De dominante stroming binnen het liberalisme is vandaag het linksliberalisme (ook wel sociaalliberalisme, progressief liberalisme of vrijzinnig liberalisme genoemd). Deze ideologie gaat ervan uit dat de overheid een fundamentele taak heeft in het bevorderen van de vrijheid en gelijkheid van de burgers. Gezien er sinds de jaren zestig de negatieve vrijheid (de afwezigheid van dwang) van de burger groeide, verschoof in de jaren negentig de aandacht van de liberalen naar de positieve vrijheid (de concrete mogelijkheid om die vrijheid te benutten). Klassieke…
Niet ingelogd - Plus artikel - log in of neem een gratis maandabonnement
Uw Abonnement is (bijna) verlopen (of uw browser moet bijgewerkt worden)
Uw (proef)abonnement is verlopen (of uw browser weet nog niet van de vernieuwing)
De dominante stroming binnen het liberalisme is vandaag het linksliberalisme (ook wel sociaalliberalisme, progressief liberalisme of vrijzinnig liberalisme genoemd). Deze ideologie gaat ervan uit dat de overheid een fundamentele taak heeft in het bevorderen van de vrijheid en gelijkheid van de burgers. Gezien er sinds de jaren zestig de negatieve vrijheid (de afwezigheid van dwang) van de burger groeide, verschoof in de jaren negentig de aandacht van de liberalen naar de positieve vrijheid (de concrete mogelijkheid om die vrijheid te benutten).
Klassieke liberalen, en in mindere mate ook liberaal-conservatieven, leggen daarentegen de nadruk op de afwezigheid van dwang, en zijn dus tegen een te grote overheidsinmenging in het private leven van de burger. De middelen of het geld waarmee links-liberalen de positieve rechten garanderen is namelijk steeds afkomstig van een andere burger. Een te hoge nadruk op positieve vrijheid voor de ene zal per definitie leiden naar een kleinere negatieve vrijheid voor de ander. Inkomensherverdeling gebeurt namelijk onder dwang, of men daar nu voorstander van is of niet.
Links-liberale intolerantie
Onder positieve rechten valt vandaag ook het recht om ‘zichzelf te zijn’, wat tevens verklaart waarom discriminatie al dertig jaar lang de politieke agenda van de politiek domineert. Hierbij werd de vrijheid van meningsuiting (het openlijk afkeuren van iets of iemand om welke reden dan ook) opgeofferd aan de vrijheid om ‘zichzelf te zijn’. Gezien vandaag de norm het ‘vrije’ individu is en niet meer de ‘onvrije’ gemeenschap waar men willens nillens toe behoort, mag het niet verwonderen dat de lijst waarover men geen afkeurende mening (of ‘haat’) meer mag geven steeds langer wordt.
Links-liberalen worden de laatste jaren steeds intoleranter ten opzichte van ideologieën die in strijd zijn met de eigen visie over mens en samenleving. In de overtuiging dat de enige legitieme politieke overtuiging hun progressief, inclusief en divers wereldbeeld is, toch datgene wat zij onder deze begrippen verstaat, proberen ze in naam van de verdraagzaamheid tegelijk de maatschappelijke ruimte om hierover te debatteren voortdurend te verkleinen. Iedereen heeft volgens hen niet alleen de vrijheid om ‘zichzelf te zijn’, maar ook nog eens de vrijheid om daar geen negatieve reacties op te krijgen.
Haatspraak te breed ingevuld
De ideale links-liberale samenleving is dan ook een soort safe space waarin iedereen elkaar alleen nog maar complimentjes geeft over de eigen levensstijl, en waarbij steeds meer kritiek of waardeoordelen worden weggezet als haatspraak, racisme, discriminatie, of een of andere -fobie. De veroordeling van vier leden van Voorpost door de correctionele rechtbank van Mechelen op 26 mei 2021 voor het aanzetten tot haat en geweld tijdens een betoging in mei vorig jaar, is een voorbeeld van hoe weinig vrijheid van meningsuiting er nog bestaat. Een spandoek met daarop ‘Stop islamisering’ (samen met een foto enkele vrouwen in boerka of nikab) is vandaag blijkbaar genoeg om enkele maanden in de gevangenis te worden opgesloten.
