JavaScript is required for this website to work.
post

Een hervorming in bouwvallige scholen zonder leerkrachten

Pieter Bauwens15/9/2012Leestijd 9 minuten

Boudewijn Bouckaert is Vlaams parlementslid voor LDD en in die assemblee voorzitter van de Commissie Onderwijs en Gelijke Kansen. De man die de discussie over de onderwijshervormingen in goede banen leidt. Maar een voorstander van die hervormingen is hij niet.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Er heerst ongerustheid in het Vlaamse onderwijs over de geplande hervorming. Maar of er snel ook iets zal veranderen is minder duidelijk. Bouckaert denkt en hoopt alvast van niet. Hij is één van die 11683 die, als we dit neerschrijven de petitie ondertekend hebben van de Onderwijskrant. Maar waarom is de onderwijshervorming geen goed idee? ‘Ik vind dat een algemeen overhoop gooien van ons secundair onderwijs zoals de commissie-Monard, en in zijn zog minister Smet, voorstaat is prioritair noch wenselijk is. Andere grote problemen bedreigen ons onderwijs. Het onderwijs heeft volgens mij drie basics: de leerlingen, de leerkrachten en de scholen. Leerlingen zijn er genoeg door de bevolkingsaangroei die er sinds een viertal jaar is, vooral in de grote steden. Maar het aanbod kan niet volgen. We hebben een totaal verouderd park van schoolgebouwen. Als we daar niet drastisch ingrijpen wordt dat de schande van Vlaanderen. De meeste kinderen komen van de relatief mooie Vlaamse gezinswoning dikwijls terecht in de krotten van ons onderwijs. De oorzaak van de belabberde staat van de schoolgebouwen is een slecht Vlaams beleid. De vroegere minister van Onderwijs Luc Van den Bossche zei op zijn eigen cynische manier: stenen betogen niet, leraars wel. Waarmee hij wou zeggen dat men heeft toegegeven aan de leerkrachten voor een verbetering van hun statuut, kleinere klassen , aantal richtingen enzovoort, maar dat men de investeringen in schoolinfrastructuur aan de kant heeft geschoven, wegens geen protest, geen politieke druk.

En de publiek-private samenwerking (PPS) die minister Frank Vandenbroucke aankondigde?

‘Dat was goed geprobeerd, geen slecht idee, maar het is een druppel op een hete plaat. Het gaat over een heel klein percentage van de schoolgebouwen, het contract met BNP Paribas heeft lang aangesleept, het is veel te traag van de grond gekomen en er staat nog geen enkel gebouw recht. Vandaar dat de Vlaamse regering er aan denkt om dat project niet meer te herhalen.

Er zijn ook minder middelen om scholen te renoveren.

‘Pas op, deze minister heeft inspanningen gedaan om de fondsen voor de gebouwen te verhogen, maar het is too little too late. Vooral omdat de scholen heel lang moeten wachten eer een subsidie wordt goedgekeurd.’

Naast leerlingen en schoolgebouwen zijn er ook leerkrachten in de scholen, vormen die een probleem?

‘Er is een dreigend lerarentekort. Onlangs werd aan de alarmbel getrokken voor een nijpend tekort aan wiskundeleerkrachten. En dat is geen alleenstaand geval. We staan voor dramatische toestanden. En de regering moet eerst dat aanpakken. De twee problemen van het lerarentekort en de problemen met de gebouwen. Of gaan we een onderwijs hervormen dat geen gebouwen en geen leraars heeft? De prioriteiten zitten niet goed.’

Maar buiten die bezwaren bent u het ook inhoudelijk niet eens met de hervormingsvoorstellen van minister Pascal Smet.

‘Die onderwijshervorming wordt opgepookt door een select clubje academici zoals Mieke Vanhoutte, Bieke De Fraine, Jan Van Damme, Ides Nicaise, twee groepen van academici in Gent en Leuven. Ze hebben een quasi-monopolie op onderzoek en krijgen veel studies van het ministerie toebedeeld. Die studies wijzen allemaal in dezelfde richting: ons onderwijs is een ongelijkheidsmachine. Ze baseren zich op de ideeën van de trotskistische filosoof Pierre Bourdieu: het onderwijs reproduceert de kapitalistische ongelijkheden. En ze doen hun best om gegevens bij elkaar te zoeken die dat bevestigen. Volgens hun redenering worden de kinderen van de lagere klassen gedraineerd naar TSO en BSO en de kinderen uit de betere klassen worden naar het ASO geleid. Zo versterkt het onderwijs de klasseverschillen en klassenongelijkheid en dat is onrechtvaardig en inefficiënt, want je geeft ongelijke kansen en je ontneemt mensen kansen.

