JavaScript is required for this website to work.
post

Excuseer mij dat ik nog leef !

Gaston Durnez29/8/2016Leestijd 3 minuten

De pen wordt blijkbaar nog geregeld bijgesneden

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Excuseer mij dat ik nog leef ! Ik word 88. Achtentachtig !

Dat is vooral toe te schrijven aan mijn vrouw, die op geen kosten ziet om mij in de watten te leggen en er mij op tijd uit te halen. Zo ouderwets is zij, de goede ziel.

Het is ook te wijten aan de moderne artsen. Zij hebben tien jaar geleden ingegrepen toen ik, zoals dat heet, een levensbedreigende kwaal kreeg. Vroeger al hadden ze al eens een van mijn aders open geprikt, zodat mijn bloed gewoon onbekommerd kon doorstromen zoals in mijn jonge tijd. Nu slaagden ze weer in hun opzet, dank zij een dure ingreep en dure geneesmiddelen en hoge bijdragen van het ziekenfonds. Daar was ik blij mee. Maar vanmorgen begreep ik ineens dat men met dat geld heel wat nuttiger dingen had kunnen doen, voor jongere mensen. Bijvoorbeeld voetballers opleiden, die je met veel profijt kunt “transfereren” naar buitenlandse clubs, of doeltreffende drones kopen, of Olympische Spelen organiseren bij wijze van ontwikkelingshulp aan atleten die onze Nationale Vlag hooghouden.

Ik lees het in de krant, in artikels van bezorgde en deskundige lieden: “Rek het leven niet nodeloos”, zeggen zij, met de emotie van boekhouders in een groot bedrijf. En ik zie met schrik, hoeveel jaren ik nu al over tijd ben. Wat kan ik daar als excuus over zeggen? Misschien dat ik in die extra-time niet stil gezeten of gelegen heb?

Buiten de normale menselijke gedragingen van elke dag, waarbij een man op gevorderde leeftijd nog in het gareel kan lopen, heb ik nog wat geschreven. Ik kan niet veel anders, tenzij een beetje tekenen. Nog in het ziekenhuis begon ik aan de definitieve redactie van een boek waar ik al lang notities voor maakte. Ik schreef over mijn oude vooroorlogse vriend, G. K. Chesterton. En ’t was alsof de geestige Engelsman weer een grapje maakte. Hij citeerde mij zijn motto : “Ga niet dood voor je sterft”. De lankmoedige uitgever noemde het “Engelse humor” en maakte er een mooi boek mee waarvoor hij weinig recensenten vond maar enkele maanden later wel een afzetgebied in de ramsjwinkels. Wij hadden het kunnen weten, Chesterton was katholiek. De uitgever had op zijn papier duidelijk heel wat meer nuttige en nodige dingen kunnen drukken. ( “Honderd tinten grijs en zwart”. “ Hoe kook ik rauw?” “Gezond oorlogvoeren in 10 lessen”). Toch waren er enkele vriendelijke mensen die mij lieten weten dat mijn boek hen wat opgekikkerd. had. Enkele vriendelijke mensen, dat is al veel.

Een hardleerse schrijver heeft maar een paar opkikkertjes nodig om te recidiveren. Ik schreef nog een boek ! Heel wat dikker ! Het handelde dan ook over mijzelf. Ik vertelde over mijn kinderjaren en hoe het verder verlopen is met dat flink lachebekje uit la Flandre profonde. Ik legde uit, dat wij vroeger veel jonger waren, zeker zij die vroeger stierven. Daar kon niemand iets tegenin brengen. Ondertussen zijn er in ons land en elders natuurlijk veel mensen bijgekomen die veel jonger waren en bleven dan ik, met ongetwijfeld meer toekomst dan ik. Over die toekomst wilden zij lezen (áls zij wilden lezen). Van toekomst kun je nog iets verwachten en je kan erover fantaseren.

Wat zou ik nog aan positiefs kunnen voorleggen uit die nutteloze extra-time ? Een en ander, zoals dat gaat in een grote familie. Want die heb ik. Niet alleen acht kinderen, die tot mijn verbazing bezig zijn mij in leeftijd in te halen. Ik heb ook twintig kleinkinderen. En zopas werd mij een vijfentwintigste achterkleinkind beloofd. In Amerika, dan nog wel.

Ik heb mijn nakomelingen nooit gezegd, dat zij zoveel kinderen moesten voortbrengen als ik er “gekregen” heb. Echt waar. Het hadden er trouwens, gezien hun stamboom, veel meer kunnen worden. Ik ben wel blij dat zij er allemaal zijn, het is een vrolijke bende en als het op onze wandeltochten in bos en veld te hard regent, dan dragen ze mij over de plassen.

Ja, ik moet mij excuseren. Ik heb, zegt men mij, sterk bijgedragen tot de overbevolking van de wereld. Ik kan alleen maar tot mijn verontschuldiging inroepen, dat die overtollige jongelui tot nog toe hun best hebben gedaan om hier en daar te helpen “om de kwaliteit van het leven te verbeteren”. Een paar zijn wel journalist geworden, maar dat komt in de beste families voor. Ik geloof zelfs (en ik hoop het) dat er bij zijn die progressief stemmen. Ik moet hen wel verwijten, dat zij er nog altijd niet in geslaagd zijn, de Wereldvrede te vestigen. Sorry in hun naam.

Gaston Durnez (1928) is dichter, proza- en cursiefjesschrijver en journalist. Hij was heel zijn professionele leven verbonden aan de krant De Standaard, waarvan hij de tweedelige geschiedenis schreef, naast tientallen andere boeken. Tevens is hij oud-redacteur van Ons Erfdeel.

Meer van Gaston Durnez

De tentoonstelling van Adriaen Brouwer in Oudenaarde bevalt Gaston Durnez zeer, en hij brengt nog een andere Vlaamse meester in herinnering.

Commentaren en reacties