JavaScript is required for this website to work.
post

Eindspel en finale

De avonturen van onze reporter in Niger 5

Guido Lauwaert9/1/2020Leestijd 7 minuten
Veld waar plastic gekweekt wordt.

Veld waar plastic gekweekt wordt.

foto © Guido Lauwaert

De reis en het project loopt op zijn eind. Verslag over de laatste dagen met giraffen, Macbeth, zonnepanelen en een nabeschouwing.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Negen

De laatste zondag van mijn verblijf gaat het richting binnenland. Frits wil me confronteren met giraffen. Ze leven in het wild, in een natuurgebied. Een 700-tal. Een schijntje van het aantal dat er was voor de blanke bezetter er plunderaar speelde. Na een hobbelige rit van drie uur arriveren we in een dal. Een laaggebied waar natuurlijke plassen zijn. De bomen zijn er hoger, dikker en minder grijs. Wat kan de natuur prachtig zijn, als zijn waardigheid werd gerespecteerd. We pauzeren even voor een plas en een foto.

We vervolgen onze weg tot bij een halte van de gidsen van het natuurgebied. Zonder gids, waarvoor betaald moeten worden, vind je geen giraf. Hij weet waar ze zitten, leest de sporen en als de uitwerpselen vers zijn, zijn ze nabij. We bereiken ons doel, kort voor de avond valt. Ik stap uit en langzaam loop ik voetje voor voetje naar een drietal giraffen toe. Zelfs mijn gastheer blijft bij de gids. Hoe minder volk, hoe rustiger de dieren bladeren blijven eten van een boom.

macbethGuido Lauwaert

Wat een prachtige, majestueuze dieren. Ze zijn veel groter dan die van de zoo van Antwerpen. Na een kwartier gaan ze verder. Voegen zich verderop bij een paar jonge dieren. Ik keer terug naar de auto. We vertrekken. Thuisgekomen gaat het richting douche. Door een dikke laag stof hebben we een tweede huid gekregen. Youssouf heeft voor eten gezorgd en buikje vol en hoofdje zwaar sleepten we ons naar bed.

Acht

Voor de laatste repetitie begint, op maandagochtend, hebben we iedereen gevraagd even na te blijven. Ze keken er van op. Ze stonden op de binnenplaats, de jongens. Je zag ongerustheid uit hun poriën kruipen. Hun bewegingen waren niet soepel, werden halverwege afgebroken.

Binnen pleegden we overleg, de directeur, projectleidster en souffleuse, tevens de Lady. Hoe we het zouden brengen en wie het zou doen. Ze moesten toch weten dat het over een paar dagen afgelopen zou zijn. Dat ik het vliegtuig op moest woensdagavond. Dat ze me nooit meer zouden zien. De lessen hervat werden. Alles zijn oude routine zou hernemen.

De directeur zei dat hij een korte inleiding zou houden en dan het finale woord aan mij overliet. Het was toch ik die afscheid nam. Tot die fraaie overeenkomst kwamen we.

Zeven

Na de ochtendpreek, zoals hogerop beschreven, lieten we ze de zaal van het Centre Culturel weer binnen. De projectleidster vroeg ze op de stoelen van het publiek plaats te nemen. Ze snapten er geen jota van. Ze waren niet meer gewend als kinderen te worden behandeld. Er hing een stilte waar geen woorden voor zijn. Je kan over alles praten, behalve stilte. Die laat zich niet temmen, niet op toonladders zetten.

Nadat hij tot stilte had aangemaand zei de directeur dat het voltallig korps aanwezig zou zijn, een tiental ambtenaren en een imam. Ik voegde er aan toe dat zulke voorstellingen ook in Europa de gewoonte zijn. Men noemt ze try-outs. Ik pauzeerde even en dan kwam het belangrijkste punt van mijn toespraak, waarvan de essentie luidde… dat ik de dag na de première er niet meer bij zou zijn. Dat ik afspraken had in mijn eigen land. Een paar pinkten een traan weg. De Lady draaide zich om… verborg haar mond en neus in haar hoofddoek. De souffleuse veegde het snot, net voor het uitgerekt op haar borst dreigde te vallen, van onder haar neus.

Ik trad naar voor, zei hoe fijn het was geweest samen te werken. Ze me verrast hadden. Ik heilig geloofde dat zij de voorstellingen evengoed zonder mij konden spelen. De projectleidster en de directeur het regieboek overnamen, ze hoefden het niet in te kijken om te weten wie wat moest doen en wat er stond te gebeuren om elke voorstelling te laten slagen. Dat ze moesten spelen als stond ik achterin de zaal, zoals vanavond zou gebeuren en bij de première.