Als dat klopt is er toch een probleem?

‘Ik heb de cijfers bekeken die Mieke Vanhoutte in de commissie is komen presenteren. Daaruit blijkt hun stelling helemaal niet. Er is geen exclusieve stroom van arbeiderskinderen naar BSO/TSO en geen exclusieve stroom betere middenklasse kinderen naar ASO. Wat wel blijkt is dat kinderen van arbeiders meer vertegenwoordigd zijn in BSO en minder in ASO, maar er is absoluut geen sprake van dominantie. Met ons onderwijs als ongelijkmaker valt het best mee. Het is sterk overdreven. Het kan dus niet dé grote reden zijn om het hele onderwijs te hervormen.

Maar TSO en BSO hebben een slechte naam dat zorgt voor een watervaleffect en we hebben meer leerlingen nodig die die richtingen kiezen. Wat moet daar dan aan gebeuren?

Ik denk dat er andere maatregelen moeten genomen worden. Je kan iets ondernemen tegen het watervaleffect waarbij kinderen te hoog starten en dan afzakken , vaak met demotivatie tot gevolg . En dat kan zonder alles overhoop te gooien. Er moet gewerkt worden aan een reputatiestijging van TSO/BSO. Dat moet. Ondermeer door een naamsverandering die ingebed ligt in een public relations-actie die jaren moet volgehouden worden. De overheid moet mensen overtuigen dat het waardevolle richtingen zijn. Misschien moeten we wat mercantilistisch zijn en de weddes publiceren van afgestudeerden in TSO/BSO en die van ASO. Heel wat mensen zouden nog kunnen verschieten. Er zijn dit jaar, volgens de meest recente cijfers van de Agoria-barometer, meer kinderen in technische richtingen. Dus misschien is de kentering al ingezet. Daarnaast moet de rol van de CLB’s (Centrum voor Leerlingen Begeleiding, vroeger het PMS) versterkt worden. Ze moeten assertiever dan nu durven richting geven. Uiteraard blijven de ouders de sturende autoriteit bij de keuze van de richting die de kinderen uitgaan, dat betwist niemand. Maar CLB’s moeten durven drukken als kinderen beter geschikt zijn voor BSO/TSO en als dat wordt volgehouden denk ik dat dit vruchten afwerpt.’

Maar moeten we een systeem niet om de zoveel jaar vernieuwen, om sclerose te vermijden?

‘Er is een groot nadeel aan het overhoop gooien van het onderwijs. Het departement onderwijs is niet zoals openbare werken. Minister van Openbare Werken zijn is relatief gemakkelijk : je beslist over publieke investeringen, je kan plannen, je weet waar je begint en uitkomt. De staat kan dat makkelijk plannen. In het onderwijs is dat niet zo. Onderwijs is een maatschappelijk gebeuren en is heel complex. Elke school heeft zijn eigen traditie die gegroeid is in de geschiedenis, daardoor is het onderwijslandschap heel divers en multi-polair. Meer dan 70% is ook in handen van vrije gesubsidieerde scholen. Als je dit aanpakt vanuit een tekentafelmentaliteit krijg je dan allerlei perverse effecten, die anders zijn dan bedoeld. In zogenaamde elitescholen bijvoorbeeld vinden ze hun weg wel in het nieuwe systeem om toch hun ding te doen. Je kan dat niet tegen gaan. Maar dat ontduiken en ontwijken is op zichzelf geen goede zaak. Minister Smet, die een dynamische kerel is- een Duracell-konijn wordt hij genoemd – lijkt die complexiteit van ons onderwijs wat te miskennen. In zijn beleid zijn er soms zeer lange pauzes en dan opeens vliegt hij erin en lokt hij allerlei conflicten uit. Het multipolaire gegeven maakt dat je heel voorzichtig en met veel geduld de veranderingen moet sturen die moeten doorgevoerd worden. Om een consensus te zoeken. Maar op de tekentafel het onderwijs hertekenen, zoals een weg, dat lukt niet.’

Nochtans lijkt de grootste koepel het VVKSO (koepel van de katholieke middelbare scholen) mee te stappen in de richting van minister Smet. Ze hebben een eigen hervormingsvoorstel dat het voorstel van Smet sterk benadert.

