Na het arrest van de Raad van State op 8 december moest de overheid het verbod bij ministerieel besluit op collectieve erediensten herzien. Dit werd namelijk in strijd geacht met het recht op godsdienstvrijheid zoals gegarandeerd in de grondwet, het Europees Verdrag van de Rechten van de mens (EVRM) en het Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke rechten (BUPO). Op 11 december werd dit verbod opgeheven en vervangen door een beperking tot een maximum toegelaten aantal van 15 deelnemers. Dit volstond…
Niet ingelogd - Plus artikel - log in of neem een gratis maandabonnement
Uw Abonnement is (bijna) verlopen (of uw browser moet bijgewerkt worden)
Uw (proef)abonnement is verlopen (of uw browser weet nog niet van de vernieuwing)
Na het arrest van de Raad van State op 8 december moest de overheid het verbod bij ministerieel besluit op collectieve erediensten herzien. Dit werd namelijk in strijd geacht met het recht op godsdienstvrijheid zoals gegarandeerd in de grondwet, het Europees Verdrag van de Rechten van de mens (EVRM) en het Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke rechten (BUPO). Op 11 december werd dit verbod opgeheven en vervangen door een beperking tot een maximum toegelaten aantal van 15 deelnemers.
Dit volstond volgens sommigen niet. De beperking tot 15 deelnemers zonder rekening te houden met de oppervlakte van de ruimte waarin de eredienst plaatsvindt, werd als onredelijk en disproportioneel ervaren, en als in strijd met de godsdienstvrijheid. Op 16 december dienden verschillende partijen dan ook verzoekschriften in bij de Raad van State om het ministerieel besluit van 11 december bij hoogdringendheid te schorsen. Ze eisten tegelijk om het te vervangen door een ministerieel besluit waarin rekening wordt gehouden met de oppervlakte om te bepalen hoeveel deelnemers aanwezig mogen zijn. Deze keer kwamen de verzoekschriften uit christelijke hoek, in tegenstelling tot degene die aan de basis lagen van het arrest van 8 december. De verzoeken werden op 22 december door de Algemene Vergadering van de Raad van State verworpen.
Juridisch en intellectueel onbevredigend
Meester Fernand Keuleneer trad op als advocaat voor één van de verzoekende partijen. Hij is niet te spreken over het arrest. ‘Wij vinden het arrest van de Raad van State juridisch en intellectueel zeer onbevredigend. Wij nemen akte van — ons inziens — een zeer groot verschil tussen het arrest van gisteren (22 december) en dat van 8 december. In dat van gisteren is er plots geen sprake meer van schending van de godsdienstvrijheid. Het gaat enkel nog over proportionaliteit. De vraag rond de schending van de godsdienstvrijheid wordt genegeerd.’
‘Daar waar in het arrest van 8 december nog gesteld werd dat de Raad van State zich niet uit te spreken heeft over de juiste wijze waarop een godsdienst beleefd wordt, zie je daar in het arrest van gisteren niets meer van terug. Ik merk een groot verschil in benadering tussen deze twee arresten. Ik vind dat merkwaardig.’
Verschil tussen het individuele en het collectieve
Keuleneer geeft meer uitleg bij de aangevoerde argumentatie. ‘Wij hebben in ons verzoekschrift ook de situatie in de musea aangevoerd. Daar is er geen beperking van het aantal bezoekers. Er is ook geen beperking van de tijd die je daar mag doorbrengen. In een museum kijken een heel aantal mensen op dezelfde plek naar hetzelfde voorwerp, maar dat is blijkbaar geen probleem. Ik heb het arrest grondig gelezen, maar ik vind daarin geen enkel ernstige motivering.’
‘Het gaat zelfs verder dan dat. Het is momenteel perfect toegelaten om met bijvoorbeeld 200 mensen aanwezig te zijn in de kathedraal van Brussel of Antwerpen. Pas wanneer er een eucharistieviering begint, moeten er plots 185 buiten. Dat is een kafkaiaanse onhebbelijkheid die zich nu van de regelgeving heeft doorgezet in het arrest. Daar geven ze verder geen uitleg bij. Het arrest is gemakkelijk samen te vatten: “Er is geen ernstig middel omdat wij zeggen dat er geen ernstig middel is”. Dát is de samenvatting van het arrest.’
In het arrest wordt een verschil gemaakt tussen de individuele en groepsaanwezigheid. Volgens Keuleneer is dat ronduit absurd. ‘Als je met 200 mensen in een kathedraal aanwezig bent op identiek dezelfde plaatsen dan wanneer er een misviering zou plaatsvinden, waar zit dan het verschil tussen het collectieve en het individuele? In het arrest van 8 december met betrekking tot de Joodse erediensten werd een totaal andere redenering gevolgd.’
‘De beperking tot 15 deelnemers is dus duidelijk absurd. Logischer zou zijn om het deelnemersaantal te laten bepalen door de beschikbare oppervlakte, zoals in de winkelruimtes. Wat mij betreft mogen ze daar ook ventilatievoorwaarden aan koppelen. Maar dat blijkt dus allemaal niet ernstig te zijn…’
Geen verdere stappen
Keuleneer voorziet geen verdere stappen meer. ‘Met betrekking tot deze vordering zijn er geen verdere stappen nodig. Dat kan ook niet, behalve wanneer er in de toekomst zich incidenten voordoen. Dan kan je nog naar de burgerlijke rechtbank trekken en kan die een prejudiciële vraag richten tot het Grondwettelijk Hof.’
‘Wat me opvalt, en wat ik enkel kan vaststellen, is dat geen enkele politieke partij dit problematisch vindt. Ook vanuit de oppositie hoor ik niets. Niets bij PVDA, en ook niets bij Vlaams Belang. Met de grondwet en het EVRM doet men blijkbaar wat men wil. Ik vind nochtans dat er veel vragen te stellen zijn rond dit arrest.’
Interessant dat voor de Raad van State een religieuze vereiste in de ene religie een zaak van grondrechtelijke godsdienstvrijheid is, maar een religieuze vereiste in een andere religie niet. Het hoogste administratief rechtscollege gaat hiermee een zéér gevaarlijke weg op.
— Fernand Keuleneer (@FKeuleneer) December 23, 2020
Het traject rond dit thema lijkt voorlopig op een dood spoor te zijn geëindigd. Keuleneer is niet van plan om een echte vordering tot vernietiging in te stellen. ‘Dat duurt maanden, soms zelfs jaren voor een uitspraak valt. Dat heeft weinig zin. Maar we zullen zien wat er half januari op ons afkomt. Wanneer er dan een nieuw ministerieel besluit komt, zullen we zien wat daar in staat. Ik sluit niet uit dat er dan een nieuwe vordering wordt ingesteld tegen dat nieuwe ministerieel besluit.’
Geen applaus voor pandemiewet
De regering werkt ondertussen aan een pandemiewet. Misschien is die tegen half januari beschikbaar en verandert dat de zaak. Keuleneer lacht schamper. ‘Op mij moet men niet rekenen voor applaus voor een pandemiewet. Ik ben daar absoluut geen voorstander van. Je gaat dan enkel hebben dat er een bijkomende drempel is omdat eventuele ministeriele besluiten aan die pandemiewet gaan moeten worden getoetst. Ik verkies de huidige situatie.’
Nochtans maken een aantal parlementsleden zich al geruime tijd druk om het ontbreken van dit wettelijk kader. Keuleneer is niet onder de indruk. ‘Het probleem van de parlementariërs die zich vervelen en die niks om handen hebben, is niet mijn probleem.’