JavaScript is required for this website to work.
post

Griekenland tussen Samber en Maas

Herman Deweerdt31/8/2011Leestijd 2 minuten

Plan B is geen fictie in Wallonië. Ter voorbereiding van de eventuele splitsing van dit land publiceerde het ‘Centre for Research in Regional Economics and Economic Policy’ (Cerpe) van de universiteit van Namen een document over de transfers tussen de gewesten en de geldstromen waarover de deelstaten zouden beschikken bij volledige splitsing.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Het primair saldo is het verschil tussen alle ontvangsten en de primaire uitgaven (dus alle uitgaven zonder de interestlasten) van de federale overheid. Voor de verdeling van de interesten op de overheidsschuld verwijst Cerpe naar het resultaat van onderhandelingen.

Om de onderhandelaars wat te helpen, stel ik als principe voorop dat een deelstaat die schulden heeft veroorzaakt (en er dus van heeft genoten) ook de lasten moet dragen, inbegrepen de terugbetaling van de schuld. De interestlasten moeten dus worden verdeeld in dezelfde verhouding als de aandelen in de overheidsschuld.

Hoe groot is de schuld van elke deelstaat? Tabel 1 leert al zeer veel over de jongste vijf jaar.

  • Vlaanderen heeft altijd een positief primair saldo; Wallonië altijd een negatief.
  • Het primair saldo van de federatie is niet voldoende om de interesten van de federale overheidsschuld te betalen.
  • Wallonië, en ook Brussel na correctie voor een betere toewijzing van de vennootschapsbelasting, zijn niet in staat om één euro te betalen voor de interesten op de federale overheidsschuld.

Wat leren de laatste 35 jaar?

  1. Het primair saldo op federaal niveau was positief van 1975 tot 2008, met uitzondering van een beperkt negatief saldo in de eerste negen jaar. Vanaf 1975 had Vlaanderen een positief saldo, Wallonië een negatief en Brussel aanvankelijk een licht positief dat in de jaren tachtig is omgeslagen naar een negatief.
  2. Ten minste vanaf 1975 was er op federaal niveau dus geen enkele reden om schulden aan te gaan voor Vlaanderen. Mochten er schulden zijn van vóór 1975, dan zijn die al lang afbetaald dank zij de positieve saldi van na 1975.
  3. Sedert 1950 heeft dit land altijd een begrotingstekort gehad. Uitgezonderd in de periode 2000-2006 waarin er een overschot was tussen nul en één miljard.

Begrotingssaldo 2010
Wat is nu het begrotingssaldo per deelstaat in 2010? Zijn primair saldo (tabel 1) + zijn aandeel in de interestlasten van de historisch gegroeide federale schuld.

Ik heb hierboven aangetoond dat er geen reden is waarom Vlaanderen een deel van deze interestlasten zou moeten betalen. Wallonië zou een zeer groot deel moeten betalen. Voor Brussel is de toestand onduidelijk.
Om de interestlasten (en ook de overheidsschuld) te verdelen, berekenen we twee extreme grenzen. Grens 1: het aandeel van Wallonië bedraagt minimaal 50 %; dit verbinden we met maxima van 20 % voor Brussel en 30 % voor Vlaanderen. Grens 2: het aandeel van Wallonië bedraagt maximaal 90 %; dit verbinden we met minima van 3 % voor Brussel en 7 % voor Vlaanderen.

Wallonië is er dus veel slechter aan toe dan Griekenland. Vlaanderen zou aan de top staan, boven Finland en ver boven Nederland en Duitsland. De vraag is niet hoe nauwkeurig de minimum- en maximumgrenzen zijn. De essentie is dat de waarheid tussen beide ligt.

Is dit een rekenspelletje? Neen. Dit is het logisch vervolg op de primaire saldi die Cerpe heeft berekend. In plaats van te onderhandelen over de interestlasten lokaliseren we de historische opbouw van de federale schuld in de deelstaten, zij het binnen een brede marge. Zelfs aan de gunstigste kant van de marge is het voor Wallonië al een ramp. Dit gewest leeft ver boven zijn stand. Als Wallonië zou verder moeten als een onafhankelijke staat, dan staan Europa en het IMF ‘s anderendaags in Namen.

En ondertussen? Wallonië kan al beginnen met zijn begrotingstekort van twaalf tot zeventien miljard (in 2010) naar nul te brengen tegen 2015 en ten minste elf miljard van de saneringsmaatregelen, die Di Rupo noodzakelijk acht, voor zijn rekening te nemen. Dit is dan nog ver van voldoende.

Of zullen de Vlaamse partijen nog langer het geld uit de zakken van de Vlamingen halen?

Commentaren en reacties