JavaScript is required for this website to work.
post

Het eerste handvest van Vlaanderen

Karl Drabbe7/8/2012Leestijd 4 minuten

Bourgeois pleit voor een grondwet voor Vlaanderen. 100 jaar terug was er zo al eens één … Een artikel uit de oude doos.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

12 oktober 1918. De leden van de ‘Grondwet-Kommissie’ hebben er erg in noch weet van dat een maand later de Grote Oorlog zou worden beëindigd. In een korte maar plechtige brief van het sturen vijf commissieleden een ‘Ontwerp-Grondwet’ naar de Raad van Vlaanderen. Dat door de Duitse bezetter getolereerde bestuursorgaan had op 22 december 1917 de onafhankelijkheid van Vlaanderen uitgeroepen. En dat Vlaanderen had nood aan een grondwet.

Nochtans was er op dat moment al heel wat speculatie over de nakende wapenstilstand. Onder meer in Gent werd de vraag gesteld hoe vluchtende Aktivisten – radicale Vlaams-nationalisten die collaboreerden met de Duitse bezetter – konden worden geholpen. Op 17 oktober – nauwelijks vijf dagen later – geeft voorman Josué De Decker in de Raad van Vlaanderen toe dat het Aktivisme is uitgespeeld. Wie België wou verlaten, kon wel op hulp rekenen, maar Duitsland vreesde een uittocht. August Borms riep op om tot het uiterste te volharden. Op een laatste bijeenkomst op 30 oktober maakte de Raad de eerste voorbereidingen voor een aktivistische werking in het buitenland. In deze context van paniek, onrust en onwetendheid stelde de ‘Grondwet-Kommissie’ een ontwerp-grondwet voor het zogenaamde onafhankelijke Vlaanderen voor …

Tweede handvest?

Toen minister-president Kris Peeters even plechtig het Handvest voor Vlaanderen afkondigde in het Vlaams Parlement, had hij er allicht nooit bij stilgestaan in de voetsporen te treden van het Activisme. Hoewel de Franstalige pers en politiek er alweer een verdere stap richting Vlaamse onafhankelijkheid in zagen, is het de bedoeling van de Vlaamse meerderheid om de Vlaamse natie een constituerend document te geven, zonder meer (Doorbraak juli).

Minder dan een eeuw geleden werd deze oefening ook al eens gedaan. Weliswaar voor een minder representatief orgaan dan het huidige Vlaams Parlement: algemeen enkelvoudig stemrecht bestond nog niet (daarop was het in feite wachten tot in 1948 ook vrouwen mochten stemmen voor parlementsverkiezingen) en de Raad was een door Aktivisten eenzijdig opgericht overleg- en bestuursorgaan. Overlegd met de Duitse bezetter werd er amper; bestuurd al evenmin.

‘Een verbetering’

Het ‘Ontwerp-Grondwet’ was geen experiment van radicale revolutionairen die komaf wilden maken met het (Belgische) verleden. Integendeel, in een ‘memorie van toelichting’ wijzen de auteurs op ‘het gegrond verstand’ dat ‘verplicht ons rekening te houden met de algemeene wetten en inzonderheid met de Grondwet, waaronder het Vlaamsche volk nog vóór zijn losscheuring van den Belgischen Staat leefde’. De Vlaamse Grondwet zou een doorslag zijn van de Belgische, want ‘wij bewaren ervan wat ons goed blijkt, wijzigen en verbeteren wat ons voor verbetering vatbaar schijnt en weren ongenadig wat Vlaanderen en zijn volk zou kunnen schaden (…) dus zo weinig mogelijk veranderen, doch elke verandering, eene verbetering’.

De belangrijkste wijziging gebeurt in artikel 2:’het Neederlandsch is de eenige ambtelijke taal in Vlaanderen’. De logische terugval op de Belgische Grondwet krijgt in het document plots een duidelijke politieke, revendicatieve invulling: ‘de tachtigjarige verdrukking van Vlaanderen door den Belgischen staat is de ware bron van dit artikel’. Hoe pragmatisch ook, in de toelichting duiken er vaak zulke oprispingen op: ‘het hoeft voor geen enkele Vlaming betoog’, zo stelt de tekst, dat de verfransing van Vlaanderen is bewerkstelligd via het onderwijs. Daarom wordt de vrijheid van onderwijs uit de Belgische grondwet voortaan beperkt tot Nederlandstalig onderwijs.

Vooruitstrevend was de Grondwet door te verbieden dat ministers (nog) lid zouden zijn van de Raad (het parlement). Een legislatuurparlement van vier jaar moest voor ‘meer stabiliteit’ zorgen. De gerechtelijke macht diende volledig onafhankelijk te zijn: wetgevende en uitvoerende politici kregen geen inmenging meer in benoemingen. Er is zelfs sprake van snelrecht: ‘in strafzaken wordt spoedig recht vereischt.’ Men stelde ‘zuiver algemeen stemrecht’ voorop voor 25-jarigen, maar toch een ‘dubbelstem’ voor 40-jarigen. Vernieuwend was de inrichting van een Raad van State die in plaats van het staatshoofd zou beslissen in ‘geschillen van bestuur’. Ook elke door de Raad genomen wet, diende eerst getoetst door de Raad van State. Dat moest komaf maken met ‘het gebrekkig opstellen van wetten’ zoals dat onder ‘Belgische regime’ blijkbaar te vaak gebeurde.

In de grondwet ging de commissie uit van ‘gedwongen samengaan met Duitschland’. Onder welke vorm? Als provincie – zoals Pruisen – of in een statenbond? De commissie kiest – eenparig, enkel hier duikt dit woord op in het document – voor het statuut van ‘verbonden staat’, ‘hetzij federatief met Wallonië verbonden, hetzij voor Vlaanderen afzonderlijk’.
Verder wordt in de nieuwe Grondwet Vlaanderen steevast een ‘Vrijstaat’ genoemd. Die vrijstaat omvat ook Frans-Vlaanderen (nochtans niet bezet door Duitsland) en de Vlaamse gemeenten bezuiden de taalgrens.

Volgen voorts de klassieke rechten en vrijheden, en principes als scheiding van Kerk en Staat … Daarin was de tekst niet verschillend van andere West-Europese liberale grondwetten.

Staatkundig is hoofdstuk 2 interessant over het staatshoofd. De Grondwet voorziet immers niét in een republiek, maar in een constitutionele monarchie naar Belgisch model. Alleen wordt het staatshoofd nu ‘Graaf van Vlaanderen’ – Conscience is niet veraf – die Oorlog afkondigt, de Raad kan schorsen én adeldom en ridderorden kan verlenen. De grondwettelijke commissie was dus allesbehalve radicaal, revolutionair of republikeins, wat gezien de oorlogscontext en het ressentiment tegen de Belgische staat, kon worden verwacht.

*

* *

Noch in de standaardwerken (L. Wils, Onverfranst, onverduitst; D. Vanacker, Het aktivistisch avontuur) noch in de Nieuwe Encyclopedie der Vlaamse Beweging is er sprake van deze ontwerp-tekst. De – relatief beperkte – impact en het belang hiervan zijn totnogtoe onbekend en vergen verder historisch onderzoek. Het volledige document vindt u hier.)

Karl Drabbe is uitgever van ERTSBERG. Hij is historicus en wereldreiziger en werkt al sinds 1993 mee aan Doorbraak.

Commentaren en reacties