JavaScript is required for this website to work.

Liever gelijkwaardig dan gelijk

Pieter de Jonge18/2/2022Leestijd 5 minuten
TitelVerschil moet er zijn
SubtitelLiberale perspectieven op ongelijkheid
AuteurFleur de Beaufort, Patrick van Schie, Marcel Wissenburg (red.)
UitgeverGompel & Svacina
ISBN9789463713450
Onze beoordeling
Aantal bladzijden250
Prijs€ 35.40

Het moderne politieke denken zou zijn oorsprong vinden in de Franse Revolutie. Die had als leus ‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’. De politieke tegenstellingen vanaf de negentiende eeuw waren die tussen degenen die vrijheid het belangrijkst vonden en zij die de nadruk op gelijkheid legden. Liberalen zouden vrijheid claimen, socialisten gelijkheid. Blijft voor christendemocraten broederschap over.

Het misverstand ‘vrijheid of gelijkheid’

De TeldersStichting, het wetenschappelijke bureau (denktank) van de rechts-liberale Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD), bracht een studie uit naar het begrip ‘gelijkheid’. Volgens deze bundel bestaan daarover de nodige misverstanden. Zo gaat de liberale voorkeur voor vrijheid samen met een voorkeur voor de rechtsstaat. Eerste vereiste: gelijkheid voor de wet.

Omgekeerd pleiten voorstanders van gelijkheid in de regel niet voor een samenleving waarin iedereen, precies dezelfde kleding draagt, dezelfde tv-programma’s kijkt, precies dezelfde vrijetijdsbestedingen heeft enzovoort. Hierbij behouden individuen keuzevrijheid heeft. De tegenstelling ‘vrijheid versus gelijkheid’ bestaat eerder in opiniestukken en politieke debatten dan in de praktijk.

Gelijkheid van kansen

Wie pleit voor inkomensgelijkheid, is er nog niet. De een geeft meer uit dan binnenkomt, de ander minder. Omwille van gelijkheid kunnen spaartegoeden afgeroomd worden. Maar wie spaart voor een duurdere aankoop, of om bij tegenvallers een buffer te hebben, wordt dan ook benadeeld.

Gaat het om gelijkheid van kansen, of van uitkomst? Het laatste brengt als probleem mee: wie bepaalt welke uitkomst voor iedereen het beste is?

Wat wordt bedoeld?

De kern van de inleiding: ‘gelijkheid’ belangrijk vinden zegt niks, zolang niet duidelijk omschreven wordt wat met die term wordt bedoeld. Welke verschillen tussen mensen worden onwenselijk gevonden? Wat zijn de vooronderstellingen? Is verschil in inkomen ook een probleem als het laagste inkomen voldoende is om van te leven, of moeten inkomensverschillen verkleind worden? Staat het extra inkomen van de een gelijk aan minder inkomen van de ander?

Respect voor diversiteit wordt soms uitgelegd als identiteitspolitiek. Kun je individuen opsluiten binnen groepen? Wat met individuele verschillen binnen groepen?

De inleiding noemt tien vuistregels. Die komen neer op de gedachte dat gelijkheid altijd in verhouding staat tot andere waarden. Het is onhaalbaar om alle mensen in elk opzicht precies hetzelfde te krijgen. Dus moet duidelijk worden gemaakt waarin mensen gelijk moeten zijn. Liberalen horen dan consequent te kiezen voor gelijkwaardigheid, oftewel gelijkheid voor de wet en gelijkheid van kansen. Voor het overige kan gelijkheid zelden afgedwongen zonder dwang en zonder dat de een voor de ander bepaalt wat goed is.

Na de inleiding volgen tien hoofdstukken, waarbij verschillende auteurs ingaan op thema’s als inkomen of gezondheid, maar ook op gelijkwaardigheid tussen geslachten of generaties. Drie worden hier uitgelicht.

Onderwijs

Twee hoofdstukken gaan over onderwijs, een in het algemeen en een over regionale verschillen. Het eerste is geschreven door Maartje Schulz, politicoloog en wetenschappelijk medewerker bij de stichting (Elsevier-redacteur geweest). Op de eerste pagina wordt gesteld dat onderwijs noodzakelijk is om als volwassene in vrijheid en verantwoordelijkheid het eigen leven te kunnen vormgeven. Wat mij betreft pijnlijk voor de VVD. Onder partijleider Hans Wiegel (1971-1982) werd verplichte middenschool voor alle leerlingen van 12-15 jaar geblokkeerd. Daarna negeerde de partij het onderwijs. Ideeën komen al veertig jaar van de sociaaldemocratische PvdA of het links-liberale D66.

De voetnoten zijn leerzaam. Voorstellen om in het middelbaar onderwijs indeling in schooltypen zo lang mogelijk uit te stellen komen consequent van dezelfde instantie, de Onderwijsraad. Volgens een andere noot concludeerde het Centraal Planbureau daarentegen dat leerlingen beter presteren in klassen met kinderen op hetzelfde niveau. In een rapport staat ook dat vroege selectie en aan alle leerlingen hoge eisen stellen de leerprestaties verhoogt.

