JavaScript is required for this website to work.
post

Fiat geld: loopt het monetaire systeem weer uit de hand?

Ons geldsysteem wordt al bijna een eeuw noodgedwongen steeds ‘soepeler’

Koen Tanghe19/8/2021Leestijd 4 minuten

foto © pixabay.com

Fiat geld is een fantastische uitvinding maar valt wel makkelijk te misbruiken. Vandaar dat het steevast uitmondt in het failliet van geld.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Er is dezer dagen veel te doen rond het gevaar van ‘fiscal dominance‘ of het verlies van de onafhankelijkheid van centrale banken. Daarbij staat hun beleid niet meer ten dienste van de economie en in het bijzonder van het beschermen van de koopkracht, maar dient het vooral om in schulden verzuipende overheden te financieren.

We zitten momenteel eigenlijk al in die situatie: centrale banken houden de rente superlaag, ondanks een gestaag stijgende inflatie, mede om gevaarlijk opgeblazen activa bubbels te beschermen en de financiën van armlastige postpandemie-overheden te ontzien. De inflatie moet nu maar ‘gemiddeld‘ laag blijven (‘gemiddeld’ over 10, 100 of 1000 jaar?), heet het.

Een ‘tijdelijke’ situatie

Er wordt ons langs alle kanten verzekerd dat deze precaire situatie tijdelijk is. Wat men er echter niet bij vermeldt en wat men wellicht niet eens weet, is dat we via een litanie van dit soort ‘tijdelijke’ maatregelen in deze toestand zijn aanbeland.

We zitten namelijk al sedert 1931 in een ijzeren fuik van monetaire versoepelingen: eens een nieuwe versoepeling is ingevoerd, is er geen weg terug. Integendeel: ons schuldgedreven, kapitalistisch en democratisch systeem vergt enige decennia later alweer een nieuwe versoepeling. De grote vraag daarbij is: waarheen leidt die fuik?

1931: het einde van de klassieke goudstandaard

Dankzij de gelijknamige film heeft iedereen al eens gehoord van de muiterij op de Russische pantser kruiser Potemkin (1905). Ze was een explosieve exponent van een diepe maatschappelijke onvrede die enige jaren later de vermaledijde bolsjewieken aan de macht bracht.

Veel minder bekend, is dat een muiterij onder matrozen ook een rol speelde in de opkomst van ons huidig fiat geldsysteem: in de zomer van 1931 ging een contingent Britse matrozen in Invergordon (Schotland) aan het rellen.  Ook deze opstand was een exponent van een diepere onvrede onder brede lagen van de bevolking. Niet met een politiek maar met een monetair systeem: de klassieke goudstandaard. Die was in 1925 terug in ere hersteld, na opgeheven geweest te zijn naar aanleiding van de Eerste Wereldoorlog. Dit impliceerde dus dat het pond opnieuw aan een vaste prijs inwisselbaar was tegen goud. Indien de waarde van het pond daalde, konden buitenlandse investeerders hun goedkope ponden inruilen tegen goud.

Aangekondigde loonsverlaging

Een en ander vergde begin jaren dertig van de twintigste eeuw echter bijzonder pijnlijke economische maatregelen, zoals hogere belastingen, een bijna verdriedubbeling van de kortetermijnrente en ook loonsverlagingen. Vandaar die opstand: de rebelse matrozen verzetten zich tegen een aangekondigde loonsverlaging.

In het buitenland werd paniekerig gereageerd: stel je voor, rebellie binnen een eerbiedwaardig instituut als de Britse Navy! Het alarmerende gevolg was dat op één week tijd goud ter waarde van bijna 40 miljoen pond het land verliet. Daarop vroeg de centrale bank ten einde raad het parlement om de goudstandaard ‘tijdelijk’ op te zeggen, wat in september 1931 effectief gebeurde. Een en ander zou in de negentiende eeuw ondenkbaar geweest zijn: de goudstandaard was heilig. Inmiddels was Groot-Brittannië echter een democratie, dus kozen politici eieren voor hun geld.

1971: het einde van de goudstandaard

Andere landen volgden al snel haar voorbeeld. Met uitzondering, weliswaar, van de Verenigde Staten. Na de Tweede Wereldoorlog werd hun dollar dé spil van het nieuwe monetaire systeem, waarbij hij zelf nog inwisselbaar was in goud, maar andere munten niet meer. De andere munten hadden wel een vaste maar aanpasbare wisselkoers tegenover de dollar. Dit Bretton Woods systeem werkte initieel goed, maar bleek uiteindelijk eveneens onhoudbaar met als gevolg dat in 1971, 40 jaar na het begin van het einde van de klassieke goudstandaard, de USD-goudstandaard op zijn beurt op de schop ging.

