JavaScript is required for this website to work.
Politiek

Het belang van ngo’s

Belgische ngo’s zijn verstrengeld met het beleid

ColumnRita Bellens27/4/2019Leestijd 4 minuten

foto ©

Ontwikkelingssamenwerking evolueert. In plaats van mee te evolueren, kiezen Belgische ngo’s ervoor zich te nestelen in het beleid.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Politiek is een stiel voor geduldige mensen. Vooral wanneer veranderingen tijd kosten omdat gevestigde belangen in de weg staan. Dan lijkt het meer op vechten tegen de bierkaai. En daar heb ik ondertussen al best wat ervaring mee.

Een bierkaai waar ik me de voorbije jaren stevig op heb geworpen, is ontwikkelingssamenwerking. Niet meteen het meest sexy of bekende onderwerp, maar mensen trekken altijd grote ogen als ze horen welk budget er staat ingeschreven voor de sector: jaarlijks om en bij de 1,2 miljard euro van de 1,7 miljard die buitenlandse zaken in zijn geheel krijgt. De portefeuille voor ontwikkelingssamenwerking weegt dus zwaarder dan die van onze diplomatie en de bevordering van buitenlandse handel samen. En met dat geld gaan helaas ook belangen gepaard, veel belangen. Die verdedigen de belanghebbenden, zoals middenveldorganisaties, het liefst zelf… vanuit de overheid en het parlement. Of hoe de scheiding tussen gouvernementeel en niet-gouvernementeel soms wel heel vaag wordt.

Geldstromen

Een handig document om de uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking in kaart te brengen is het jaarverslag. In 2017 bijvoorbeeld werd in totaal 1,09 miljard EUR uitgegeven aan ontwikkelingssamenwerking. Uit alle cijfers blijkt iets opmerkelijk: meer dan 70% van het ontwikkelingsbeleid voert de overheid niet  zelf uit. Een groot deel – 256 miljoen EUR – geeft de overheid inderdaad zelf uit. Maar de grootste hap van het budget ging naar de zogenaamde multilaterale organisaties (VN, EU, Wereldbank,…): 329 miljoen EUR in 2017.

Een niet onbelangrijk deel van onze ontwikkelingssamenwerking delegeert de overheid naar het middenveld. Over hoeveel het precies gaat is moeilijk te schatten. Rechtstreekse subsidies aan het middenveld bedroegen bijna 273 miljoen euro. Maar bij het middenveld lopen er nog veel meer geldstromen binnen. Voor bepaalde opdrachten krijgen ze geld van multilaterale organisaties, maar ook België contracteert overheidstaken in ‘onderaanneming’ aan hen. Dit soort geldstromen zijn volgens een recent rapport van het Europees Rekenhof (te) moeilijk te traceren.

Ngo’s krijgen 80% van de kosten van hun projecten gesubsidieerd, de resterende 20% moeten ze zelf inzamelen. Je zou ervan uitgaan dat ze die bij elkaar krijgen dankzij uw en mijn donaties, maar vreemd genoeg tellen ook subsidies van gemeentes en het Vlaamse Gewest mee. Eigenaardig, want ook hier gaat het over belastinggeld. Dat subsidie-infuus voor het middenveld maakt in elk geval dat ngo’s veel gevestigde belangen te verdedigen hebben binnen de overheid. En daartoe hebben ze hun wegen gevonden.

Draaideuren en verwevenheid

Een rapport van het Rekenhof uit 2015 uitte kritiek op de manier waarop de Belgische ontwikkelingssamenwerking haar ‘interne controle’ aanpakt. Een weinig opgemerkte passage handelde over een ‘draaideurconstructie’. Concreet komt het er op neer dat op de federale overheidsdienst (FOD) binnen ontwikkelingssamenwerking vaak mensen werkzaam zijn met een eerdere ervaring in het middenveld en vice versa. In zekere zin is dit logisch: het is een kleine wereld waar expertise en kennis van zaken zeer gegeerd zijn. Te vaak echter komt het voor dat subsidieaanvragen worden behandeld door oud-werknemers van de aanvrager. Dit leidt uiteraard tot belangenconflicten. Jammer genoeg anticipeert de FOD daar onvoldoende op. Dat zou worden opgelost via een actieplan dat in 2017 moest zijn voltooid, maar daar zwijgt het jaarverslag in alle talen over. Die nefaste situatie blijft dus bestaan.