Volgens de Mechelse rechtbank trachtte Voorpost met de actie bij de medeburgers de angst voor en de haat tegen de moslimgemeenschap te voeden of aan te wakkeren, ‘zodat deze ertoe worden aangezet om zelf gelijkaardige haatdragende en angstzaaiende gedragingen te stellen’. Dit arrest is eerst en vooral problematisch omdat het hier niet over bewezen feiten gaat maar wel over de persoonlijke vermoedens van de rechter. Daarenboven kan op basis van deze uitspraak elke vorm van protest tegen eender welke levensbeschouwelijke of ideologische overtuiging leiden naar een strafrechtelijke veroordeling. Het volstaat dat de rechter het woord ‘haat’ invult naar eigen goeddunken.
Persvrijheid beknotten
Het wetsvoorstel van Vivaldi om artikels 25 en 150 van de Grondwet over persvrijheid en de bestraffing van drukpersmisdrijven te herzien, zal deze vervolging van de ongewenste meningen ook nog eens veel gemakkelijker maken. De vrije meningsuiting is dan wel nooit absoluut geweest, en dat is ook niet wenselijk wanneer ze de stabiliteit en veiligheid van de samenleving zou bedreigen, toch is de slinger vandaag wel heel ver doorgeslagen naar de onvrije kant. Daarenboven, en dat is misschien wel het belangrijkste, heerst er door de politisering van de rechtspraak, waarbij elke rechter een eigen ideologische invulling kan geven aan begrippen, de rechtsonzekerheid voor de burger.
Het naderende einde van de internationale liberale dominantie onder invloed van de tanende militaire en economische macht van de Verenigde Staten op wereldschaal, en de assertieve opkomst van illiberale regionale grootmachten zoals China, Indië of Rusland, brengt het links-liberale gedachtegoed steeds verder in het defensief. Ook op het thuisfront winnen conservatieve en (extreem-) rechtse stemmen steeds meer aan electorale consensus. Met de opkomst van de sociale media verloor men ook nog eens het monopolie over de publieke opinie.
Ideologisering van de pers
De opkomst van de constructieve journalistiek die zich niet meer wou beperken tot berichtgeving over maatschappelijke problemen, maar ook mogelijke oplossingen wou aanreiken, deed de ideologische visie van de journalisten, al dan niet bewust, een veel grotere rol krijgen. De selectie van feiten om een bepaalde perceptie aan te moedigen bij de lezers en kijkers, en de dominantie van de links-liberale ideologie in de sector, werd ook zo door een deel van het publiek aangevoeld. Het deed het vertrouwen in die media geen deugd en gaf de verspreiding van nepnieuws jammer genoeg een duwtje in de rug.
Het links-liberalisme is in toenemende mate een antidemocratische en kosmopolitische stroming geworden, net zoals alle andere universalistische ideologieën in de recente geschiedenis. De links-liberale orde wordt steeds meer via juridische weg en steeds minder via democratische weg aan de burger opgelegd. De grondwettelijke soevereiniteit van nationale staten (en dus van de democratie) werd reeds volledig uitgehold door de Europese Unie en allerhande internationale klimaat- en mensenrechtenverdragen. Echter, zelfs dat is voor links-liberalen nog niet genoeg.
Inperking stemrecht
Te veel kiezers stemmen de laatste jaren voor verkeerde partijen, waardoor het geloof in het algemeen stemrecht bij progressief begint af te nemen. Burgers zouden namelijk per definitie akkoord moeten gaan met het links-liberale gedachtegoed (want wie wil nu zichzelf niet zijn?), maar door ‘onwetendheid’, hun ‘lage opleiding’ of hun ‘naïef geloof’ in conservatief of rechts nepnieuws kleuren ze het verkeerde bolletje bij verkiezingen. Toen een kleine meerderheid van de Britten in 2016 voor de brexit stemde, riep het verliezende links-liberale kamp dan ook op tot een tweede referendum. Volgens hen was de uitslag te nipt om definitief te zijn en waren veel brexitaanhangers bedrogen door ‘nepnieuws’ en propaganda.
