JavaScript is required for this website to work.
post

Een moord die de democratie schokte

Bedenkingen bij de moord op Theo Van Gogh tien jaar geleden

Dirk Rochtus3/11/2014Leestijd 3 minuten

De moord op de Nederlandse cineast en columnist Theo van Gogh tien jaar geleden toonde aan dat religieuze fundamentalisten de vrijheid van denken en spreken bedreigen. Naar een antwoord op die bedreiging zocht onze redacteur Dirk Rochtus tien jaar geleden in een opiniestuk in De Tijd.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

De dood van Theo van Gogh werpt een schaduw op de open ruimte waarin de democratie gedijt. Hij stond bekend voor zijn onverbloemde uitspraken over het gevaar van het moslimfundamentalisme. Daarom verging het hem zoals Ahmet Kislali, een prominente Turkse journalist en ex-minister die vijf jaar geleden in Ankara werd vermoord. Kislali had zich als uitgesproken voorstander van de scheiding van religie en staat de woede van moslimfundamentalisten op de hals gehaald.

Poriën

De verdedigers van de seculiere maatschappij zijn nergens nog veilig, zelfs niet in een voldragen democratie als Nederland. Ook daar dringen de vijanden van de vrije meningsuiting binnen in de poriën van de Open Society, die per definitie vertrouwt op de rede en de zelfbeheersing van de mondige burger.

Het probleem bij de moslimfundamentalisten is nu net dat ze geen mondige burgers zijn. Omdat ze niet geïntegreerd zijn in de maatschappij, of omdat ze de spelregels van het open en vrije debat nooit hebben geleerd. Dat onderscheidt hen van christelijke fundamentalisten. Die zijn over het algemeen maatschappelijk geslaagd – bijvoorbeeld de bourgeois leden van Opus Dei – of staan alleszins in de traditie van een godsdienst die door de historische processen van Renaissance en Verlichting fysiek geweld heeft afgezworen om haar doel te bereiken.

Denkfout

Iemand als Theo van Gogh maakte een denkfout. Hij dacht dat de adressanten van zijn kritiek op de uitwassen van de politieke islam op dezelfde manier zouden reageren als pakweg de christelijke fundamentalisten of areligieuze extremisten. Hij ging ervan uit dat de spelregels van de Open Society, namelijk woord en wederwoord, worden nageleefd door iedereen die als burger deel uitmaakt van het staatswezen dat die vrijheid dient te garanderen.

Niet iedere staatsburger is tegelijk ook burger in de betekenis die de Verlichting daaraan geeft: een persoon die rationeel en mondig het debat aangaat, en vooral, het nodige respect opbrengt voor de andersdenkende. Daar draait alles om in de democratie: respect. Het is in wezen de enige waarde die technisch ‘neutraal’ is. Respect voor andere meningen dekt als waarde alles wat een maatschappij nodig heeft om het samenleven tussen mensen van verschillende gezindheid mogelijk te maken. Of je nu christen, vrijdenker, moslim of boeddhist bent, respect maakt dat je kan samenleven met de andersdenkende of andersgelovige zonder dat de ene aan de andere zijn ‘waarden’ hoeft op te leggen. Want het spreken over ‘waarden’ (meestal een religieus geïnspireerde moraalcodex) veronderstelt een totalitair denkkader dat de andersdenkende die deze waarden niet deelt, op termijn uitsluit of vervolgt.

Ventileren

Respect maakt ook dat de burger onbevreesd zijn mening kan ventileren. Het enige waarvoor hij in een normaal functionerende Open Society ten hoogste ‘beducht’ zou mogen zijn, is het scheldproza van personen die niet met argumenten kunnen werken. Op zich is ook dat bedenkelijk, omdat zoiets aantoont dat we zelfs in onze parlementaire democratie nog veraf zijn van het beschaafde debat waarbij andersdenkenden hun onderling verschillende posities innemen op een uitgesproken, maar daarom niet minder rationele wijze. De anonimiteit van discussiefora op het internet maakt echter dat er een verruwing van de omgangsvormen optreedt die de fundamenten van de Open Society – het respect voor de andersdenkende – op de lange duur aantast.

Wapens

Een groter gevaar dat de Open Society bedreigt, is dat mensen die niet in staat zijn met argumenten te werken, niet naar scheldwoorden, maar naar wapens grijpen. Pim Fortuyn en Theo van Gogh werden vermoord door respectievelijk een ecologische en een islamitische fundamentalist, die als aanhangers van een totalitair wereldbeeld sowieso al een zwakke en labiele persoonlijkheidsstructuur hebben. De moordenaars waren al helemaal gefrustreerde mensen die volledig uit-gesloten waren van de debatcultuur en in hun vereenzaming en gebrek aan relativeringsvermogen teruggrepen naar het meest verwerpelijke middel dat maar denkbaar is.

De vraag is nu hoe de Open Society zichzelf kan verdedigen zonder haar wezenskenmerken op te geven. Het antwoord is zeker niet te vinden in het zogenaamde multiculturalisme. Een maatschappij kan multireligieus en multi-etnisch zijn, maar dat is niet hetzelfde als multicultureel. De democratische staat kent maar één ‘cultuur’ en dat is de grondwet waarin de rechten en vrijheden van de burger vervat liggen. Alle burgers, om het even welke religie ze aanhangen, of om het even wat hun etnische achtergrond is, moeten zich bekennen tot de basiswaarde van de parlementaire democratie: het respect voor de andersdenkende in woord en daad.

De democratische staat moet erover waken dat geen enkele burger tegen een andere wordt opgehitst op basis van ras, geloof of geslacht. Ze moet ook de nodige fora ter beschikking stellen – in onderwijs, media, verenigingsleven – om meningsverschillen op een vreedzame manier aan bod te laten komen. Maar ook de burger moet zich een inspanning getroosten en bereid zijn in staatsburgerkunde ingewijd te worden in plaats van in antipolitiek te vervallen.


Dit opiniestuk verscheen tien jaar geleden op 5 november 2004 in De Tijd. Naar aanleiding van de herdenking van de moord op Theo Van Gogh diept Doorbraak het artikel weer op.

Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.

Commentaren en reacties