JavaScript is required for this website to work.
post

Het nut van en de nood aan een kermis

Socrates et cetera 20

Guido Lauwaert4/9/2019Leestijd 3 minuten
Altijd prijs?

Altijd prijs?

foto © Reporters / KETELS

Een feestweek en een kermis eindigen in grote stilte. Hoe daaraan te ontsnappen fluistert een kermisganger de grote foorkramer in.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Heel dicht bij ons, zo dicht dat de mensen niet meer wisten welk land het was, was er een feestweek geweest die veel weg had van een kermis. Na afloop viel er een grote stilte bij de uitbaters van de foorkramen. Wie geen applaus had gekregen weet dat aan diegene die verplicht was geweest om een mening te uiten. Wie dat wel had gekregen nam geen genoegen met het volume. Hiervoor was volgens de uitbaters de kiezer verantwoordelijk. Kortom. De kermis was bedorven door de burgers.

De foorkramers namen wraak door de vorming van een nieuw feestcomité op de lange baan te schuiven. Wij willen ons door het klootjesvolk niet laten opleggen met wie te besturen; en wij niet aan de bak, niemand op z’n gemak, besloten de fooruitbaters. Tot Bert Beer, de belangrijkste foorkramer, een burger boven elke verdenking tegen het lijf liep. Bert dacht dat de burger hem de huid zou gaan volschelden, maar hij zweeg.

‘Hoe heet je?’ vroeg Bert Beer voorzichtig.

‘Jan Metdepet,’ antwoordde de burger.

Na elkaar een hele tijd te hebben aangestaard ging Jan op de grond zitten en begon te huilen.

‘Ik heb je laten schrikken,’ zei Bert Beer.

‘Nee,’ zei Jan, met forse stem Bert streng aankijkend.

‘Waarom huil je dan, en kijk je mij zo streng aan,’ vroeg Bert.

‘Omdat jullie verdwaald zijn,’ zei Jan.

‘Verdwaald, wij?’ zei Bert met een blik die zowel een verbaasde als een hautaine houding uitstraalde.

‘Je attitude toont aan dat ik overschot van gelijk heb,’ zei Jan.

De belangrijkste foorkramer besefte dat hij de gedraging voorbehouden aan de media had aangenomen en herpakte zich.

‘Het is lang geleden dat ik gehuild heb,’ zei Bert Beer. ‘Lang voor ik in de ban van het kermisspektakel kwam.’

Jan Metdepet keek op.

‘Toen ik studeerde raakte ik geboeid door feesten,’ zei Bert. Boeken over de materie raadpleegde ik en vroeg raad aan kermiskenners. Door zowel de boeken als de kenners werd ik wijzer en dacht alles te weten hoe een kermis eruit moet zien en geleid wordt. Die wijsheid, als ik die zo mag noemen, wilde ik overbrengen naar de medemens zoals jij, maar ik werd uitgelachen. Wat ik beweerde werd betwijfeld door mijn uitstraling. Ik was te omvangrijk om als een wijs man aanvaard te worden.’

‘Boeddha was ook dik en toch werd elke uitspraak en elke daad als wijs ervaren,’ zei Jan.

‘Je hebt gelijk,’ zei Bert, ’maar het gekke is dat zwaargewichten vaak te licht bevonden worden en lichtgewichten te zwaar. Ook de kleren maken nog steeds de man. De mening van de burger valt nu eenmaal niet te voorspellen.’

‘En hoe heb je dat opgelost?’ vroeg Jan.

‘Door te lijnen en modieuze kledij te dragen, zei Bert. ‘Zo dat er geen stofje op te vinden is.’

‘Een simplistische gedachte,’ zei Jan.

‘Dat weet ik,’ zei Bert, ’maar stofvrij denken de mensen dat je denken even proper is. Het succes bewees mijn gelijk.’

Jan zat stil naar het verhaal van Bert te luisteren en veegde de laatste traan weg. Hij had het gevoel dat hij de eerste persoon was tegen wie de foorkramer oprecht was.

‘Het succes steeg me naar het hoofd, omdat ik volkomen was opgegaan in de rol die ik mij had aangemeten. Met als gevolg dat ik de foorbezoekers als ratten en muizen beschouwde. Door die houding keerden de mensen zich van mij en mijn foorkraam af. Nu weet ik geen raad meer en wacht af wat de andere foorkramers gaan doen.’

‘Wie zichzelf groot acht en niet tegelijkertijd in staat is zichzelf als klein te zien, verliest het vermogen zich te verdedigen tegen de krachten die hem vernietigen,’ zei Jan Metdepet.

‘Inderdaad,’ zei Bert Beer, ‘maar weet jij hoe het verder moet?’

‘Misschien moet je beginnen met wat minder te provoceren. Wie dat doet moet niet verbaasd zijn dat hij wordt geprovoceerd,’ opperde Jan.’

‘Dat is een goed begin, dank je wel, en verder?’

‘Door de hand uit te steken naar wie je denkt dat je ergste concurrent is op de foor en samen aan tafel te gaan,’ zei Jan. ‘Het zal je heel wat bezoekers aan je foorkraam bezorgen. Wie eerst zaait, meest maait.’

‘Gaan de andere foorkramers niet jaloers zijn?’

‘Helemaal niet. Ze gaan blij zijn dat er weer een kermis komt. Of ze nu al dan niet met een kraam op de foor staan, ze zullen in de zijstraten hun kraampje opzetten en een graantje meepikken.’

‘Eigenlijk heb je gelijk,’ zei Bert Beer. ‘Ik moet weer mens worden en minder een foorkramer die denkt dat hij het grootste en het mooiste kraam heeft. Wil jij niet in mijn kraam komen staan? Je mag mijn eerste adviseur zijn en je krijgt een forse vergoeding.’

‘Ik… een adviseur!’ zei Jan Metdepet. ‘Dat is te hoog gegrepen voor mij. Ik ben een gewone burger die het liefst de kermis vanuit de verte bekijkt. Wat jij moet doen is uit je kraam komen en wat meer met de bezoekers omgaan. Je waarde zal er door toenemen.’

‘Ik zal er over nadenken,’ zei Bert Beer.

‘Ja, doe dat,’ zei Jan, ‘maar denken is goed maar doen is beter.’

‘Wat blij dat ik je heb leren kennen, Jan. Zullen we eens afspreken? De stem van het volk was ik verloren.’

‘Nee, Bert,’ zei Jan. ‘We hoeven niet af te spreken. Nooit zal ik je kraam bezoeken. Er zal echter altijd wel een Jan Metdepet zijn die je pad kruist en je vertelt hoe goed je het fout en hoe fout het goed doet.’

Bert maakte een stap opzij en zette zijn weg verder.

Nog die dag belde de grote foorkramer zijn ergste concurrent. Vrij gauw was er een nieuwe kermis. Zelfs mensen die al jaren niet meer kermisgezind waren, gingen langs. En iedereen werd er beter van. Zo bleek maar weer eens het nut van en de nood aan een kermis.

Guido Lauwaert (1945) is organisator, regisseur, acteur, auteur, columnist, recensent voor o.a. Het Laatste Nieuws, NRC Handelsblad, Het Parool, VPRO-radio, Knack en Doorbraak. Hij richtte de Poëziewinkel op (later Poëziecentrum) en heeft een grote liefde voor Willem Elsschot en Paul van Ostaijen.

Commentaren en reacties