JavaScript is required for this website to work.
post

Het recente banenplan van de federale regering

Kroniek van een aangekondigde mislukking

Jan Van Peteghem31/7/2018Leestijd 5 minuten
Vice-Premier en Minister van Werk, Economie en Consumentenzaken Kris Peeters
(CD&V)

Vice-Premier en Minister van Werk, Economie en Consumentenzaken Kris Peeters (CD&V)

foto © Reporters

Het compromis tussen de federale regering en de deelstaten over de tewerkstelling is met een sisser afgelopen. Maar hoe kan het ook anders?

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Je hoeft Madame Blanche niet te zijn om nauwkeurige voorspellingen te kunnen doen over het Belgische sociaal overleg. Op Doorbraak werd al voorzien dat Michel I het zou moeten stellen met een flauw banenplan. Twee handicaps in ons bestel zijn immers onoverkomelijk: al wat in dit land met arbeid te maken heeft, is door de opeenvolgende staatshervormingen ontaard in een kluwen van bevoegdheidsverdelingen. Waardoor de verschillende regeringen die we rijk zijn elkaar voortdurend in de wielen rijden. En er is een traditie gegroeid dat beslissingen die op dit vlak de federale regering toekomen volledig lamgelegd worden wanneer de sociale partners het niet eens geraken – en dat is tegenwoordig in welhaast alle dossiers het geval.

Vlaamse kritiek

Het wekt dan ook enige verwondering dat Charles Michel het bijzonder moeilijk bleek te hebben met al die negatieve perskritieken. Vooral de Vlaamse kranten sabelden het recente arbeidsakkoord neer. Het editoriaal van De Standaard van 30 juli ll. kon ook niet anders dan stellen: ‘Dat het Belgische federale model bijwijlen onhandelbaar ingewikkeld is geworden, valt niet te betwisten. Een volgende staatshervorming die meer orde schept in de bestuurlijke chaos, moet er vroeg of laat komen.’

Inderdaad is er geen bevoegdheidsdomein zozeer verhakkeld dan de bevoegdheden van het vroegere Ministerie van Arbeid en Tewerkstelling. Het Doorbraak-artikel waarnaar hierboven werd verwezen geeft hiervan enkele frappante voorbeelden op diverse vlakken, maar de lijst is oeverloos. Vertrekkende vanuit de vaststelling ‘De federale kieskring is een vorm van politieke nostalgie’ (ook hier citeren we uit hetzelfde Standaard-editoriaal) is het zinvol na te denken welke onderdelen van de arbeidsproblematiek in aanmerking zouden kunnen komen voor een verdere defederalisering op korte termijn. Het gaat dan over de bevoegdheden die in de handen liggen van de huidige federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, courant afgekort als FOD WASO.

Collectief arbeidsrecht

Dit is welllicht het belangrijkste onderdeel van dit ministerie. Het collectieve arbeidsrecht komt in hoofdzaak neer op het beheren van de nationale, sectorale of bedrijfsgebonden arbeidsovereenkomsten (cao’s) waarvan de meeste worden afgesloten in de verschillende paritaire comités. In de loop der tijden is op dit vlak een ware wildgroei ontstaan, waarvan het meest schilderachtige tot voor kort allicht ‘het Paritaire Subcomité van de Wapensmeden met de Hand’ was. Het is in de huidige context nagenoeg onhaalbaar om dit bevoegdheidsdomein te defederaliseren, want dat zou ertoe leiden dat ondernemingen afwijkende arbeidsvoorwaarden zouden mogen/moeten toepassen in elk landsgedeelte; niemand is daar vragende partij voor. Hoewel toentertijd – in de periode dat het Zuiden het economisch moeilijk had wegens de lagere productiviteit – nogal wat economen pleitten voor plaatselijk lagere lonen om er Wallonië sneller bovenop te helpen. En vooral de syndicale instanties hebben zich steeds hardnekkig verzet tegen regionale cao’s. Het is weinig waarschijnlijk dat ze op dit vlak van houding zullen veranderen, en ja: zonder akkoord of minstens passieve steun van de syndicale organisaties zitten veranderingen in dit land muurvast.

Verder behoren tot het collectieve arbeidsrecht ook de bemiddeling bij sociale conflicten en de begeleiding van ondernemingen in moeilijkheden. In principe zijn deze twee eerder operationele bevoegdheidsdomeinen best splitsbaar, ware het niet dat afspraken die door deze twee werkeenheden gemaakt worden vaak worden ‘gesmeerd’ door publieke middelen, bv. in het kader van de sociale-zekerheidsregelingen – duidelijker gesteld: ze komen voor rekening van de belastingbetaler (dat geldt overigens meestal ook voor de nationale cao’s). Je kan deze beide entiteiten dus moeilijk gaan defederaliseren zonder spijkerharde garanties. Je wil immers vermijden dat de kosten van dergelijke opgesplitste bemiddelingsopdrachten blijvend gedragen zouden worden door het federale budget: de risico’s zijn te groot dat in zo’n geval onze vrienden uit het Zuiden des lands wel eens héél gul zouden zijn met allerlei tegemoetkomingen aan ondernemingen en hun werkgevers, de voorbeelden uit het verleden zijn legio.