Ook bij referenda over de euro en de Europese Grondwet hoorden we gelijkaardige stemmen toen bleek dat de burgers tegen verdere Europese integratie stemden. De oplossing die steeds vaker wordt geopperd is een soort intellectueel cijnskiesrecht en door ‘onafhankelijke’ experten gestuurde burgerraden, die de al uitgeholde macht van de kiezer alleen nog verder dienen te beperken. Soms wordt de politieke macht van de links-liberale ideologie zo ernstig bedreigd, dat men concurrerende partijen gewoon laat verbieden (het Vlaams Blok in 2004), of laat uitsluiten van eender welke deelname aan de macht (het Vlaams Belang).
De tolerantieparadox
Het meest gebruikte argument om illiberale (door henzelf steevast ‘ondemocratische’ genoemd) met juridische middelen te bestrijden is die van Poppers tolerantieparadox: ‘If we extend unlimited tolerance even to those who are intolerant, if we are not prepared to defend a tolerant society against the onslaught of the intolerant, then the tolerant will be destroyed, and tolerance with them.‘ (Als we ongelimiteerd tolerant zijn, zelfs jegens hen die zelf intolerant zijn, als we niet bereid zijn een tolerante samenleving te verdedigen tegen de aanvallen van de intolerante medemens, dan zal de tolerante mens te gronde gaan, en met hem de tolerantie.’ – vertaling auteur). De Oostenrijks-Britse filosoof Karl Popper (1902-1994) werkte deze gedachte uit in The Open Society and Its Enemies (1945).
Ongeveer dertig jaar later schreef de Amerikaanse filosoof John Rawls (1921-2002) iets gelijkaardigs in A Theory of Justice (1971). Een samenleving moest volgens hem in principe tolerant zijn ten opzichte van intolerantie, omdat anders de samenleving zelf intolerant, en dus onrechtvaardig, zou zijn. Echter, volgens Rawls had de samenleving recht op zelfbehoud, en kon de vrijheid ingeperkt worden indien de intoleranten de veiligheid van de toleranten bedreigden. Het mag niet verbazen dat zowel Rawls als Popper de belangrijkste inspiratiebronnen zijn van de Belgische politiek filosoof en activist Dirk Verhofstadt, de man die het links-liberale gedachtegoed in Vlaanderen mee vormgaf.
Wat is intolerant?
Het probleem is niet noodzakelijk de tolerantieparadox, maar wel welke intolerantie nu juist volgens de politieke meerderheid de veiligheid in gevaar brengt van de samenleving. Op geen enkele wijze bedreigt een vreedzaam protest tegen islamisering de stabiliteit van de maatschappij of de veiligheid van de medeburgers. Het is niet omdat een mening een bedreiging vormt voor de links-liberale safe space en de onbestaande positieve vrijheid dat men als mens zichzelf kan zijn in een gemeenschap zonder ooit gekwetst te worden, kritiek te krijgen, of te worden beledigd, dat men de fysieke integriteit van anderen in gevaar brengt.
Ook iemand die vandaag ijvert voor een streng migratiebeleid, vindt dat het huwelijk en de voortplanting voorbehouden moet blijven aan heteroseksuele koppels en de genderideologie maar niets vindt, vormt op geen enkele manier een gevaar voor de democratie en de medeburgers. Volgens links-liberalen zetten ‘intolerante’ mensen zich echter buiten de aanvaardbare democratische grenzen van het debat. Elke mening die niet inclusief of divers is, behoort dan tot de categorie ‘haat’. Dat laatste is dan weer de voorbode voor geweld, en dus voor onveiligheid. Door ‘gevaarlijke’ rechtse of conservatieve meningen te verbieden zorgen links-liberalen er dus naar eigen zeggen voor dat de samenleving veiliger wordt.
Wanneer men de debatruimte echter steeds nauwer maakt, uit angst voor de dalende democratische steun voor de eigen visie en de links-liberale rechten, dan dreigen de toleranten zichzelf te transformeren in intoleranten, en wordt de liberale democratie een links-liberaal despotisme. Daartegenover staat de conservatieve bereidheid om te twijfelen en het debat voldoende ruimte te geven, en vooral om geen enkele ontwikkeling als onomkeerbaar te beschouwen. Misschien is dat laatste wel de grote angst van de links-liberalen.