JavaScript is required for this website to work.
post

Geef ons meer cultuurbobo’s!

Laurens De Vos28/2/2016Leestijd 3 minuten

Cultuurbobo’s zoals Fernand Huts doen meer voor kunst dan schimmige commissies die geld bedelen onder de eigen vriendjes.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Cultuurbobo. Zo noemde Bart Caron de ceo van Katoen Natie en kunstcollectioneur Fernand Huts in De Standaard van 25 februari. Het geeft meteen aan hoe hij kijkt, en vooral neerkijkt op mensen met een duit die bereid zijn een deel daarvan in kunst te investeren. Daar tegenover stelt hij de overheid als de zaligmakende scherprechter. En laat net dat van bijzonder veel naïviteit getuigen.

In wezen is de argumentatie van Caron opgebouwd langs een zeer enggeestig links denken dat met opgetrokken neus de voeten veegt aan alles wat naar patronaat ruikt. Het bedrijfsleven, dat is een niet te vertrouwen zootje gangsters dat enkel gebrand is op de ontwrichting van de samenleving. Overal waar zij de hand in hebben, gaat de boel kapot, is de redenering. En dus moet de overheid de touwtjes stevig in handen houden. Ten eerste maakt Caron hier van het renaissance-model van het mecenaat een krakkemikkige karikatuur: de kunstenaar die als nar zijn schamel brood verdient. Maar verontrustender is zijn blindheid voor het nog veel krakkemikkigere systeem van overheidssubsidies dat kunstenaars in Vlaanderen vandaag zou moeten ondersteunen. Enkel de overheid zou volgens Caron in staat zijn het goede van het slechte te scheiden. Een kunstminnaar als Huts – nee, die kan dat niet. 

Marcheren, lobbyen, konkelen, vlijen, slijmen

Laat ons dan toch maar eens even naar de realiteit kijken. De manier waarop de Vlaamse overheid subsidies uitreikt, verschilt in niets van de willekeur waarmee mecenassen als Huts hun projecten uitkiezen. Alleen zijn die laatsten gelukkig wel nog zo eerlijk te zeggen dat de beslissingsmacht bij hen ligt. Dat is tenminste duidelijk. Wat zijn de criteria waarmee kunstenaars door de beoordelende commissies vandaag gehonoreerd worden? Niemand die het kan zeggen. Ze zijn er eenvoudigweg niet. Of wel: in het kleine Vlaanderen krijgen die kunstenaars geld toegestopt die voldoende gemarchandeerd, gelobbyd, gekonkeld, gevleid en geslijmd hebben bij de heren en dames die de commissies vaak al sinds jaar en dag bevolken, en daar op hun manier ook macht aan ontlenen. Niet wie er artistiek bovenuit steekt, maar wie bij deze of gene van de commissie in het bovenste laatje ligt, valt het manna van de Vlaamse subsidies te beurt. Vriendjespolitiek, nepotisme en incest: dat is de enige creativiteit die nodig is om als kunstenaar in Vlaanderen aan subsidies te geraken. De overheid voorstellen als de scheidsrechter die in alle objectiviteit dossiers op hun artistieke waarde beoordeelt, is meer dan een flagrante verdraaiing van de realiteit. 

Vooruit dan maar. Één voorbeeldje: enkele jaren geleden wordt choreograaf Sidi Larbi Cherkaoui met de Vlaamse Cultuurprijs voor Podiumkunsten bedacht. In de laudatio wordt hij volledig terecht geroemd als ‘internationaal toptalent’ (we zwijgen maar even zedig over het hoogst creatieve taalgebruik van de jury). Maar wat zegt de beoordelingscommissie, het orgaan van diezelfde overheid, nu? Toch maar minnetjes, die Cherkaoui. Meer dan een voldoende kon er niet af, voor ons ‘internationaal toptalent’. 

Zuurstof

Daarmee wil ik niet gezegd hebben dat we het kind zomaar met het badwater moeten weggooien, en het hele subsidiesysteem op de schop moet. Evenmin moeten we de illusie koesteren dat een volledig objectieve afweging van de aanvragen mogelijk is. Het blijft per slot van rekening over kunst en cultuur gaan. Wel moet komaf gemaakt worden met het ons-kent-ons-sfeertje dat wie tot de intimi van de commissieleden behoort beloont, en wie dat niet is uit de boot valt. Dat kun je bewerkstelligen door het systeem van Michel Preud’homme over te nemen: rotatie. Zorg voor voldoende zuurstof in de beoordelingscommissie. Voer jaarlijks een wissel van de commissieleden door, en betrek er ook buitenlandse experts bij.

Even belangrijk is het opstellen van de criteria waaraan artistiek werk moet voldoen om aanspraak op subsidies te kunnen maken. Een aantal objectieve parameters kan helpen de absolute willekeur verder in te dijken. Aan hoeveel tentoonstellingen heeft een beeldend kunstenaar deelgenomen? Heeft een kunstenaar geëxposeerd in een galerie met hoog internationaal aanzien, dan is dat een kwaliteitslabel dat door kenners uit de kunstwereld aan dat werk wordt toegekend. Waarom deze maatstaven niet meenemen in de beoordeling? Op die manier hebben ook ‘externen’ een bepaalde inbreng in hoe de subsidies precies toegekend worden. Maar dat is natuurlijk vreten aan de macht van de commissieleden, een praktijk die in dit land uit den boze is. Geef ons dan maar meer cultuurbobo’s als Fernand Huts.

Doorbraak publiceert graag en regelmatig artikels die door externe auteurs worden aangebracht. Deze auteurs schrijven uiteraard in eigen naam en onder eigen verantwoordelijkheid.

Commentaren en reacties