Individueel arbeidsrecht

Het is deze werkeenheid die het klassieke arbeidsrecht onder zijn vleugels heeft. In hoofdzaak gaat het hier om alles wat arbeidsovereenkomsten betreft, en daar zit natuurlijk een heel stuk arbeidsorganisatie onder vervat: de regelingen inzake deeltijdse en uitzendarbeid, loonbescherming, arbeidstijdregeling… Ook hier elementen die een belangrijke impact hebben op het personeelsbeleid van de ondernemingen en de rentabiliteit van hun activiteiten. Nee, ook dat gaan de federale sociale partners niet graag uit handen geven – en allicht zijn daar ook grondige redenen voor indien je in dit land enige cohesie wil blijven waarborgen tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Bovendien vallen onder het individuele arbeidsrecht ook alle regelingen met betrekking tot het functioneren van de overlegorganen binnen ondernemingen, zoals de bescherming van de werknemersafgevaardigden en de organisatie van de vierjaarlijkse sociale verkiezingen: het is nogal wiedes dat de vakbondsorganisaties, die in het verleden al hun slagen zozeer hebben binnengehaald op dit vlak, zich met hand en tand zullen verzetten tegen een transfert van deze laatste bevoegdheden naar de gedefederaliseerde entiteiten.

Nog een laatste werkeenheid van een beperkt formaat: het functioneren van arbeidshoven en arbeidsrechtbanken. Maar deze bevoegdheid zit zo sterk verweven met FOD Justitie dat je dat er moeilijk kan uitlichten – zolang de rechtspraak tenminste een federale materie blijft, en dat ziet ernaar uit.

Algemene directie toezicht op de sociale wetten

Dit is één van de onderdelen van wat we gemeenlijk de sociale inspectiediensten noemen, en zich richt naar inbreuken op de relatie werkgever-werknemer: je kan dan ook stellen dat deze directie de controledienst is die de materies behandelt ressorterend onder de twee vorige werkeenheden. Er bestaan nogal wat inspectiediensten die in dit groepje thuishoren, zoals deze die de inning van de sociale-zekerheidsbijdragen opvolgen, deze die behoren tot het RIZIV en zich beperken tot de ziekte- en moederschapsuitkeringen, deze die de correcte toepassing van werkloosheidsverzekering/loopbaanonderbreking/brugpensioennagaan en daartoe afhangen van de RVA… Het optreden van deze ‘sociale’ inspectiediensten werd in een nabij verleden maximaal geharmoniseerd, maar desondanks werd de wildgroei van dit soort controle-instanties in het verleden herhaaldelijk aangeklaagd. Nooit is men er evenwel in geslaagd om in deze pleiade het mes te zetten en een aantal diensten te hergroeperen, zelfs niet binnen de federale overheid. En dan zwijgen we nog over de gedefederaliseerde controlediensten, want ook de VDAB koestert zijn eigen tewerkstellingsinspectie en de verschillende regio’s hebben hun bijbehorende milieu-inspectiediensten: ook deze laatste behoren tot wat gemeenlijk “de sociale inspectie” wordt genoemd.

Het zou al heel wat zijn mochten de verschillende regeringen in dit land er alvast in slagen het optreden van hun eigen sociale inspectiediensten te harmoniseren – tot zolang zwijgen we best over defederaliseren…

Werkgelegenheid en arbeidsmarkt

Vooral op dit vlak zijn de bevoegdheidsverdelingen chaotisch. De hoofdbrok van de activiteiten van deze Algemene Directie heeft een relatie met de tewerkstelling (of het ontbreken ervan) en daarmee is de discussie gesloten: elk initiatief tot een verdere defederalisering zal met kracht worden afgeblokt, zowel door de syndicale organisaties (in een Vlaanderen dat door de N-VA wordt gedomineerd zal snel komaf gemaakt worden met levenslange werkloosheidsuitkeringen, uniek in de wereld, alsmede met het laten uitbetalen ervan door de vakbondsinstanties) als door onze Franstalige vrienden (de werkloosheidsvergoedingen maken een belangrijk onderdeel uit van de financiële stromen die jaarlijks van het noorden naar het zuiden van dit land vloeien). Compleet onhaalbaar om dit ooit te regionaliseren. Tenzij natuurlijk, allicht overheen meerdere tientallen jaren, de financieringsstroom zou omkeren omdat Wallonië een flukse heropleving zou kennen en Vlaanderen een neergang zou kennen: je zou verschieten hoe snel dàn de werkloosheidsproblematiek zal gedefederaliseerd worden…

Het welzijn op het werk

En dan resten er nog twee beperkte bevoegdheden voor FOD WASO: de regelgeving èn de inspectie op de veiligheid en de gezondheid op het werk (deze laatste Algemene Directie wordt traditioneel evenzeer gerekend tot de sociale inspectiediensten, maar functioneert quasi volledig autonoom – hoewel ervan nog weinig overblijft: het aantal effectieve personeelsleden vermindert hier jaar na jaar). Dit bevoegdheidsdomein leent zich bij uitstek tot een opsplitsing over de verschillende regio’s, temeer omdat hier nogal wat Europese regelgeving rond bestaat die de grote lijnen dwingend uitzet.

Maar of er zoveel eer te halen valt met het opsplitsen van dit politiek weinig belangrijke beleidsdomein is maar de vraag. Een nieuwe staatshervorming die zich, op het vlak van werk, hiertoe zou beperken zou allicht grote hilarititeit opwekken, en terecht. De term ‘borrelnootjes’ is in dit opzicht een eufemisme…

 

Jan Van Peteghem is ingenieur en emeritus-gasthoogleraar verbonden aan de Faculteit Ingenieurswetenschappen van de KU Leuven. Zijn beroepservaring en wetenschappelijk werk draaien grotendeels om de arbeidsomstandigheden en -voorwaarden, meer in het bijzonder de veiligheid en de gezondheid op het werk.

Commentaren en reacties