Exact een maand geleden besliste een meerderheid in de commissie Opvolgingen dat volksvertegenwoordiger Theo Francken (N-VA) voor de rest van het parlementaire jaar zal geweerd worden uit de Kamercommissies waar een geheimhoudingsplicht geldt. Ook zijn parlementair loon zal zolang verminderd worden. In maart dit jaar stuurde hij immers een eerder onbeduidende tweet de wereld in. Zonder daarbij een groot defensie-gerelateerd geheim bekend te maken dat diplomatieke consequenties met zich zou meebrengen. Politicoloog Nicolas Bouteca (UGent) had gelijk toen hij verklaarde…
Niet ingelogd - Plus artikel - log in of neem een gratis maandabonnement
Uw Abonnement is (bijna) verlopen (of uw browser moet bijgewerkt worden)
Uw (proef)abonnement is verlopen (of uw browser weet nog niet van de vernieuwing)
Exact een maand geleden besliste een meerderheid in de commissie Opvolgingen dat volksvertegenwoordiger Theo Francken (N-VA) voor de rest van het parlementaire jaar zal geweerd worden uit de Kamercommissies waar een geheimhoudingsplicht geldt. Ook zijn parlementair loon zal zolang verminderd worden. In maart dit jaar stuurde hij immers een eerder onbeduidende tweet de wereld in. Zonder daarbij een groot defensie-gerelateerd geheim bekend te maken dat diplomatieke consequenties met zich zou meebrengen.
Politicoloog Nicolas Bouteca (UGent) had gelijk toen hij verklaarde dat deze straf veel weg had van een politieke afrekening vanwege de eentalig Franstalige defensieminister Ludivine Dedonder (PS). ‘Francken is niet meteen mister populair bij Franstalige politici. Dus het lijkt op een manier om hem schade toe te brengen.’ Deze visie strookt sterk met Franckens eigen indruk over de hele kwestie. Interessant was ook zijn stelling dat Francken uiteindelijk, als Vlaams slachtoffer van Belgische wraakzucht, electoraal van deze zaak zal profiteren. Het Belgische systeem tracht Vlaams-nationalisten te treffen door een ‘schandaal’ te creëren over gelekte ‘geheime’ informatie. Een dergelijk feit doet een belletje rinkelen dat ons terugbrengt naar 1929.
Het Frans-Belgische Militair Akkoord van 1920
Op dat moment voerde de Vlaamse beweging al bijna tien jaar actie tegen het Frans-Belgisch Militair Akkoord. Dat werd beschouwd als een poging om Vlaanderen te gebruiken als een Franse buffer bij een nieuw Europees conflict. De flaminganten verdachten Frankrijk ervan een actieve politiek te voeren die erop gericht was België te integreren in de Franse invloedssfeer. Het akkoord werd daarnaast vereenzelvigd met de militarisering van België. Die viel niet te verzoenen met het antimilitarisme van de Vlaamsgezinden in de jaren 1920. Deze combinatie van factoren gaf de strijd tegen het Frans-Belgische akkoord een grote mobilisatiekracht. De Vlaams-nationalisten maakten daarvan gretig gebruik.
Een van hen was Ward Hermans. Zijn verzet tegen het akkoord maakte deel uit van zijn pacifistisch streven als Vlaamse oud-strijder. Zijn inzet kende een hoogtepunt in het voorjaar van 1929. Hij kwam toen in het bezit van de zogenaamde ‘Utrechtse documenten’. Het betrof een tekst van een Frans-Belgische stafbespreking van 1928. Hermans verkreeg die door toedoen van Albert Frank, een driedubbelagent in dienst van de Belgische, Franse en Duitse inlichtingendiensten, die zichzelf ‘Frank Heine’ noemde.
