijke bestraffing.’

22:78

‘En beijvert u voor God met de ijver die Hem toekomt. Hij heeft u verkozen. En niet heeft Hij u in de godsdienst bezwaarlijks opgelegd naar de lering van uw vader Ibrahim. Hij is het die u de overgegeven genoemd heeft tevoren, en in deze opdat de boodschapper getuige voor u zou zijn en gij getuigen voor de mensen. Verricht dus de salat en brengt op de zakat en zoekt verdediging bij God. Hij is uw beschermheer en een voortreffelijk beschermheer is Hij en een voortreffelijk helper.’

40:28

‘En een gelovig man van het geslacht van Fir’awn die zijn geloof verborgen hield zeide: Zult gij een man doden omdat hij zegt: Mijn Heer is God en omdat hij tot u is gekomen met de bewijstekenen vanwege uw Heer? Indien hij een leugenaar is dan zal zijn leugenachtigheid tegenover hemzelf komen maar indien hij oprecht is zal u iets treffen van hetgeen hij u aanzegt. God leidt niet recht wie overmatig is en leugenachtig.’

Misschien ben ik achterlijk, maar ik kan niet zien wat deze citaten in godsnaam te maken hebben met het rechtvaardigen van het moedwillig verkondigen van leugens voor politieke doeleinden. Het enige geval waarbij er sprake zou kunnen zijn van twijfel is 16:106, maar daar wordt er gesproken van een passieve leugen, dus om te ontsnappen aan vervolging, niet voor het actief trachten te verwezenlijken van bepaalde doelen.Van Rooy noemt verder ook 3:54, dat moslims toestemming zou moeten geven om te liegen, omdat ook God soms listen smeedt. Dit toont een bijzonder pover begrip aan van de opbouw van islamitisch recht. Het is niet de bedoeling om dingen te interpreteren op de manier die het eerst in je hoofd opkomt of je agenda dient. De moslimjurist probeert de tekst te begrijpen binnen de context van het gehele islamitische corpus. In dit geval gaat het om het verhaal van Jezus Christus, wat niets te maken heeft met enige vorm van listige leugenachtigheid. Ik betwijfel dan ook dat Van Rooy ook maar één enkele respectabele Schriftgeleerde zal kunnen noemen die het onderhavige vers op zijn wijze opvat. Bovendien is wat voor God goed is geenszins noodzakelijk goed of toegestaan voor de mens.

De hoofdreden waarom dergelijke insinuaties echter zo verwerpelijk zijn, is omdat ze persoonlijke verantwoordelijkheid, de hoeksteen van elke respectabele ethiek, naar de prullenmand verwijzen. Men zou enkel aansprakelijk mogen zijn op moedwillige woorden en daden, niet op een of andere geheime agenda waarvoor nihil aanwijzing bestaat. Het hele taqiyya-circus dat onder bepaalde rechtse kringen leeft, is niet verschillend van het cultuurmarxisme: ik kan er evenmin iets tegenin brengen als tegen beschuldigingen van onbewuste micro-agressions of mansplaining.

Oproep tot een eerlijk debat

Van Rooy zegt de opmerking van staatssecretaris Francken te betreuren dat er niets per se mis is met de islam. In het verleden hebben hij en andere leden van het Vlaams Belang vaak dergelijke opmerkingen gemaakt. Daarom wens ik bij deze een oproep te doen aan hen en iedereen die gelooft dat de islam inherent kwaadaardig is, om de verzen en teksten te citeren waarop ze zich baseren voor die opinie. Ik zal de eerste zijn om toe te geven dat sommige passages moeilijk te interpreteren zijn, en vaak op immorele wijze aangewend werden. Ik ben bereid mijn netwerk van moslimjuristen aan te spreken teneinde de consensuspositie van de Schriftgeleerden te formuleren, en misverstanden weg te werken. Het is belangrijk dat hier eindelijk een open debat over wordt gevoerd, aangezien we steeds dezelfde standpunten en discussies met dezelfde mensen zien, zonder dat er een centimeter vooruitgang wordt geboekt. Het wordt hoog tijd om dit eens afdoende te trachten te beslechten.

Othman El Hammouchi is een jonge, conservatieve opiniemaker.

Commentaren en reacties