JavaScript is required for this website to work.
Communautair

Franstalig onderwijs: de koe bij de horens vatten

Jules Gheude8/2/2018Leestijd 3 minuten
Kunnen we nog van een retorica spreken?

Kunnen we nog van een retorica spreken?

foto © Reporters / Andia

Het moet andere wegen op met de onderwijshervormingen in de Franse Gemeenschap, en nog snel ook.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Jaren is het nu al dat de schoolwereld hervormingen ondergaat die uit pedagogische breinen zijn gesproten. Het bilan is simpelweg hartverscheurend. Het volstaat te zien hoe kandidaten voor het hoger onderwijs zich uitdrukken en welke teksten ze schrijven, om de onbetwistbare achteruitgang te merken. De PISA-tests* bewijzen dat.

Kan de term ‘retoricastudent’ nog wel behouden blijven als de kennis van de schone letteren hoe langer hoe meer tot mondjesmaat beperkt blijft? Het mag niet volstaan om Corneille, Racine, Molière, Montaigne, Voltaire, Diderot, Chateaubriand, Hugo, Lamartine, Baudelaire, Flaubert, Gide, Camus, Sartre of Yourcenar eventjes te doorbladeren. Al die auteurs – en heel wat anderen – hebben ons zoveel te leren! Zij laten ons ook zien wat voor een essentieel aandeel het Latijn en Grieks hadden bij hun eigen vorming.

Geruime tijd is er al sprake van om de lessen moraal en godsdienst te vervangen door een inleiding in de grote gedachtestromingen (religieuze of filosofische), wat de kritische geest en de verdraagzaamheid zou kunnen ontwikkelen. Een nochtans dringende noodzaak in deze tijden waarin het obscurantisme weer opduikt. Maar in naam van de bijzondere waarden die zij willen doorgeven, hebben de verantwoordelijken van het zogeheten ‘confessioneel’ onderwijs daar weinig zin in.

Het Pacte d’excellence, waarover eindeloos gedebatteerd wordt, wil een gemeenschappelijke sokkel opleggen voor de eerste drie jaren van het secundair. Nochtans heeft men geen drie jaar nodig om te merken dat niet alle leerlingen uit dezelfde mal voortkomen. Heel snel al komen met die uniforme aanpak allerhande verschillen naar boven. Waarom een kind tot verveling en frustratie dwingen, als andere richtingen het zouden kunnen opwerken en laten opbloeien? Heeft de samenleving dan niet evenzeer nood aan mecaniciens, schrijnwerkers, artiesten of sportlui als aan advocaten, dokters, ingenieurs of leraren? In Frankrijk heeft het nieuwe bewind goed begrepen dat het technisch en beroepsonderwijs nodig aan opwaardering toe is.

De versleten oude nieuwe wegen

Er zijn in de loop van de laatste decennia heel wat nieuwe wegen bewandeld bij de hervormingen van het onderwijs, zonder dat het daar beter van is geworden. Zo zal men zich de audiovisuele methodes herinneren die geacht werden het aanleren van vreemde talen te stimuleren. De leraar moest de moedertaal van zijn leerlingen buiten beschouwing laten en hen door middel van beeldmateriaal en mimiek proberen duidelijk te maken wat de zinnen die ze hoorden betekenden.

Scholen moesten aanzienlijk wat investeren om nieuwe handboeken te kopen en zich van taallabo’s met bandopnemers te voorzien. Dat was allereerst een commerciële onderneming, en die alvast is ruim geslaagd! Maar het uitgangspostulaat van de nieuwe methodes was krom. Als wij onze moedertaal leren, gaat dat op een natuurlijke manier en met een nog onbeschreven stel hersenen. Dat is niet het geval voor een vreemde taal. Het loopt al scheef vanaf het moment dat een leerling inwendig, en in zijn eigen taal probeert te achterhalen wat de betekenis mag zijn van wat hij net in het Engels of Nederlands heeft gehoord.

Vandaag grijpen de meeste leraren terug naar woordenlijsten die met de vertaling ernaast van buiten moeten worden geleerd. Maar zowel in het ene als in het andere geval blijft de vaststelling dat na ettelijke studiejaren de leerlingen niet in staat zijn om een eenvoudige conversatie te voeren in een vreemde taal. Enkel de experimenten met immersieklassen blijken te werken. Het is betreurenswaardig dat Marie-Martine Schyns, minister van Onderwijs van de Franse Gemeenschap, niet met dezelfde doortastendheid te werk gaat als haar Franse evenknie. Deze laatste aarzelt niet om de maatregelen te nemen die voor de hand liggen.

Geld en inspanningen

De hervorming van ons onderwijs betreft overigens niet alleen de pedagogische kanten. De overheid beschikt niet over onbegrensde budgetten. Het komt er dus op aan die zo goed mogelijk te gebruiken. Moet er niet ook nagedacht worden over het behoud van de huidige structuren? Van wijlen Robert Deschamps, professor Economie aan de Facultés universitaires de Namur, kwam het voorstel om over te gaan tot een fusie van alle takken van het Franse gemeenschapsonderwijs, het provinciaal, gemeentelijk en vrij onderwijs, en om bepaalde voorzieningen te delen. De aanzienlijke besparingen die dit zou opleveren, zouden het mogelijk maken het onderwijzend personeel beter te betalen, en een optimaal gebruik van de schoolgebouwen garanderen.

De samenleving verandert, wat aanpassingen opdringt. Maar die kunnen zich niet onttrekken aan de vereisten van een besparingspolitiek. Toch mag men nooit toegeven aan de verleiding van een nivellering naar omlaag! Het begrip inspanning is belangrijk: men krijgt niets voor niets. De kwaliteit van het Finse onderwijs vindt overal erkenning. In dat land kun je onmogelijk van goede en minder goede scholen spreken: ze zijn allemaal excellent. Om over na te denken!

___________________

* Programme for International Student Assessment, uitgaand van de OESO, vandaar de Amerikaanse spelling van ‘program’ (nvdv).

vertaling Marc Vanfraechem

Jules Gheude (1946) is oud-medewerker en biograaf van François Perin. Hij publiceerde meerdere essays over de Belgische communautaire kwestie. In 2009 was hij voorzitter van de Staten-Generaal van Wallonië, een burgerinitiatief om de Waalse geesten van het post-Belgische tijdperk bewust te maken. Sinds 2010 bezielt hij de Gewif (Groupe d’Etudes pour la Wallonie intégrée à la France). Van 1982 tot 2011 was hij directeur aan Wallonie-Bruxelles International (WBI).

Commentaren en reacties