Het Europees Parlement neemt het voortouw in de strijd tegen schijnzelfstandigheid en uitbuiting bij platformwerk. Het wil zo de werkomstandigheden verbeteren van de naar schatting 4 miljoen platformwerkers die binnen de EU aan de slag zijn voor allerlei digitale platformen, zoals Uber, Takeaway of Deliveroo. Het dossier groeide de voorbije maanden uit tot een van de meest omstreden nieuwe Europese ontwerprichtlijnen, waarbij lobbyisten zich niet bepaald onbetuigd lieten. Platformwerk is een verzamelbegrip voor een almaar groeiend aantal economische activiteiten die…
Niet ingelogd - Plus artikel - log in of neem een gratis maandabonnement
Uw Abonnement is (bijna) verlopen (of uw browser moet bijgewerkt worden)
Uw (proef)abonnement is verlopen (of uw browser weet nog niet van de vernieuwing)
Het Europees Parlement neemt het voortouw in de strijd tegen schijnzelfstandigheid en uitbuiting bij platformwerk. Het wil zo de werkomstandigheden verbeteren van de naar schatting 4 miljoen platformwerkers die binnen de EU aan de slag zijn voor allerlei digitale platformen, zoals Uber, Takeaway of Deliveroo. Het dossier groeide de voorbije maanden uit tot een van de meest omstreden nieuwe Europese ontwerprichtlijnen, waarbij lobbyisten zich niet bepaald onbetuigd lieten.
Platformwerk is een verzamelbegrip voor een almaar groeiend aantal economische activiteiten die via een digitaal platform worden georganiseerd om vraag en aanbod beter op elkaar af te stemmen. Denk aan een Uber-taxichauffeur of een Deliveroo-koerier die, op basis van een door algoritmen aangestuurd systeem, te horen krijgt wat zijn eerstvolgende opdrachten zijn.
De voorbije jaren was er heel wat te doen over de verloning én over het exacte statuut van dergelijke platform-medewerkers. Soms zijn dat mensen die via dit soort werk een centje bijverdienen, maar net zo goed gaat het om mensen in hoofdberoep die tegelijk ook weinig of geen sociale rechten opbouwen of onderbetaald worden. De eigenaars van dergelijke platformbedrijven argumenteren doorgaans dat hun medewerkers freelancers zijn. Vakbonden en vooral linkse politici vinden dan weer dat iemand die zelf amper inspraak heeft in zijn werkschema en niet de professionele onafhankelijkheid van een zelfstandige heeft, recht heeft op eenzelfde sociale bescherming en op gelijkwaardige arbeidsrechten of veiligheidsvoorzieningen als werknemers in loondienst.
Bewijslast
Nadat de Europese Commissie eind 2021 met een eerste voorstel kwam, besloot de commissie werkgelegenheid en sociale zaken van het Europees Parlement die tekst stevig aan te scherpen. Tot groot ongenoegen van een aantal lidstaten én werkgeversorganisaties. Het voorstel van de Europese Commissie ging nog uit van ‘modern gezag via een app’. Zodra een werknemer aan bepaalde criteria voldoet – bijvoorbeeld als zijn loon of arbeidstijden bepaald worden door het platform – zou er een rechtsvermoeden van werknemerschap ontstaan. Vooral een aantal linkse parlementsleden vonden dat dit lang niet ver genoeg ging. Zij stellen nu voor de bewijslast om te draaien, vanuit de vaststelling dat dergelijke platformen meestal ook kweekvijvers zijn van schijnzelfstandigheid. Mensen die hun freelance-status aanvechten – persoonlijk of via een vakbond – zouden per definitie in loondienst werken, tenzij het platform aan de hand van dezelfde criteria het tegendeel kan bewijzen.
De nieuwe wetgeving moet ook komaf maken met geautomatiseerde systemen, aangestuurd op basis van algoritmen, die niet alleen de prestaties van werknemers monitoren maar hen desnoods ook kunnen ontslaan zonder enige menselijke tussenkomst. In het nu voorliggende voorstel wordt bepaald dat er altijd menselijk toezicht nodig is op alle beslissingen die de werkomstandigheden significant beïnvloeden. Ook zouden dergelijke platformen in de toekomst veel strenger gecontroleerd kunnen worden door de arbeidsinspectie. Nadat de bevoegde commissie binnen het Europees Parlement dit voorstel eind vorig jaar al met een verrassend ruime meerderheid goedkeurde, zal het nu begin februari ook ter stemming worden voorgelegd aan het voltallige Europees Parlement.
Europees niveau
‘Eigenlijk is het de bedoeling om met dit aangescherpte voorstel rechtstreeks naar een triloog te gaan, waarbij het parlement dan met de Europese Raad en de Europese Commissie onderhandelt over de definitieve nieuwe richtlijn’, klinkt het bij Sara Matthieu (Groen). ‘Maar er is de voorbije maanden enorm zwaar gelobbyd, niet in het minst vanuit werkgevershoek, om dit voorstel niet te laten passeren in deze versie. Wij hopen dat we nu vanuit het voltallige parlement een sterk onderhandelingsmandaat krijgen om met de raad aan tafel te gaan zitten.’
Volgens Matthieu is dit immers bij uitstek een dossier waarover er wetgeving op Europees niveau zou moeten komen. ‘Het is bijzonder lastig om dit land per land te regelen, omdat die grote platformen nu eenmaal internationaal actief zijn.’
Dat het dossier bijzonder gevoelig ligt en dat de economische belangen bijzonder groot zijn, blijkt ook uit de politieke onenigheid hierover binnen de Europese Raad. Ook de EU-ministers van Werkgelegenheid en Sociale Zaken zelf moeten nog tot een gemeenschappelijk standpunt en mandaat komen voor de onderhandelingen met het Europees Parlement.