De redenen voor deze zogenaamde Nixon shock zijn complex, maar het komt er weer op neer dat het openhouden van het ‘goudvenster’ (de inwisselbaarheid van dollars in goud) en dus het verdedigen van de waarde van de dollar, offers vergde die moeilijk opgebracht konden worden in een democratie.  Ook dit keer was de maatregel overigens ‘tijdelijk‘: Nixon wilde enkel de Amerikaanse munt devalueren teneinde in 1972 herverkozen te worden. Daarna zou de inwisselbaarheid van de dollar opnieuw in ere hersteld worden. Niet dus.

2001: het begin van QE

De USD-fiat standaard die zodoende in voege kwam, liet een schier ongebreidelde geldcreatie toe. Er was nu immers geen goud meer dat als ultiem anker van het geldsysteem kon fungeren. Een en ander leidde in het Japan van de jaren 1980 tot een van de grootste vastgoed- en beursbubbels die de wereld ooit gezien heeft.* Toen die begin jaren 1990 implodeerde, kwam de economie in een langdurige periode van relatieve stagnatie en deflatie terecht.

In die context begon de centrale bank van Japan tijdens de recessie van 2001 met een nieuwe monetaire innovatie: het opkopen van grote hoeveelheden obligaties bij commerciële banken ofte ‘quantitative easing’ (QE). Dit verlaagt de rente op die obligaties, wat lenen goedkoper maakt. Bovendien kunnen commerciële banken de opbrengst ook gebruiken om leningen uit te schrijven. Vanzelfsprekend was ook deze maatregel ‘tijdelijk‘. Of wat had u gedacht? QE stopte in Japan in 2006, maar niet voor lang.

2021: fiscale dominantie

Nog eens twintig jaar later is massale QE gemeengoed geworden in de westerse wereld. Centrale banken kopen nu bovendien van alles en nog wat, waaronder in sommige gevallen ook aandelen. Het gevaarlijke resultaat is een veelkoppige  en gigantische ‘asset bubble‘. Bovendien zijn de overheidsfinanciën er belabberd aan toe na een peperdure pandemie en afhankelijk van zeer lage rentes.

Zoals gezegd: we zitten zodoende nu al in een situatie van ‘fiscal dominance’ (en ‘financial assets dominance’). Maar geen nood: ook deze precaire toestand is dus ‘tijdelijk‘.

En wat in 2031?

Sommigen voorspellen al, in vage bewoordingen, een nieuwe en radicale ‘monetary reform’, na de afschaffing van cash geld en de invoering van digitaal geld. Daarbij zou iedereen verarmen. Indien het eenvoudige patroon van de voorbije honderd jaar zich op wonderbaarlijke manier doorzet, komt ze er al in 2031 (10 jaar na de vorige stap, zoals die 20 jaar na de derde stap volgde, etc.), precies 100 jaar nadat de klassieke goudstandaard ‘tijdelijk’ op de schop ging.

Wat er ook van zij, het valt, los van kortetermijnvoorspellingen over de inflatie, te verwachten dat we dit decennium nog vaak zullen kunnen genieten van een monetair beleid dat ‘tijdelijk’ meer oog heeft voor geldhongerige overheden en opgeblazen financiële markten dan voor de koopkracht van geld.

 

* De Belgische ambassade in Tokio was in die tijd een fortuin waard (‘evenveel als heel California’). In de jaren 1990 werd haar waarde nog altijd geschat op 1 à 2 miljard euro. In 2006 werd ze voor een luttele 420 miljoen euro (bruto) verkocht door Verhofstadt II om een gat in de paarse begroting te dichten. De kosten voor de nieuwe ambassade werden doorgeschoven naar een latere begroting.

 

Koen Tanghe is verbonden aan de UGent, waar hij werkt rond de geschiedenis en de filosofie van de levenswetenschappen. Hij bestudeert onder meer het concept 'gencentrisme' en publiceerde verder ook over de moderne evolutietheorie en over de eerste, Britse bloei van evolutief denken in het Edinburgh van de eerste decennia van de negentiende eeuw.

Commentaren en reacties