De ‘Utrechtse documenten’
Hoewel het een door de Belgische militaire veiligheid opgestelde valse tekst van het Frans-Belgische Militair Akkoord betrof, inclusief valse uittreksels van geheime stafbesprekingen, leek de tekst Hermans volkomen geloofwaardig. In de herfst van zijn leven was hij er nog van overtuigd dat Belgische generaals, die tegenstanders waren van het Frans-Belgische akkoord, de tekst lieten opstellen. Om hier zoveel mogelijk herrie rond te ontketenen en zodoende het Frans-Belgische Militair Akkoord te breken, deden ze beroep op de Vlaams-nationalisten. Die waren op dat moment als enigen in staat een dergelijke rel uit te lokken. ‘En bij die Vlaamse nationalisten’, aldus Hermans, ‘dan maar best een oud-strijder van 14-18, die er een beetje zin voor zou kunnen hebben. En dan een van de scherpsten, ja dat was dan wel Ward Hermans. Die zal daar wel het meest aan riskeren. Die zal er zijn huid wel voor naar de markt dragen desnoods…’
Nadat hij de tekst van Frank kocht, trok Hermans naar Nederland. Daar werd de inhoud ervan met de steun van uitgeweken Vlaamse activisten — en met voorkennis van het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken — in het Utrechts Provinciaal en Stedelijk Dagblad van 23 en 28 februari 1929 gepubliceerd. Dit resulteerde in een internationale diplomatieke rel. Er stond immers onder meer te lezen dat het Belgische leger desnoods door twee Nederlandse provincies zou optrekken tegen Duitsland in geval van militair conflict.
Aangezien de Belgische regering er snel in slaagde te bewijzen dat de documenten vervalsingen waren, mikte de binnenlandse pers haar pijlen op de geaffronteerde Hermans. Het werd hem te heet onder de voeten. Daardoor besloot hij naar Nederland uit te wijken. Zo ontsnapte de klokkenluider aan gerechtelijke vervolging wegens het naar buiten brengen van geheime documenten. ‘Ja, wij liever in veiligheid in Nederland bij de activisten dan gevangen en monddood gemaakt te worden. […] En in Brussel kon men achter mij fluiten…’
Onbaatzuchtige idealist
Hermans keerde in april dat jaar terug naar Vlaanderen. Hij meldde zich bij het Belgisch gerecht om zijn verantwoordelijkheid op te nemen voor de publicatie van de documenten. Op dat moment aanzag de Vlaams-nationalistische pers Hermans als een onbaatzuchtige idealist. Iemand die volgens het blad De Noorderklok slechts één doel nastreefde: ‘Vlaanderen en de heele menschheid te dienen door geheime kuiperijen tegen den Vrede te onthullen. […] Met heel Vlaanderen staan wij aan de zijde van Ward Hermans. De strijd is aangebonden. Nogmaals gaat het Vlaanderen tegen België.’
Verhoord en in beschuldiging gesteld, eiste Hermans door het Assisenhof te worden berecht. Zijn proces moest een schandaal worden, ‘opdat heel het land én de wereld zou weten tot welke schijnheiligheid men in dit land in staat is!’, zou Hermans ten aanzien van een onderzoeksrechter hebben verklaard. Tot verbazing van velen werd hij na korte tijd buiten vervolging gesteld. ‘Ik ging terug naar huis […] en enkele weken later zat ik in het parlement. U ziet dat men ook door radicaal te zijn in dit land nog iets bereiken kan. Men kan er zelfs mee in het parlement komen’, sprak de Vlaams-nationalist op latere leeftijd over zijn confrontatie met het gerecht.
Achterkamerpolitiek
De Vlaams-nationalisten beschouwden Hermans’ martelaarsstatus als een handig propagandamiddel voor de nakende verkiezingen. De nationalist bleef zelf tot de verkiezingen over de kwestie voorpagina-artikels schrijven. Hij voerde ook het woord over wat hem was overkomen op tal van spreekavonden. Francken kan vandaag gebruik maken van zijn drukgevolgde sociale mediakanalen om op een gelijkaardige wijze te communiceren over de als gevolg van achterkamerpolitiek tegen hem getroffen sancties.
Hermans’ zaak creëerde daarnaast meer ophef in binnen- en buitenland dan Franckens tweet. Maar eerstgenoemde werd hier niet voor gesanctioneerd. Francken bokst evenwel niet meer op tegen een almachtig Belgisch systeem. En hier ligt mijns inziens de oorzaak van zijn straf: het betreft hier een wanhoopsdaad van traditionele politici die hun decennialang behouden macht zien wegsmelten en deze zo lang mogelijk proberen te behouden door actieve tegenstrevers de mond te snoeren. Ze hadden moeten weten dat ze Vlaams-nationale politici en hun partij hier geen schade mee toebrengen. Zowel Hermans als Francken waren het slachtoffer van een goed voorbereid theater. Dat ondergraaft, onder meer door schimmige tactieken, de geloofwaardigheid van het federale bestuur.
Bron citaten Ward Hermans: ADVN: VABB30 (klankband), ‘1960. Bormsavond in Kontich (Zaal Alcazar). Sprekers: Jan Van Hoogten, Ward Hermans.’