In 1955 tekende Jef Nys ‘De jacht op een voetbal’. In de tweede strip van Jommeke proberen alle actoren een voetbal in bezit te krijgen. In Vlaanderen lijkt vandaag een vergelijkbare jacht geopend: ‘De jacht op een Vlaams Belang-stemmer’. Het jachtseizoen duurt, naar verluidt, tot in 2024. Verschillende partijen denken na over de jacht: wat kunnen we doen om de potentiële Vlaams Belang-stemmer te pakken te krijgen? Het wakkert de discussie over inburgering, taal en bijdragen aan de samenleving aan.…
Niet ingelogd - Plus artikel - log in of neem een gratis maandabonnement
Uw Abonnement is (bijna) verlopen (of uw browser moet bijgewerkt worden)
Uw (proef)abonnement is verlopen (of uw browser weet nog niet van de vernieuwing)
In 1955 tekende Jef Nys ‘De jacht op een voetbal’. In de tweede strip van Jommeke proberen alle actoren een voetbal in bezit te krijgen. In Vlaanderen lijkt vandaag een vergelijkbare jacht geopend: ‘De jacht op een Vlaams Belang-stemmer’. Het jachtseizoen duurt, naar verluidt, tot in 2024.
Verschillende partijen denken na over de jacht: wat kunnen we doen om de potentiële Vlaams Belang-stemmer te pakken te krijgen? Het wakkert de discussie over inburgering, taal en bijdragen aan de samenleving aan.
Sinds 1 januari 2023 is het inburgeringstraject, zonder media-aandacht, uitgebreid met een vierde pijler. De eerste twee pijlers bestaan al lang: een cursus maatschappelijke oriëntatie (MO) en een cursus Nederlands. Die cursussen worden vanaf 1 september overigens betalend. Vorig jaar kwam er al een derde pijler bij, de verplichte inschrijving bij VDAB of Actiris in Brussel, met het oog op werk. En nu is er een vierder pijler: het participatie- en netwerktraject. Inburgeraars die niet werken of studeren op het ogenblik van ondertekening van het inburgeringscontract, moeten minimaal 40 uur op pad gaan met een buddy of vrijwilligerswerk doen.
Ondanks deze vier pijlers is de lijst met plichten richting ‘integratie en inburgering’ blijkbaar voor uitbreiding vatbaar. Zowel vanuit N-VA als vanuit CD&V werden de voorbije weken voorstellen geponeerd.
Koalatest
Uit de koalatest bleek dat 14% van de kinderen in de derde kleuterklas onvoldoende scoort om naar het eerste leerjaar te gaan. Het leidde Ben Weyts (N-VA) ertoe om op 18 januari te pleiten voor het straffen van ouders wanneer ze hun kinderen te weinig stimuleren om Nederlands te spreken buiten de schooluren. In Terzake van 24 januari stelde Weyts voor dat scholen aan de Vlaamse overheid rapporteren wanneer ouders, op Nederlandstalig vlak, in gebreke blijven en zich niet engageren. In extremis wil hij het koppelen aan het verminderen van de schooltoeslag. Conner Rousseau (Vooruit) liet verstaan dat hij niet aan het Groeipakket wil raken, maar wel open staat voor financiële sancties. De voorzitter van Vooruit lijkt de kool en de geit te willen sparen.
De buitenschoolse taal als oorzaak?
Voor Weyts (en Rousseau) ligt de oorzaak van de tegenvallende koalascore bij de taal waar kinderen mee in aanraking komen na de schooluren, in het weekend en tijdens schoolvakanties. Dat zou veel te weinig het Nederlands zijn. Die analyse wordt niet ondersteund door onder andere diegene die de koalatest ontwikkeld heeft, professor Kris Van Den Branden (Taalkunde aan de KU Leuven). De test onderzoekt namelijk de kennis van het Nederlands dat op school gebruikt wordt en niet het thuistaal-Nederlands.
Daarnaast moeten we volgens Van Den Branden de oorzaken van de score zoeken bij de opleidingsachtergrond van de ouders en bij de exacte leeftijd van de kleuter. De kleuters die vroeger op het jaar geboren zijn, scoren beter. Van Den Branden ziet maar één oplossing: investeren in kleuterleiders. Estland en Letland scoren beter en hebben veel minder kleuters per leraar.