Zes

Ik zag nu pas wie ze waren. Jonge mensen die leven in een wereld zonder kunst en cultuur. Weinig houvast hebben om zich op te werken in de maatschappij. Wat zal er van hen geworden? Een paar redden het wel, trekken door naar de universiteit, die naam in wezen niet waard. Meer dan een springplank om in het buitenland verder te studeren is het niet.

De grote meerderheid echter wordt ambtenaar, leraar zonder degelijk lesmateriaal en bagage. Middenstander die zonder steekpenningen en dreigementen tevreden mag zijn dat zijn handeltje draait. Wil hij uitbreiden zal hij zich toch moeten begeven in een handelsoorlog. Eén tegen allen.

Zij die hier voor mij zitten behoren tot de betere klasse burgers. Hun ouders zijn militair, ambtenaar, winkelier. Ze kunnen tenminste een zekere welstand ophouden. Ze leven allemaal naar toeval gevuld door wolken. Daarmee mogen ze best tevreden zijn. Een groot verschil met de overgrote meerderheid van hun minder gegoede landgenoten. Infrastructuur verbeteren en in stand houden is een moeizame opdracht. Je verliest er de moed bij, als je die al hebt. Waar zou je die halen?

Kunst en cultuur is voortgezet onderwijs. Ik heb ze er even van laten proeven en zal hen over een paar dagen in de steek laten. Daarom zaten ze er zo beteuterd bij terwijl ik mijn schamele redevoering hield.

Vijf

Ik zou aan ze denken, ging ik verder… elke avond… lang voor de voorstelling begon tot lang na het publieksapplaus en hun buiging. Zo makkelijk kon ik dit project niet vergeten… het zou maanden vooraan in mijn hoofd blijven hangen… pas langzaam wegebben. Langzamer dan een zaal na een voorstelling leegloopt. Nooit helemaal zou ik ze vergeten… daarvoor was het een te aangename samenwerking geweest… voor hen, de leraars, al wie meegewerkt had… en voor mij.

Ik boog voor hen. Een paar maakten zich los van hun stoel, gevolgd door anderen… ten slotte allemaal. Ze troepten rond me samen als wilden ze me gevangen zetten, niet laten gaan. Ze bleven versteend staan, beginnen te jammeren. Zelfs de hond van een jongen lag heel beteuterd te kijken. Hij voelde dat de sfeer er niet naar was om te kwispelen.

Vier

De projectleidster nam het woord van me over. Zo dan, mes enfants, morgen is het de grote dag… komen jullie ouders… verwanten… vrienden… mensen die nog nooit in deze school zijn geweest. Het is tijd voor de laatste repetitie. Weg die treurige gezichten… ga jullie omkleden… aanvang over vijftien minuten.

Ze trokken naar de kleedruimte. Een drietal treuzelden… ze keken mijn richting uit. Schoorvoetend kwamen ze naderbij. Een van hen zei dat ze een dansje hadden, speciaal gemaakt voor de voorstelling… Zou het opgevoerd kunnen worden, monsieur? Wie ben ik dat ik hun dit pleziertje kon weigeren. Ze zaten door een raam in de bovenbouw van de technische toren naar ons te staren. Ik ging naar hen toe, vroeg wat ze in gedachten hadden. Ze stelden zich op in rijen van vier, een oudere man startte de muziek en een breakdance  volgde. Na afloop keken ze me vol verwachting aan. Prima, zei ik. Vóór de voorstelling mogen jullie dansen… terwijl de mensen arriveren. Ze kirden van plezier.

Nauwelijks was ik weer op het toneel of een paar jongens met trommels vroegen of ze ook wat mochten inbrengen. Laat horen, zei ik… waarop ze verwoed op ritmisch op hun trommels begonnen te slaan. Nauwelijks begonnen of ik vroeg ze op te houden. Beteuterde gezichten. Ideale muziek om het eerste deel mee af te sluiten, zei ik… en jullie blijven slaan tot het begin van het tweede deel. Beginnen met zware, trage slagen, zoals bij rouw en eindigen in wild vertoon, zoals bij een huwelijk.

Drie

Veel valt er niet te zeggen over de laatste repetitie. Hij liep zoals verwacht en de inbreng van de dansers en de trommelaars voegde er zelfs een extra laag vernis aan toe. Ik kwam er achter, naarmate de repetitie vorderde, dat het verhaal van Macbeth uiteindelijk een treurwilg was geworden in een rozentuin. Eigenlijk was het – theatraal gezien – één grote bouwval. Maar wat ik ook zou doen, ’t zou toch weer in elkaar zakken door de fantasierijke inbreng van die jonge gasten.

Na afloop zei ik dat tegen de hele bende dat er geen betere Macbeth ooit was opgezet, waar ook ter wereld, in de haast vijfhonderd jaar dat het stuk bestond. Ze applaudisseerden voor zichzelf, de trommelaars sloegen verwoed op hun trommels, de dansers dansten, sprongen en sleurden allen mee in een wilde rondedans. Het zorgde voor een geweldige stofexplosie opgehitst door hun dolle emoties. Voor ze uitgefeest waren muisde ik er van onder.