‘Smet staat inderdaad niet alleen. Hij wordt gesteund door de SP.A, Groen en de ACW -vleugel van de CD&V. De rechtervleugel van de CD&V is ertegen, uit die partij komen dus heel tegengestelde geluiden. N-VA, Vlaams belang en LDD zijn tegen. Ook de Open VLD heeft zijn scepsis over een grote hertvorming laten kennen. Die tekst van het VVKSO is geschreven door mensen die weten waarover het gaat. De tekst geeft een heel goede analyse, maar geen doorslaggevende argumenten waarom die hervorming nodig zou zijn. In haar plan behoudt het VVKSO ook de B-stroom, waardoor de beroepsrichting opnieuw wordt uitgevonden Daarnaast zegt het VVKSO dat die hervormingen niet opgelegd moeten worden via decreten. Ze vragen ruimte voor de scholen. Het lijkt erop dat het VVKSO zegt dat ze willen meegaan in de algemene filosofie van de voorstellen van minister Smet, maar dat ze het eigenlijk maar doen wanneer en op de wijze zoals ze het zelf willen. Dat is een signaal naar de minister: blijf er met je handen af.’

Het behoud van de B-Stroom brengt ons op de discussie over homogene of heterogene klassen. (leerlingen met zelfde capaciteiten zoveel mogelijk bijeen zetten of juist niet), ook Itinera sprak zich daar onlangs over uit.

‘Je moet geen onderwijsdeskundige zijn om te weten dat een heel grote heterogeniteit in een klas het de leraar niet makkelijker maakt. De onderwijsdeskundige Piet Van Avermaet, zeker geen rechtse jongen, is in de commissie komen zeggen dat heterogeniteit in de klas zijn grenzen heeft, ook voor de meest geniale leraars. Het maakt het voor de leraars moeilijk. Maken ze het te moeilijk dan haken de zwakken af, is het te makkelijk dan haken de verstandigste af. Volgens onderzoek zitten nu al duizenden leerlingen zich in de wiskundeles te vervelen… dan vervult het onderwijs ook zijn taak niet. In de commissie hebben we hoorzittingen gehouden (de verslagen daarvan zijn na te lezen via de webstek van het Vlaams Parlement). Er zijn allerlei formules. Intraklas -diversiteit en interklas- diversiteit. In het laatste geval zet men per klas verschillende niveaugroepen, de slimme bij de slimme en de zwakkeren bij de zwakkere. Je krijgt dan de vroegere indelingen met nieuwe namen, is die hele hervorming daar echt voor nodig? Allemaal wat hypocriet toch? De visie van de minister is dat de sterke de zwakke meetrekken, ik ben daar niet van overtuigd. Ik denk dat zwaar heterogene klassen eerder voor frustratie zorgen, langs beide kanten. Ik denk dat de studie van Itinera een goed tegengewicht biedt voor de eenheidsworst die we nu krijgen in de diverse universitaire onderzoeken. Overigens je hebt geen zware studies nodig om te weten dat heterogeniteit een zware last legt op de leraar.’

U bent ook prof, een van de klachten is dat de kennis van de afgestudeerden achteruit gaat. Er is ook de klacht van de wiskunde proffen…

‘Dat geklaag van ouderen over de jeugd is een oud zeer. Reeds in de Griekse literatuur van de vierde eeuw voor Christus vindt je klachten dat de kennis en de zeden van de jeugd achteruitgaan. Je moet wel weten dat de participatie aan het hoger onderwijs enorm is toegenomen. Ik zat in mijn eerste jaar rechten met tweehonderd. Nu zijn ze met duizend. Een vervijfdubbeling. De jeugd wordt niet dommer maar ook niet slimmer. Als de top vijf naar het unief gaat, of de top 20 gaat, dan zakt het niveau van de studenten onvermijdelijk.’

Zakt dan ook het niveau van de universiteit?

‘Neen, niet noodzakelijk. Je kan natuurlijk onverkort je normen handhaven, waardoor de slagingspercentages dalen. En de unief staat daar vaak tussen hamer en aambeeld. Minister Vandenbroucke noemde een buis voor de student een buis voor de prof. De proffen worden met de vinger gewezen, ze zijn te streng, geven niet goed les, …. Maar de universiteit heeft de plicht om kwaliteit te handhaven. Het diploma moet waarde hebben, kennis en vaardigheden van hoog niveau vertegenwoordigen.’

Universiteiten hebben baat bij meer studenten voor subsidiëring. Dus hebben ze er baat bij om meer studenten te laten slagen.

