
foto: ©Belga
Ik word soms wanhopig van de weinige sporen die boeken in ons, of althans in mij, achterlaten. In de zomer van 1985 las ik For Whom the Bell Tolls (Voor wie de klok luidt, 1940), Hemingway’s bekende roman over de Spaanse burgeroorlog. 35 jaar later maakte ik gebruik van de quarantaine die achter ons ligt om de roman opnieuw ter hand te nemen. Veel was me er niet van bijgebleven, niet meer dan enkele oppervlakkige indrukken: guerrillero’s in een berglandschap, een banaal…
Niet ingelogd - Plus artikel - log in of neem een gratis maandabonnement
Uw Abonnement is (bijna) verlopen (of uw browser moet bijgewerkt worden)
Uw (proef)abonnement is verlopen (of uw browser weet nog niet van de vernieuwing)
Ik word soms wanhopig van de weinige sporen die boeken in ons, of althans in mij, achterlaten. In de zomer van 1985 las ik For Whom the Bell Tolls (Voor wie de klok luidt, 1940), Hemingway’s bekende roman over de Spaanse burgeroorlog. 35 jaar later maakte ik gebruik van de quarantaine die achter ons ligt om de roman opnieuw ter hand te nemen. Veel was me er niet van bijgebleven, niet meer dan enkele oppervlakkige indrukken: guerrillero’s in een berglandschap, een banaal liefdesverhaal en de relatieve afwezigheid van het politieke thema.
Dat verbaasde me toen, omdat ik net L’espoir, André Malraux’ roman over diezelfde oorlog, had gelezen: daar oreren anarchisten, communisten, socialisten, progressieve katholieken bladzijdenlang over hun respectievelijke overtuigingen. Maar, zoals vaak gebeurt wanneer we na een lange periode een roman herlezen, verschilt de indruk die ik overhoud aan mijn tweede lectuur grondig van mijn eerste leeservaring: de lezer zelf is veranderd en dat wijzigt ook de roman.
‘Stalins ogen in Spanje’
Er bestaat geen twijfel over Hemingway’s sympathie voor de zaak van de Spaanse Republiek. Als oorlogsreporter voor de North American Newspaper Association stond hij niet aan het front, zoals collega-schrijvers André Malraux, George Orwell of Gustav Regler, maar hij had een actieve inbreng. Hij financierde een konvooi met medisch materiaal en hij werkte mee aan Spanish Earth, de propagandafilm van de Nederlandse communist Joris Ivens.
Hemingway is daarin de voice-over die de scènes aan elkaar praat. De film werd op 8 juli 1937 in de privébioscoop van het Witte Huis vertoond aan president Roosevelt en zijn vrouw, in de ijdele hoop dat de Verenigde Staten de Spaanse Republiek zouden bijstaan. In het omsingelde Madrid stond de auteur van A Farewell to Arms op vriendschappelijke voet met hooggeplaatste Sovjetadviseurs, onder meer met Mikhaïl Koltsov, ‘Stalins ogen en oren in Spanje’.
Mijn belangstelling gaat naar de verhouding tussen literatuur en politiek: hoe vertaalt Hemingway’s engagement voor de Republiek zich in For Whom the Bell Tolls? Dat is de vraag die ik wil stellen, in het licht van het tragische lot van José Robles, een gemeenschappelijke vriend van Hemingway en John Dos Passos – die andere grote Amerikaanse romancier van het interbellum. Zijn onverwachte en tot vandaag onopgeloste dood zal de verhouding tussen de twee schrijvers op de proef stellen en leiden tot een definitieve breuk.
Liquidatie
Wie was José Robles? Deze jonge intellectueel, schrijver en vertaler doceerde Spaans aan de John Hopkins Universiteit in Baltimore. In 1916 had hij in de trein tussen Madrid en Toledo de dan nog onbekende John Dos Passos ontmoet. Ze werden vrienden en Robles zou de Spaanse vertaler van zijn experimentele roman Manhattan Transfer (1925) worden. Wanneer de burgeroorlog uitbreekt is José Robles op vakantie in Madrid met zijn gezin.
Als overtuigd republikein besluit hij te blijven en dankzij zijn talenkennis – hij beheerst ook het Russisch – wordt hij medewerker van Sovjetgeneraal Vladimir Gorev, militair adviseur van de Republiek. In december 1936 arresteren enkele mannen in burger Robles in zijn appartement in Valencia, toen de hoofdstad van de Republiek. Nooit zal iemand nog van hem horen. Waarschijnlijk werd hij geliquideerd door een speciale afdeling van de NKVD, voorloper van de KGB. De enigma’s stapelen zich op: wie precies arresteerde Robles? Wat werd hem aangewreven? Hoe en waar kwam hij aan zijn einde?
Voor ons of tegen ons?