Twee

Na de lunch bij Frits de koffie. Hij had zijn boeltje voor mekaar. Zou ’s anderendaags met mij het vliegtuig nemen naar Istanboel. Daar zouden onze wegen scheiden. Ik zou de vlucht naar Brussels Airport nemen en hij naar Milaan. Daar wachtte zijn vriendin hem op. Een weekje in de Italiaanse modestad. ‘Om te bekomen van mijn aanwezigheid’, zei hij met een monkel om de mond.

Onder de koffie – we waren de rust zelve – vertelde hij een merkwaardig verhaal. Hij is altijd in om nieuwe initiatieven te ontplooien. In zijn eentje of met een stille vennoot. Maar jaren geleden had hij haast meegedaan aan een associatie die heel Afrika met zonnepanelen wilde bedekken. Het zou de economische redding van dat continent betekenen. Het zou stinkend rijk worden en het Midden-Oosten mocht verdrinken in zijn olie. Er is niks van terechtgekomen…

Ze hadden hem willen naaien met het contract. Op ’t laatst hadden de zenuwen hem te pakken. Dat kwam door de advocaten van de partners: hij vertrouwde ze voor geen cent, kreeg er koppijn van, van die advocatenpraatjes. Gelukkig dacht hij altijd lang na voor hij iets begon – dit zaakje ook, ’t was te mooi. Vast geen zuivere koffie. Had hij getekend was hij opgedraaid voor vijftig procent van de investering, en als het mislukte voor honderd procent van de gevolgen. Net op tijd is hij gevlucht richting Brussel. Tijdelijk, tot hij een nieuw idee had.

Eén

De vooravond van de première. Iedereen is aanwezig. Ze wilden meteen beginnen spelen. Ik zei dat ze hun krachten moesten sparen. De voorstelling zou beginnen om acht uur. Om halfacht geen mens te zien in de wijde omgeving. Ik maakte mij ongerust maar de directeur stelde mij gerust. Ze zouden komen, daar wilde hij zijn job om verwedden.

Hij had gelijk. Haast op hetzelfde moment, iets voor acht uur, kwamen ze opdagen met z’n allen tegelijk. ’t Leek of ze zich verscholen hadden in de struikgewas, op een teken wachtten om tevoorschijn te komen. Ze hadden hun mooiste kleren aan. Vreemd hoe arme mensen zich toch nog feestelijk kunnen uitdossen. Baby’s op de rug en opa in een rolstoel, een zak met eten en drank bij de hand. Het bleef maar toestromen. Het leek wel een volksverhuizing. De ouderen zaten op de klapstoelen, de kinderen op de trappen… sommigen rustten met hun onderarmen gekruist op de rand van het podium.

Rond een uur of negen begon de voorstelling. Stil was het volk niet te krijgen. Ze sloegen verwensingen uit naar de hoofden van de Lady en Macbeth bij de moord op de goede koning, schreeuwden waarschuwingen uit naar Banquo – tot bij de aanvang van het stuk de beste vriend van Macbeth. Baby’s huilden, werden zoet gehouden met een borst. Het werd een spektakel waarvan je je afvroeg of het podium door de zaal speelde of de zaal voor het podium. ’t Was een mix van beide.

Van mijn regie bleef nauwelijks wat overeind. Toen Macbeth gestenigd was en het laatste woord gezegd brak er een feest los. Ze zongen, dansten, dronken zoetdrank, deelden snoep uit aan de spelers (hun eigen kinderen), aan wie ook maar een hand uitstak. Kort na middernacht ben ik er onderuit gemuisd samen met Frits en een paar van zijn vrienden. Mijn taak zat erop. Ready for take-off!

Nawoord

Is dit geheel van 5 artikels een reisverslag? Neen! Het is een impressie hoe te leven en werken in een andere cultuur. Het lukt als men openstaat voor elkaars train de vie. Wat ik heb gedaan is een proevertje. Mijn boeltje inpakkend stel ik mij de vraag of ik er de plaatselijke jongeren een plezier mee heb gedaan. Ook voor hen was het een dégustation. Maar laat ik ze niet achter met een gevoel dat niet ontsnapt aan een droom?

Dit is het laatste deel van een reeks verslagen. Lees hier deel 1 | 2 | 3 | 4.

Guido Lauwaert (1945) is organisator, regisseur, acteur, auteur, columnist, recensent voor o.a. Het Laatste Nieuws, NRC Handelsblad, Het Parool, VPRO-radio, Knack en Doorbraak. Hij richtte de Poëziewinkel op (later Poëziecentrum) en heeft een grote liefde voor Willem Elsschot en Paul van Ostaijen.

Commentaren en reacties