‘Op korte termijn is dat zo. Maar als je diploma’ s gaat uitdelen is dat op lange termijn nefast, omdat de kennis over de kwaliteitsdaling van diploma’s zich verspreidt op de beroepsmarkt waardoor de universiteit haar reputatie verliest. Maar er moet wel iets gebeuren om die toestroom in goede banen te leiden. Volgens mij kan dat makkelijk door een mix van maatregelen. Het hoger onderwijs is te goedkoop. Wat gratis of bijna gratis is, daar gaan de mensen slordig mee om. Men moet de studenten responsabiliseren en zeggen dat studenten meer moeten bijdragen aan de kosten die de maatschappij in hen investeert. Ik pleit niet voor Amerikaanse toestanden en de beurzen moeten blijven bestaan en zo, maar zoals in Nederland zo’n 1500 euro lijkt me redelijker dan nu. Met die extra inkomsten kunnen de universiteiten investeren in kwaliteit. De minister is daar tegen omdat hij geen betogingen van studenten op straat wil, nou ja. Een andere maatregel die moet genomen worden is begeleiding in het middelbaar onderwijs. CLB’s moeten beter en krachtiger durven zeggen dat iemand niet rijp is voor universiteit. Dat is geen ramp, in ons land zijn zoveel er zoveel goede alternatieve trajecten. Ten derde moeten er oriënteringsproeven komen. heel deskundig opgesteld, want het is niet makkelijk om zoiets te doen voor een richting als rechten bijvoorbeeld. Als je die drie maatregelen combineert, krijg je minder studenten in de bachelorsjaren, hogere slagingspercentages en minder verloren jaren.’

Het OVV is heel ongerust over de nieuwe taalwetgeving voor het hoger onderwijs.

‘Ik huldig daarin twee principes: het eerste is het Simon Stevin-principe: je moet je taalbeleid zo houden dat je taal een vehikel blijft voor wetenschappelijke communicatie. Langs de andere kant is er het Vlaanderen-zendt-zijn-zonen-uit-principe. Je mag je academisch niet opsluiten. Universiteit is een wereld instelling en internationalisering behoort dan ook tot het wezen van de universiteit. Je ziet in de geschiedenis een slingerbeweging. Bij de oprichting van de universiteiten tot de Franse Revolutie was de internationalisering dominant, via het Latijn. Dat werkte ook heel elitair, ook heel klerikaal. De nationalistische revoluties van de 19de eeuw hebben de volkstaal naar de universiteit gebracht. Als wetenschappers zich wilden internationaliseren moesten ze dan ook meerdere talen beheersen. Dat belemmerde de internationalisering. Sinds de jaren 80 is het Engels doorgebroken als internationale wetenschappelijke taal. En dat is een beweging waar ook Vlaanderen niet aan ontsnapt. We moeten in het oog houden dat onze relatief kleine taal ook een wetenschapstaal blijft. En de politiek moet erover waken dat onze taal ook aan de universiteit gecultiveerd blijft, maar je moet het ook mogelijk maken dat er internationale studenten naar hier komen en dat onze studenten in een vreemde taal lessen kunnen volgen zodat ze zelf naar het buitenland kunnen. De politiek heeft daar een compromis in gevonden. Dat is nu gestemd. Ik kon daar grosso modo in mee gaan. Ik was meer voor een simpele regel: dat de bachelors exclusief Nederlands zouden zijn en dat je in de masters soepeler kan zijn. De studenten hebben dan een wetenschappelijke basis in het Nederlands gehad, zodat ze in hun verdere studies ook met het Engels kunnen werken zonder ‘verengelst’ te zijn. Men laat het nu ook deels toe in de bachelors . Het is een ingewikkeld systeem geworden.’

Het OVV vraagt zich af wie de universiteiten zal controleren. Ze hebben de facto een soort vrijgeleide.

‘Dat is niet waar. Er is toezicht op de universiteiten en als er onwettig te veel Engelstalige cursussen ingericht worden kunnen richting hun erkenning verliezen. Je moet weten dat VLD en Groen veel verder wilden gaan. Er was veel druk om in de richting van het Nederlands model te gaan. Dat is niet gebeurd. Er is nu ook gezegd dat dit compromis een evenwicht is en geen stap in een verdere evolutie. Een duidelijk evenwicht tussen wetenschapsbeoefening in onze eigen taal en de openheid voor internationalisering. Sommigen zien het als een stap om van daaruit verder te gaan, naar meer verengelsing, maar ik zeker niet. Ook minister Smet heeft duidelijk gezegd dat deze regeling voor een lange tijd stabiel moet blijven.’

Pieter Bauwens is sinds 2010 hoofdredacteur van Doorbraak. Journalistiek heeft hij oog voor communautaire politiek, Vlaamse beweging, vervolgde christenen en religie.

Commentaren en reacties