De kwestie heeft al heel wat inkt doen vloeien. Ik steun vooral op Stephen Kochs boek uit 2005, The Breaking Point. Hemingway, Dos Passos and the Murder of José Robles en op Enterrar a los muertos (De doden begraven) van Ignacio Martínez de Pisón, dat een jaar later verscheen. Zoals in de klassieke tragedie vind je een eenheid van plaats, tijd en handeling. Alles speelt zich af rond de Madrileense Gran Vía, tussen de wolkenkrabber van de Telefónica, waar de republikeinse persdienst was gevestigd, en hotel Florida, waar buitenlandse schrijvers en journalisten elkaar voor de voeten liepen.
Ernest Hemingway en John Dos Passos verbleven er. Ze kenden elkaar sinds de Grote Oorlog waar ze allebei als ambulancier hadden gediend en ze waren vrienden geworden in het bruisende Parijs van de jaren 1920. Maar de begeestering van die tijd – door Hemingway beschreven in het postuum verschenen A Moveable Feast– was uitgedoofd. Dos Passos had net in Valencia uit de mond van José Robles’ vrouw de verdwijning van haar man vernomen.
De ‘vijfde kolonne’
De auteur van de USA-trilogie wilde koste wat het kost zijn verdwenen vriend opsporen. Hij klopte aan bij hooggeplaatste politiemensen. In Valencia had hij al gesproken met de Buitenlandminister, Julio Álvarez del Vayo. Die gaf een ontwijkend antwoord, maar vandaag staat vast dat hij Dos Passos voorloog: hij wist dat José Robles al dood was. Het weerzien tussen de twee romanciers in kamer 108 van het Hotel Florida verliep slecht. Om te beginnen was Hemingway geschokt omdat Dos Passos vergeten was proviand mee te brengen – de bevoorrading van Madrid verliep heel moeizaam.
Maar het echte probleem was Robles. ‘Stop met te vragen naar Robles’, maande Hemingway aan, ‘je brengt ons in verlegenheid’. En hij verwees naar de ‘vijfde kolonne’ – de term die de opstandige generaal Emilio Mola had gebruikt voor sympathisanten van de generaals in het belegerde Madrid. Wilde Hemingway suggereren dat José Robles een spion was? Hoe dan ook, tussen Hemingway en Dos Passos komt het nooit meer goed. Wanneer op een regenachtige 11 mei 1937 in een Parijs’ station Hemingway Dos Passos uitwuift bij zijn terugkeer naar de VS, vraagt Dos Passos: ‘What’s the point of fighting a war for civil liberties, if you destroy civil liberties in the process?’. Antwoord van Hemingway: ‘Civil liberties shit. Are you for us or against us?’.
Een franquistische broer
Waarom werd José Robles uit de weg geruimd? Wellicht zullen we het nooit weten, maar er zijn vermoedens. De man was een vaste gast in Madrileense cafés waar hij deelnam aan tertulias– bijeenkomsten waar actuele en hoogdravende thema’s worden besproken. Als assistent en tolk van de Sovjets wist hij veel. Heeft hij zijn mond voorbijgepraat? Getuigen beweren dat hij alludeerde op de nakende repressie van anarchisten en trotskisten in Barcelona – die George Orwell beschrijft in Homage to Catalonia. Vergeten we niet dat op hetzelfde ogenblik – lente 1937 – de grote terreur op kruissnelheid komt in de Sovjet-Unie.
En dan is er de kwestie van José’s jongere broer Ramón, over wie Stephen Koch in zijn boek merkwaardig genoeg niet rept. Want de familie Robles was politiek verscheurd, wat niet ongewoon is in burgeroorlogen: Ramón was voorstander van de ‘nacionales’, zoals de franquisten zich noemden. Hij werd gearresteerd in Madrid, maar kwam vrij, misschien op voorspraak van zijn broer. Die poogde hem te overhalen tot de republikeinse zaak, maar Ramón kreeg asiel in de Chileense en Franse ambassades en slaagde erin naar Frankrijk te ontkomen.
División Azul
Hij keerde terug naar het franquistische Spanje waar hij de wapens opnam tegen de Republiek. Tijdens de Tweede Wereldoorlog nam hij dienst in de División Azul, de Spaanse troepen die aan het Oostfront vochten aan de zijde van de Duitsers. Na de oorlog schopt hij het tot luitenant-generaal.
Stonden de broers politiek op dezelfde franquistische golflengte? Paul Preston, de bekende Britse specialist van de Spaanse Burgeroorlog, wijdt een hoofdstuk aan de zaak in We Saw Spain Die, zijn boek uit 2007 over oorlogscorrespondenten in Spanje. Net als Hemingway gaat hij ervan uit dat José Robles spioneerde voor de franquisten: ‘His loyalty to the republic was not all that Dos Passos and other later commentators have assumed’. Zelfs de kinderen van José Robles zouden toegegeven hebben dat hun vader een spion was. Maar ook Preston brengt geen beslissende argumenten aan.
In een volgende bijdrage ga ik in op de manier waarop Hemingway in For Whom The Bell Tolls uitdrukking geeft aan zijn Spaanse ervaring en hoe hij zijn engagement aan een herziening onderwerpt.