Het artikel gaat over Nederland. Eén beleidsaanbeveling leent zich voor het Vlaamse onderwijsdebat. In plaats van brede meerjarige brugklassen (brede eerste graad) kan beter ingezet worden op mogelijkheden om tussentijds van schooltype te veranderen. Kunnen laatbloeiers overstappen van Beroepssecundair onderwijs (BSO) of Technisch secundair onderwijs (TSO) naar Algemeen secundair onderwijs (ASO)?

Toegang tot politiek

De bijdrage van dr. Patrick van Schie, historicus en directeur van de stichting, gaat over de vraag of kiezers in gelijke mate vertegenwoordigd worden door verkozenen. Recente pogingen om burgers meer bij het besluitvormingsproces te betrekken, bijvoorbeeld door participatiedemocratie, verkleinen de kloof tussen burger en mandataris niet. Hoger opgeleiden en activisten nemen daar namelijk vaker deel aan.

Enkelvoudig stemrecht voor alle burgers vanaf een bepaalde leeftijd garandeert niet dat alle politieke overtuigingen evenredig worden vertegenwoordigd. Volgens kiezersonderzoek is er vraag naar een economisch linkse en cultureel rechtse partij. Zo’n ‘links-nationalistische’ partij bevindt zich niet in de Tweede Kamer, als er partijen bestaan die zo’n combinatie consequent uitdragen.

Klopt het dat in België maatregelen worden genomen om meer gewicht toe te kennen aan de lijststem? Van Schie stelt als correctie juist voor meer gewicht toe te kennen aan persoonlijke voorkeurstemmen. Onlangs noemde hij een kiesdrempel van vijf procent overigens ‘politiek protectionisme’.

Boudewijn Bouckaert over identiteit

De bundel bevat Vlaamse inbreng: professor Boudewijn Bouckaert omschrijft de liberale visie op ‘identiteit’. Liberalen benadrukken twee kenmerken van de mens. Elk mens kan redeneren en communiceren (rationaliteit) en elk mens is uniek (uniciteit).

Wat niet wegneemt dat individuen ook deel uitmaken van groepen. Gezin, vriendengroep, collega’s, eventueel lidmaatschap van vereniging of partij. Het een hoeft het ander niet uit te sluiten. Groepen bestaan uit individuen, individuen maken deel uit van (verschillende) groepen.

Om te garanderen dat iedereen bijdraagt aan het gemeenschappelijke belang, telt iedere samenleving een lichte vorm van dwang. Hoe meer individuen zich verbonden voelen met het geheel, hoe minder dwang nodig. Historische organisatievormen als stammen en godsdiensten hebben grote interne solidariteit, maar riskeren weinig verbondenheid met of zelfs vijandigheid tegen buitenstaanders. Een kosmopolitische wereldgemeenschap overkomt dat en is verenigbaar met liberale principes, maar vooralsnog lastig te organiseren en voor veel mensen te abstract. Blijft over de natiestaat, waarin alle burgers gelijke rechten hebben, waar andere burgers niks aan afdoen.

Hoe moet die natiestaat, en hoe moeten liberalen, zich verhouden tot ‘identiteitspolitiek’? Een samenleving hoort rekening te houden met minderheden. Aan identiteitsdenken kleven echter dezelfde nadelen als bij stammen en religies: de groep boven alles, ook het individu. Burgerschap veronderstelt onvervreemdbare gelijke rechten voor iedere burger. Indien onrecht gecompenseerd moet worden, dan aan individuen met aantoonbare schade, niet aan een gehele bevolkingsgroep.

Corona

‘Het liberale huis heeft vele kamers’. Bouckaert bepleit de natiestaat, een andere auteur, professor Sebastiano Bavetta, is juist enthousiast over verdere sociaaleconomische integratie van Europa (mits gebaseerd op consensus en van onderop). ‘Gelijkwaardigheid in plaats van gelijkheid’ betreft ook voor meningen.

Uitgaven van wetenschappelijke bureaus bevinden zich ergens tussen academische publicaties en opiniestukken. Het laatste brengt verwijzingen naar de actualiteit mee. De inleiding en sommige artikelen verwijzen naar corona. Deels begrijpelijk, want volgens sommigen vergrootte de pandemie bestaande ongelijkheden. Deze passages kunnen alleen achterhaald lijken zodra de Covidcrisis voorbij is.

Hoe denkt u over politici en opiniemakers die zeggen dat ergens meer geld naartoe moet, zonder financiële onderbouwing? Na dit boek gelezen te hebben, denkt u bij horen van ‘gelijkheid’ automatisch ‘in welk opzicht?’

Pieter de Jonge is historicus. Hij publiceert regelmatig op www.historiek.net en is Nederland-correspondent voor Doorbraak.be.

Commentaren en reacties