JavaScript is required for this website to work.
Europa

De Dag van de Grijze Wolven

Voor Extreemrechts in Turkije was 3 mei 1944 een sleutelmoment.

Dirk Rochtus6/10/2018Leestijd 4 minuten
Turkse ultranationalisten brengen de Grijze Wolvengroet.

Turkse ultranationalisten brengen de Grijze Wolvengroet.

foto © Reporters

De Grijze Wolven zijn de paramilitaire arm van de Turkse ultranationalistische MHP. Ze vormen een gevaar voor de veiligheid, ook bij ons.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

De dood van de Grijze Wolven, zo luidt de titel van een veelgelezen roman van Nihal Atsiz (1905-1975), een van de meest beruchte extreemrechtse publicisten in de geschiedenis van Turkije. Atsiz was een panturkist of turanist, iemand die droomde van een Groot-Turks Rijk waarin alle Turkstalige volkeren, van de Balkan tot West-China, verenigd zouden worden. In zijn geschrift Türk Ülküsü (De Turkse idee, 1956) vertolkte hij zijn geloof in de ‘superioriteit van het Turkse ras’.

Fascistische bewegingen

Als sympathisant van het nationaalsocialisme hoopte Atsiz dat Turkije tijdens de Tweede Wereldoorlog de zijde van Nazi-Duitsland zou kiezen om samen de Sovjet-Unie te verslaan. De Turkse volkeren die op het grondgebied van de Sovjet-Unie leefden, zouden dan na hun ‘bevrijding’ dat gedroomde Groot-Turkse Rijk kunnen vormen. Ook de nazi’s betoonden veel belangstelling voor Turkije omwille van zijn geostrategische ligging en voor de pan-Turkse kringen omwille van de ideologische verwantschap op het vlak van ultranationalisme, racisme, antisemitisme en het geloof in een sterke leider.

Franz von Papen, de Duitse ambassadeur in Ankara, ondersteunde dan ook de Turkse fascistische bewegingen, die Turkije ideologisch en militair-strategisch nauwer wilden doen aansluiten bij ‘das Reich’. Tot groot verdriet van Atsiz bleef Turkije echter neutraal tijdens de oorlog. De publicist beschuldigde de Turkse regering ervan geen oog te hebben voor de ‘bedreiging’ die van het communisme (en dus de Sovjet-Unie) uitging voor Turkije. Toen Atsiz de links-liberale auteur Sabahattin Ali in april 1944 ‘landverrader’ noemde, spande deze een proces tegen hem in. Op 3 mei 1944, de tweede zittingsdag, demonstreerden duizenden aanhangers van Atsiz in Ankara. De politie sloeg hardhandig in op hen. Sindsdien geldt ‘3 mei’ als de ‘Dag van de Turkisten’ (Türkçülük Günü), bij uitbreiding als de ‘dag van de grijze wolven’.

Hitlersympathieën 

Onder de betogers bevond zich ook de jonge officier Alparslan Türkeş (1907-1997), die zijn sympathieën voor Adolf Hitler niet onder stoelen of banken stak. Qua racisme moest hij niet onderdoen voor zijn grote voorbeeld. Over de Koerden zei hij: ‘Als jullie Koerden nog verder jullie primitieve taal spreken (…), zullen jullie op dezelfde wijze door de Turken uitgeroeid worden zoals men reeds de Georgiërs, de Armeniërs en de Grieken [op Turkse bodem] tot in de wortels uitgeroeid heeft.’ (Geciteerd, in vertaling, naar Rainer Werle/ Renate Kreile (1987): Renaissance des Islam. Das Beispiel Türkei. Hamburg, S. 90.) Ook Türkeş werd samen met 22 andere panturkisten, waaronder Atsiz, in het zogenaamde ‘racisme-turanisme-proces’ (een nieuw proces dat liep vanaf 18 mei 1944) aangeklaagd wegens pogingen de regering ten val te brengen.

In het cassatieproces (1945-’47) werden de veroordeelden vrijgesproken omdat de betoging van 3 mei 1944 als de uitdrukking van een nationale ideologie gericht zou geweest zijn tegen een ‘niet-nationale’, met andere woorden de communistische. De panturkisten dankten hun invrijheidstelling aan de ommekeer in het denken van de regeringsleiders die veroorzaakt was door het begin van de Koude Oorlog en meer bepaald de uitspraken van Sovjetleider Stalin die de legitimiteit van de Turks-Russische grens in twijfel trok. De extreemrechtse panturkisten konden weer verder agiteren.

