JavaScript is required for this website to work.
Multicultuur & samenleven

Geld stinkt niet: doneren voor het Offerfeest

Het Offerfeest in moderne tijden

Johan Sanctorum21/8/2018Leestijd 3 minuten
De tijdelijke slachtvloer in de hangar van het Park Spoor Noord in 2010

De tijdelijke slachtvloer in de hangar van het Park Spoor Noord in 2010

foto © Nick Hannes

‘Moderne’ moslims slachten niet meer zelf, ze doneren voor onverdoofd slachten in moslimlanden. Is de cultuurkloof daarmee helemaal gedicht?

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Vandaag is het Offerfeest, een gebeuren dat volgens de moslimtraditie op de derde dag van de jaarlijkse bedevaart naar Mekka plaats grijpt, waarbij een schaap, lam of geit dient geslacht. Onverdoofd, het spartelende beest moet levend leegbloeden. De beelden hebben in het verleden zo gechoqueerd — niet minder dan de beelden die in onze eigen ‘moderne’ slachthuizen worden gefilmd — dat vanaf 2019 in Vlaanderen een totaalverbod zal gelden op onverdoofd slachten.

De kwestie heeft lang voor ergernis en gemor gezorgd bij de moslimgemeenschap die de vrijheid van godsdienst inriep, met wisselend succes, en met Michel Van den Bosch (Gaia) en Hermes Sanctorum (eerst Groen, nu politiek dakloos) als grote voorvechters van het dierenwelzijn. Maar nu zijn de geesten blijkbaar rijp voor een alternatief: een financiële gift die een rituele slacht sponsort ergens in een moslimland. Variërend van 60 euro in Niger of Tsjaad (landen waar ook de vrouwelijke besnijdenis nog heel populair is), tot 250 euro in een Syrische offertempel van standing. Onze eigen tijdelijke slachthuizen, speciaal opgetrokken voor dat Offerfeest, mogen dus hun deuren sluiten, er is in de Koran ineens een zinnetje opgedoken dat slachten-vanop-afstand ook als een gelijkwaardig ritueel beschouwt.

Hypocrisie

Daarmee hebben we dat even fijn opgelost. ‘Geld stinkt niet’, luidt het gezegde, een financiële gift is geurloos en roept geen beelden op van schapen die in hun eigen bloed liggen te stikken.  De internationale banktransfer is conform de edicten van Ben Weyts en onze moraal, terwijl ze tegelijk blijkbaar verenigbaar is met de islamvoorschriften,— iets wat eerst jarenlang ontkend werd, maar soit.

Eigen schapen eerst dus, en ach, zo’n beest in een Tsjaadse bloedplas, daar komen geen camera’s op af, en het gebeurt ginder toch, met of zonder Belgisch moslimgeld. Natuurlijk is het allemaal een beetje hypocriet, en moet ik verwijzen naar de uitspraak van Marianne Thieme, oprichtster van de Nederlandse Partij voor de Dieren: ‘Het moet voor een dier niet uitmaken welk geloof zijn slachter heeft‘. Dat klopt als een bus. Zoals een dier in Tsjaad even goed lijdt als in Moerbeke-Waas. We hebben er ginder wel niets over te zeggen, maar het gaan subsidiëren?

Eigenlijk is dat hetzelfde als zou men geldtransfers van hieruit naar terreurorganisaties gedogen. Hamvraag: blijven we, ook ondanks dat ‘proper’ donatiesysteem en het uitbesteden van rituelen aan achterlijke gebieden, niet zitten met een religie die haar middeleeuwse denkpatronen, weliswaar in een 21ste-eeuwse versie, niet afbouwt maar verder uitbouwt? En wat te denken van de kanalen waarlangs die gelden worden opgehaald, zoals Diyanet, de religieuze koepel van de Turkse overheid die hier ook de Erdogan-propaganda coördineert?

Spaghettimonster

De elegante afhandeling van het probleem doet niets af aan de fundamentele discrepantie tussen onze cultuur en de al-dan-niet-moderne sharia. Integendeel, net door haar te maskeren laten we de infiltratie verder uitdijen en wordt het multiculturele alsof-denken weer modieus.

Gisteren voerden Veerle Wouters en Hendrik Vuye in Doorbraak nog eens de Kerk van het Vliegend Spaghettimonster op, een parodie op het religieuze denken, waarbij het recht wordt opgeëist om op de pasfoto te staan met een pastavergiet, zoals ook moslima’s met dat met hoofddoek mogen. Wouters en Vuye fileren het fenomeen vakkundig, en besluiten dat, naar onze Verlichtingswaarden,  de vrijheid van religie nooit meer kan zijn dan, en eigenlijk ondergeschikt is aan, het principe van de vrijemeningsuiting.

Dat klopt, maar tegelijk vraagt dit om een diepere bezinning over grondwaarden, en is hoera-geroep rond sponsoring in het buitenland van iets wat wij als barbaars beschouwen, ongepast. Ook al levert het vandaag enig praktisch gemak op. Dit soort pragmatisme verdoezelt de echte tegenstellingen, en het is de verdienste van de olijke Pastafaristen dat ze ons daar ook met de neus op duwen.

Wat is dan de precieze plaats van religie in ons systeem? Het feit dat we die vraag stellen houdt al in dat we onverkort vasthouden aan een seculiere samenleving. Pluralistisch, maar met een grondlaag die niet zo rekkelijk is, noem het maar een democratische ‘sharia’. Het afschaffen van alle subsidies aan religies en hun mantelorganisaties, inclusief uiteraard sponsoring door Saoedische of Turkse broodheren, is al een goed signaal dat het menens is met die morele grondwet. Wie daar niet mee kan leven, kan dan misschien overwegen om zelf naar Tsjaad of Niger te gaan wonen. Niets gaat boven de authentieke ervaring in het land van herkomst.

Johan Sanctorum (°1954) studeerde filosofie en kunstgeschiedenis aan de VUB. Achtereenvolgens docent filosofie, tijdschriftuitgever, theaterdramaturg, communicatieconsultant en auteur/columnist ontpopte hij zich tot een van de scherpste pennen in Vlaanderen en veel gevraagd lezinggever. Cultuur, politiek en media zijn de uitverkoren domeinen. Sanctorum schuwt de controverse niet. Humor, ironie en sarcasme zijn nooit ver weg.

Commentaren en reacties