JavaScript is required for this website to work.
post

Het op een na oudste beroep ter wereld

ColumnJohan Sanctorum11/4/2017Leestijd 3 minuten

Straatbedelen wordt niet meer gedoogd, maar de grootste bedelaarsfamilie woont in Laken en stelt het wel.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement
De kunst van het bedelen bestaat erin, iets te vragen zonder er iets voor terug te geven. Is er sprake van een wederdienst, dan is het dus per definitie ook geen bedelen meer. Een straatkunstenaar, al is het maar iemand die vijf minuten op één been staat, of schaamteloos slecht deuntjes speelt op een kapotte accordeon, is dus geen bedelaar maar een performer, iemand die een dienst levert.
 
Nu er in verschillende steden sprake van is om bedelaars uit het straatbeeld te verwijderen, en zelfs hun geld verbeurd te verklaren, is het tijd om dit fenomeen wat breder te duiden. Ik zal beginnen met een Dedeckeriaanse opening die meteen een hele rist torens en lopers van het bord kwakt: de grootste schooier is de staat zelf.
Zopas mijn aanslagbiljet gekregen voor het kadastraal inkomen van mijn woning. Dat is een belasting die je betaalt op de geschatte huurinkomsten voor één jaar. Detail: ik verhuur mijn huis helemaal niet, ik woon er zelf in en heb er dus helemaal geen opbrengst van. Toch dokken kleine eigenaars op die manier af voor het huis dat ze al eens met hun zuurverdiende centen betaald hebben.
 
Krijgen ze daar iets voor terug? Ik zou het niet weten. Het is gewoon een middel voor de overheid om aan makkelijk geld te komen, door gewoon een rekening te sturen voor … tja, voor wat? Iedereen weet ondertussen dat België een land is waar je als burger veel betaalt en maar weinig terug krijgt onder de vorm van publiek dienstbetoon, infrastructuur, etc. Ergo: sommige belastingen zijn een vorm van bedelarij, die meer doen denken aan de booming business van de cybercriminaliteit, het versturen van nepfacturen (phishing) en allerlei aftroggelpraktijken. Of waarom ik zo’n déjà-vu gevoel krijg bij een overheid die in de zakken van straatbedelaars zit.
 
Stinkende reuzenfallus
 
Dat brengt ons bij de witteboordbedelarij. Aan de Warmste Week en heel de ondraaglijke emosfeer daar rond heb ik een gloeiende hekel, maar Afrikaanse kindjes die doodgaan, neen, ik ben er niet tegen opgewassen en stort op staande voet. Hoe hard u ook roept dat het bodemloze putten zijn, dat het geld blijft plakken in de ngo-bureaucratie, dat die Afrikanen het aan zichzelf te danken hebben: de schaamte voor onze eigen luxe is zo groot en de tv-spotjes met uitgemergelde gezichten zo efficiënt, dat de geldbeugel opengaat.
 
Heel het uitgebreide gamma van liefdadigheidsacties behoort natuurlijk net zo goed tot de bedelsector. Elke week komt mijn zoon wel thuis met een pak stiften voor een Goed Doel waarvan je begot niet weet hoe, waar, wat. Het verschil met de overheidsbedelarij is alvast wel dat niemand iets hoéft te geven, hoogstens is er een vorm van morele chantage en, jawel toegegeven, morele zelfbevrediging. Helemaal geslaagd overigens, ik voel me een stuk beter na die overschrijving op de rekening van AzG.
 
En dat brengt ons weer tot de stadsbedelarij. Samen met de prostitutie gaat het om het oudste beroep ter wereld. Geen stad zonder hoeren en zonder bedelaars. Natuurlijk zijn er schimmige netwerken, pooiers, Albanese maffia’s, die we zonder dralen achter de tralies willen. Maar de activiteit zelf? Een eerbaar beroep. Daarbij komt dat sommige straatschooiers best wel goede acteurs zijn en zo’n tristesse uitstralen, dat onvermijdelijk de vergelijking opdoemt met de culturele sector en allerlei vormen van dramatiek waar mensen jarenlang voor studeren om dan toch uiteindelijk als zielenpoot ons fictief kadastraal inkomen reëel te incasseren. Tjak, weer een zuurrechtse stoot.
 
Ben ik daar kwaad voor? Moet cultuur verdwijnen? Bijlange niet, zo Dedeckeriaans wil ik het ook weer niet spelen. Er zijn massa’s “nutteloze beroepen”’, openbare functies en gesubsidieerde performers die echt wel associaties met de old school bedelarij oproepen, en die niettemin hun vast plaatsje in het landschap hebben afgedwongen. Het internationaal befaamde Vlaams dansmarieke bijvoorbeeld, Anne Teresa De Keersmaeker. Wel eens een voorstelling van Rosas bijgewoond, en achteraf toch gedacht: dat pathetisch gesledder, dat eindeloos serieux, dat uitgespeelde quasi-gestuntel van de getormenteerde mens,-… dat is toch echt bedelarij op hoog niveau, onze compassie waard?
   
Het is dus problematisch, dat bannen van de bedelstaf, want we begeven ons op een hellend vlak. Ik heb het dan nog niet gehad over de slechtste dramavorm van alle theaterkunsten, namelijk de politiek zelf. De zieligheid, de overacting en het hypocriete hengelen naar publieke sympathie,-… wat is het verschil met de gehurkte vrouw met kind en het bordje “J’ai faim”? Heel eerlijk: ik gooi nog liever een 50-cent stuk (nooit méér) in de tas van zo’n zigeunerin, dan politici op mijn kosten tegen elkaar te zien opkassen over nulliteiten. Maar nogmaals: wat dat laatste betreft hebben we geen keuze, afdokken zullen we.
 
Gisteren gaan aanschuiven voor een attractie die eigenlijk heel gelijkend is met de performances van de Villa Politica en de Culture Club: een reusachtige penis met een doordringende lijkengeur. Er is geen betere metafoor voor de gelegaliseerde bedelarij mogelijk. Hij is opengekomen, de Reuzenaronskelk (Amorphophallus titanum) in de Plantentuin van Meise, en we zullen zijn ondraaglijke stank met vreugde ondergaan na uren aanschuiven en mits het betalen van zeven euro.
Rosas, maar dan nog veel straffer, de kerstrede van Filip I, maar dan met een ademgeur die onze eigen adem doet stokken. Het koninghuis, topvorm van officiële bedelarij, was ik nog helemaal vergeten. Van prins Laurent is geweten dat hij zijn broodjes bij de warme bakker niet betaalt, en dat de zelfstandige in kwestie dat vol medelijden gedoogt. Tjak, schaakmat en bord tegen de vlakte.
 

Johan Sanctorum is filosoof, publicist, blogger en Doorbraak-columnist.

Foto: (c) Reporters

Johan Sanctorum (°1954) studeerde filosofie en kunstgeschiedenis aan de VUB. Achtereenvolgens docent filosofie, tijdschriftuitgever, theaterdramaturg, communicatieconsultant en auteur/columnist ontpopte hij zich tot een van de scherpste pennen in Vlaanderen en veel gevraagd lezinggever. Cultuur, politiek en media zijn de uitverkoren domeinen. Sanctorum schuwt de controverse niet. Humor, ironie en sarcasme zijn nooit ver weg.

Commentaren en reacties