Een andere wijze waarop het middenveld aan de knoppen zit, is door verweving. Zo ontstonden op het moment dat gemeenten bevoegd werden voor ontwikkelingssamenwerking (door het Lambermontakkoord) overal ‘adviesraden voor gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking’. 11.11.11 begeleidde het uitrollen van deze raden en voorzag een sjabloon voor de statuten. Dat document werd meestal integraal overgenomen. Interessant feit: het voorziet een standaardbedrag voor 11.11.11.

Nog een voorbeeld? Ngo-federatie is de organisatie die van rechtswege alle ngo’s vertegenwoordigd bij de FOD en instaat voor vorming en kwaliteit. Ze is in principe politiek neutraal. Daarin verschilt de organisatie van het meer bekende 11.11.11. Als koepel vertegenwoordigt 11.11.11 veel ngo’s, maar niet allemaal, en hij profileert zich ook expliciet politiek. De raad van bestuur van ngo-federatie bestaat uit verkozenen uit verschillende ngo’s. Eén organisatie is volgens de statuten automatisch vertegenwoordigd: 11.11.11. Hoe kunnen we dan nog spreken van neutraliteit? Leuk weetje: 11.11.11 en ngo-federatie delen hetzelfde adres.

Dolgedraaid

Dankzij de combinatie van coöptatie en verweving maakt het middenveld een rationele discussie over ontwikkelingssamenwerking bijzonder moeilijk. De doeltreffendheid van het beleid zou de belangrijkste focus moeten zijn, kwaliteit de voornaamste eis. Het zou moeten gaan over duurzaamheid, resultaten, de impact die ons geld genereert. Jammer genoeg verlegt het middenveld de focus steeds naar kwantiteit: ‘Hoeveel geld krijgen wij?’

Die focus van het middenveld is een behoudsgezinde reflex, een voorbijgestreefde kijk op ontwikkelingssamenwerking. Simpel gesteld zeggen ngo’s: helpen betekent geven. En het is aan het rijke Noorden om te geven aan het arme Zuiden. Daar ben ik het niet mee eens. Ik zeg: helpen betekent investeren. Geven is gemakkelijk, een investering daarentegen creëert een belang. Op internationaal vlak beweegt er heel wat in deze laatste richting. Overheden beginnen te beseffen dat hun middelen alleen niet voldoende zijn. Ook de private sector zal een grotere rol spelen in het behalen van ontwikkelingsdoelen.

De intrede van de private sector in ontwikkelingssamenwerking maakt het middenveld nerveus. Het beseft dat het bijvoorbeeld op vlak van efficiëntie weinig te bieden heeft. Ook over resultatenverantwoording hoeft de private sector geen lessen te trekken van het middenveld. En de parlementaire waterdragers krijgen de ngo-boodschap niet langer verkocht. Ngo’s staan dus voor een moeilijke keuze: zich drastisch hervormen met oog op de nieuwe toekomst, of zich verder ingraven in het beleid.

In België lijken ze te kiezen voor het tweede: Bogdan Vanden Berghe, tot voor kort algemeen directeur van 11.11.11, stelt zich verkiesbaar voor Groen. Hij profileert zich uiteraard op ontwikkelingssamenwerking. Terzijde: twee dagen voor hij zijn kandidatuur bekend maakte, bezocht hij nog de N-VA-fractie om ons verkiezingsprogramma te bespreken. Komt het 11.11.11-gezicht in het parlement ontwikkelingssamenwerking mee hervormen of de geldstromen bewaken? Mijn vrees is dat hij de Kamer beschouwt als de finale draaideur.

Rita Bellens is Kamerlid voor de N-VA en zetelt in de commissie Buitenlandse Betrekkingen, de commissie Defensie en de commissie Bedrijfsleven.

Meer van Rita Bellens

Ontwikkelingssamenwerking heeft nood aan private investering. We hebben hiervoor de juiste instrumenten, maar durven ze niet te gebruiken.

Commentaren en reacties