Op onze vraag of Van Den Branden ongelijk heeft met zijn analyse, wijst het kabinet Weyts op de reeds gemaakte investeringen in het kleuteronderwijs. En de minister houdt vast aan de verantwoordelijkheid van de ouders. ‘Ouders spelen een cruciale rol en hebben het potentieel om hun kinderen 1.000 keer meer kansen te geven, als ze kiezen voor het Nederlands’, aldus het kabinet.
Meer kleuterleiders is natuurlijk een groot probleem. Waar moeten die extra leerkrachten gevonden worden? En dus is het op twee manieren handig van Weyts om te focussen op de taal. Het leidt enerzijds af van wat door Van Den Branden aangegeven wordt als het eigenlijke probleem, een lerarentekort. En anderzijds is het een manier om te scoren bij (potentiële) Vlaams Belang-stemmers. De jacht is immers open, hoewel het kabinet-Weyts benadrukt dat het gaat over gelijke kansen en niet over een volgende coalitie.
Federaal: CD&V en het nationaliteitsexamen
Ook CD&V roert zich. Franky Demon (CD&V) diende afgelopen november een wetsvoorstel in voor een nationaliteitsexamen. Het moet ‘het sluitstuk vormen van een geslaagd integratieproces’. In het wetvoorstel van Demon staat verder: ‘De Belgische nationaliteit verkrijgen moet, naast een juridische en administratieve aangelegenheid, ook het bewijs zijn dat men een band heeft opgebouwd met ons land, dat men een volwaardig deel kan zijn van onze samenleving en er een actieve bijdrage aan kan leveren.’
Een koninklijk besluit moet de specifieke invulling vastleggen, maar het wetsvoorstel spreekt al in algemene termen over de inhoud. Het examen moet peilen naar de algemene kennis van het land en samenleving, en ‘de politieke werking van het land, onze waarden en normen, de geschiedenis van het land, onze tradities, mensenrechten en dergelijke meer’. Kan een examen een bewijs zijn van een band met ons land, van volwaardig deel zijn, van een actieve bijdrage? Dat valt sterk te betwijfelen. Dit wetsvoorstel lijkt eerder een signaal naar de potentiële Vlaamse Belang-kiezer.
Formeel en moreel burgerschap
Dat signaal heeft jammerlijke gevolgen. In het wetsvoorstel wordt het onderscheid benadrukt tussen wat formeel en moreel burgerschap genoemd wordt. In Vlaanderen is het niet meer voldoende om formeel burger te worden via de juridische en administratieve weg. We schuiven hoe langer hoe meer op naar moreel burgerschap, waarin iemand moet bewijzen dat hij of zij het waard is om burger te zijn. Mensen met migratieachtergrond moeten tonen dat ze ‘volwaardig deel zijn’ en ‘een actieve bijdrage leveren’, wat die termen ook precies mogen inhouden.
Mensen zonder migratieachtergrond moeten burgerschap niet bewijzen. Van hen wordt niet gevraagd om ‘volwaardig deel te zijn’ of ‘een actieve bijdrage te leveren’. Zij kunnen doen wat ze willen. Het vreemde effect is dan ook dat het burgerschap van mensen zonder en mensen met migratieachtergrond hoe langer hoe ongelijker wordt. Het is opmerkelijk dat uitgerekend CD&V zo’n wetsvoorstel indient.
Hogere eisen voor burgerschap
De voorstellen van Weyts en Demon hebben hetzelfde effect: de inburgeringslat wordt nog hoger gelegd. Het inburgeringstraject dat nu al uit vier pijlers bestaat, zou er een fikse uitloper bij krijgen wanneer ouders verplicht worden ervoor te zorgen dat ze hun kinderen in de vrije tijd contact met het Nederlands aanbieden. Ook het nationaliteitsexamen legt de inburgeringslat hoger. Het voorstel houdt geen rekening met de diversiteit van mensen met migratieachtergrond. Verschillende factoren maken dat een deel van deze mensen nauwelijks in staat is om een andere taal te leren en dus een examen in die taal af te leggen.
De eisen om burger te worden, worden steeds zwaarder. De ongelijkheid op vlak van burgerschap tussen wie een migratieachtergrond heeft en wie niet, wordt steeds groter. En de politiek lijkt zich daar geen kritische vragen bij te stellen.