Moordaanslagen 

Türkeş zelf zette zijn militaire loopbaan verder en werd in 1959 tot kolonel bevorderd. Een jaar later pleegde het Comité van Nationale Eenheid, een groep van 38 officieren waartoe hij behoorde, een putsch tegen de conservatief-islamitische premier Adnan Menderes. Door interne strubbelingen werd Türkeş daarna uit het comité gestoten. In 1963 sloot hij zich aan bij de Republikeinse Boerenvolkspartij die hij zes jaar later omdoopte in Milliyetçi Hareket Partisi, Partij van de Nationale Actie (MHP). Het naar het Ottomaanse Rijk verwijzende embleem van de partij vormen drie halve manen op een rood veld. Türkeş beschreef in een drie-stappen-plan hoe de partij achtereenvolgens de straat, de staat en het parlement diende te veroveren. Voor de verovering van de straat werden paramilitaire groepen gevormd, de zogenaamde ‘Grijze Wolven’ (‘Bozkurtlar’).

De naam verwijst naar het totemdier van de Turkse ultranationalisten, de wolvin Asena die volgens de mythe het Turkse volk de weg uit de Ergenekon-vallei had getoond. De extreemrechtse aanhangers van de MHP maken als Grijze Wolven de zogenaamde wolvengroet, waarbij de pink en de wijsvinger naar boven staan (de oren van de wolf) en de drie andere vingers de bek vormen. Tijdens de drie laatste decennia van vorige eeuw pleegden de Grijze Wolven honderden moordaanslagen op mensen die niet in hun ideologische kraam pasten, op linkse intellectuelen en journalisten, op alevieten (een minderheidsstroming binnen de islam) en op Koerdische nationalisten. Mehmet Ali Ağca die in mei 1981 een aanslag pleegde op paus Johannes Paulus II was een van die Grijze Wolven of ‘idealisten’ (ülküceler) zoals ze zichzelf noemen. Voordien had hij nog Abdi İpeckçi, de liberale uitgever van de krant Milliyet, vermoord.

Salonfähig

De Koerdische kwestie, zoals die zich ook vertaalde in de strijd van de PKK tegen de Turkse staat, versterkte de nationalistische gevoelens van vele Turken, iets waarvan de Grijze Wolven als ultranationalisten wisten te profiteren. De MHP wist zich doorheen de turbulente Turkse partijengeschiedenis van de afgelopen decennia goed te handhaven. Na het overlijden van Başbuğ (de Leider) Türkeş in 1997 zwoer Devlet Bahçeli het straatgeweld af. Met een meer gematigde koers probeerde hij de partij aantrekkelijker te maken voor een groter kiespubliek en meer salonfähig te maken. Dat doel streeft ze ook na door een grote klemtoon te leggen op de rol van de islam als bestanddeel van de Turkse nationale identiteit (zie ook mijn boek).

Bij de verkiezingen van 1 november 2015 haalde ze 11,9 procent en bij die van 24 juni 2018 11,10 procent. Sinds 2016 heeft de MHP ook meer toenadering gezocht tot de AKP, de regerende partij. Ze hielp bij een stemming in het parlement in januari 2017 de AKP aan de vereiste 60 procent van de zetels opdat president Recep Tayyip Erdoğan (AKP) in april van datzelfde jaar een referendum over de invoering van een executief presidentieel systeem zou kunnen organiseren. AKP en MHP delen ondanks alle verschillen hun geloof in een sterke Turkse natiestaat en in de islam als een de Turken verbindend waardensysteem. De toenadering van de MHP tot de AKP leidde er in 2017 toe dat Meral Akşener uit de MHP stapte en de – eveneens erg nationalistische – İYİ Parti, de Goede Partij, oprichtte.

Staatsveiligheid

Ook al stelt de MHP zich nu gematigder op, toch blijven vele van haar leden en aanhangers door hun radicale denkbeelden gevaarlijk, niet alleen in Turkije, maar ook in verschillende West-Europese landen als België, Nederland en Duitsland. Ze gebruiken vaak geweld tegen andersdenkenden binnen de plaatselijke Turkse gemeenschappen en uiten ook doodsbedreigingen aan het adres van niet-Turken die het wagen een kritisch geluid te laten horen.

In Duitsland houdt de staatsveiligheid de Grijze Wolven in het oog, getuigen alvast de rapporten die regelmatig over hen worden opgesteld. Dat is het minste wat van een ‘streitbare Demokratie’ kan verwacht worden, van een democratie die zich moet weren tegen elke vorm van extremisme.

Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.

Commentaren en reacties