JavaScript is required for this website to work.
Media

Grumpy old man Paul Goossens

Miel Swillens8/5/2016Leestijd 3 minuten

Paul Goossens zou beter eens Burke lezen vooraleer onzin over die man te schrijven.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Je kunt er niet langer naast kijken, Paul Goossens is een grumpy old man geworden. Dat is al een tijdje merkbaar aan zijn columnsin De Standaard, en met De conservatieve revival van zaterdag 7 mei doet hij er nog een schepje bovenop. Toegegeven, wanneer je zoals het voormalige boegbeeld van Leuven Vlaams geboren bent in 1943 – net zoals ondergetekende trouwens – dan heb je stilaan recht op enige grumpiness. Maar leeftijd is geen excuus om een denigrerende karikatuur te maken van een politiek denker die niet in je kraam past. En dat is wat Goossens in zijn column doet met de Britse staatsman Edmund Burke (1729-1797).

Zo vat de DS-columnist Burkes gedachtegoed in een notendop samen: De politieke essentie van het conservatisme is een elitaire afwijzing, een contrareformatie, een antibeweging. Dat was het al bij Burke, die allergisch was voor de Franse Revolutie en koude rillingen kreeg van het gelijkheidsideaal dat de hiërarchie en de elites bedreigde. Dat is zelfs geen Burke for Dummies, dat is de lezer die over Burke niets weet misleiden. Vermoedelijk heeft ook Goossens zelf helemaal niets van Burke gelezen. Linkse columnisten houden zich daar niet mee bezig,* ze weten toch al wat ze moeten denken. Bovendien ligt daar nog een boek van Slavoj Žižek te wachten.

Edmund Burke wordt vrij algemeen en voor het gemak beschouwd als de grondlegger van het moderne conservatisme. Conservatief? What’s in a name? Het is de intellectuele elite die de etiketten plakt en daarbij haar favoriete referentiepunten hanteert, in casu de Franse Revolutie. Wie die revolutie bekritiseert wordt als ‘conservatief’ bestempeld, en dat deed Burke in zijn Reflections on the Revolution in France (1790). In dat magistrale pamflet, geschreven tijdens de beginfase van de Revolutie, waarschuwt hij voor wat komen gaat: terreur en dictatuur. Maar waarschuwen voor terreur en dictatuur is blijkbaar conservatief.

Hoe relatief die etikettering wel is, blijkt trouwens wanneer je van referentiepunt wisselt. Zo sympathiseerde Burke tijdens de Amerikaanse Revolutie met de opstandelingen tegen het Britse gezag. Ook uitte hij felle kritiek op het despotische optreden van de Britten in Indië. Maar dat was allemaal van geen tel. De Europese intellectuelen dweepten met het utopische project van de Franse revolutionairen, die een nieuwe mens en een aards paradijs in het vooruitzicht stelden. Wie daar geen geloof aan hechtte, was een slechte mens, een vijand van het volk, kortom een conservatief.

Dat Edmund Burke zich niet liet meeslepen door de leuze van de Revolutie – liberté, égalité, fraternité – is wat hem ook vandaag nog een slechte pers bezorgt. Maar voor Burke primeerden de feiten. Hij stelde de realiteit boven de retoriek, terwijl de intelligentsia in haar roes blind bleef voor de ware gang van zaken. Die blindheid was er ook later telkens opnieuw: bij de Russische Revolutie, de Chinese, de Cubaanse enzovoort. Voor Burke was de in het vooruitzicht gestelde nieuwe wereld een utopie, een waanbeeld van ideologen. Zoiets nastreven kon alleen maar leiden tot geweld, moord en terreur. De geschiedenis zou hem gelijk geven en vooral dat wordt hem niet vergeven. Ook door Paul Goossens niet.

___________

The intellectual left –though with some notable exceptions– has a strong tendency to neglect its adversaries and to dismiss even their most influential writings, unread, with a sneer. (Conor Cruise O’Brien – een man van Labour, lid van de Fabian Society, en editor van een gezaghebbende uitgave van de Reflections) De intellectuele linkerzijde – al zijn er een paar opmerkelijke uitzonderingen – heeft sterk de neiging om haar tegenstanders te veronachtzamen, en zelfs hun belangrijkste geschriften van tafel te vegen, ongelezen en met een spotlach.

o-o-o-o-o

Nvdr: William Hazlitt (1778-1830), de grote essayist en literair criticus – een ‘progressieve’ tegenstander van Burke, maar Goossens zal hem helaas evenmin gelezen hebben – had in zulke gevallen een soort proefje klaar: “It has always been with me a test of the sense and the candour of any one belonging to the opposite party, whether he allowed Burke to be a great man.” (On the Character of Burke, 1807, te vinden in onder meer de Penguin Classics, ‘Selected Writings’) ‘Voor het verstand en de oprechtheid van iemand van de andere partij, is het wat mij betreft altijd een test geweest of die toegaf dat Burke een groot man was.’

Afbeelding (c) Reporters (Edmund Burke bekritiseert het Brits beleid in Indië, Warren Hastings 1729 – 1797)

Categorieën

Miel Swillens is een Vlaamse columnist en oud-medewerker van het weekblad Tertio. Hij studeerde Germaanse filologie aan de RUG en is een oud-leraar van het Sint-Jozef-Klein-Seminarie in Sint-Niklaas en ook van de Vrije Handelsschool Sint Joris in Gent. Hij schreef in het verleden teksten voor Miek en Roel, zoals Het Verdronken Land Van Saeftinge (1970) en Het Land Van Nod (1970). Miel overleed in augustus 2017.

Meer van Miel Swillens

De auteur van dit essay Jan-Werner Müller is hoogleraar politiek aan Princeton University, maar werkt momenteel als onderzoeker rond het thema populisme aan de universiteit van Wenen. Wat is populisme? is gebaseerd op lezingen die Müller gaf aan het Weense Institut für die Wissenschaften vom Menschen en draagt daar ook de sporen van. Een vlot leesbare tekst kan je het niet echt noemen. Daarvoor is de toon en de aanpak te academisch. Of wat dacht je van volgende zin?

Commentaren en reacties