JavaScript is required for this website to work.
Buitenland

Waarom de Oost-Duitse rechts-nationalisten ‘Die Linke’ verdringen

Duitse denkers zien hun partij, Die Linke, niet meer als een alternatief

Dirk Rochtus23/9/2019Leestijd 4 minuten
Die Linke: leeglopende ballon?

Die Linke: leeglopende ballon?

foto © Reporters

Waarom verloren Die Linke in Oost-Duitsland de leidersrol als anti-establishment-partij aan de rechts-nationalisten van het AFD? Twee Duitse denkers durven dit voor links heikele thema aan te snijden.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Verbijsterd. Zo luidde de reactie van de traditionele partijen op de verkiezingsuitslag van 1 september in twee Oost-Duitse deelstaten. Verbijsterd  omdat de rechts-nationalistische Alternative für Deutschland (AfD) naar de tweede plaats in de gunst van de kiezer was gesneld. Ook radicaal-links reageerde geschokt, temeer omdat de partij Die Linke gehalveerd werd en zo haar status van dé ‘Ostpartei’ erbij inboette. Haast drie decennia lang was Die Linke (onder verschillende namen) dé behartigster van de belangen van de Oost-Duitsers in het verenigde Duitsland geweest. ‘Die Linke’ was al die tijd synoniem met oppositie tegen het overwegend West-Duits gekleurde establishment van de Bondsrepubliek. Is het daarmee afgelopen sinds begin september 2019?

Linkse spreekbuis van Oost-Duitsland

De Wende die de val van de Muur in november 1989 veroorzaakte, had de SED, de leidende partij van de DDR, ertoe genoopt haar dogmatisch – voor sommigen ‘stalinistisch’ – imago van zich af te schudden. Begin 1990 doopten hervormers haar om in Partei des Demokratischen Sozialismus (PDS). Ze was nu een partij naast vele anderen in een DDR die aan het vervellen was tot een pluralistische staat en zich aan het opmaken was voor de vereniging met West-Duitsland, de ‘oude’ Bondsrepubliek. Na de Duitse eenmaking werd de partij de spreekbuis van de oude SED-kaders, maar ook van vele Oost-Duitsers die zich slecht behandeld voelden. In 2007 zou de PDS met een West-Duitse linkse partij fusioneren tot ‘Die Linke’. Dat vergrootte haar uitstralingskracht in West-Duitsland, al bleef ze toch nog altijd de ‘Ostpartei’. Met om en rond de 20% in elk van de vijf Oost-Duitse deelstaten was ‘Die Linke’ een machtsfactor geworden. In sommige deelstaten zou ze meeregeren of zelfs, zoals nu in Thüringen, de minister-president leveren.

‘Stem van het politieke protest’

Net hier ligt volgens sommige critici de verklaring waarom Die Linke het niet meer zo goed doet en als ‘protestpartij’ afgelost wordt door de AfD. De suggestie van een vooraanstaande christendemocratische politicus dat Die Linke in Oost-Duitsland mee schuldig zou zijn aan de opkomst van de AfD lokte heel wat hevige reacties uit. Het artikel in Doorbraak dat deze controverse beschreef, deed op zijn beurt neo-linkse figuren in Vlaams twitterland hysterisch steigeren, nog voor ze het hadden gelezen. Reden? De titel van het artikel verwees naar de stelling van die politicus, maar dan nog zelfs van een vraagteken voorzien.

Wie niet gespeend zijn van zelfkritiek, zijn twee denkers uit het milieu van Die Linke. Uitgever Volker Külow en constitutionalist Ekkehard Lieberam hebben de koppen bij elkaar gestoken om het verkiezingsdebacle van Die Linke in Sachsen en Brandenburg te analyseren. Hun kritiek nam gestalte aan in ‘Elf stellingen‘ die ze op 18 september in het marxistische dagblad Junge Welt publiceerden. De titel Die loyalste Opposition verraadt waar de klepel hangt. Die Linke pretendeert oppositie tegen het systeem te voeren, maar in feite is ze verworden tot een loyale dienaar ervan.

Ongemeen scherp halen Külow en Lieberam uit naar hun eigen partij, die ze verwijten meer en meer op andere partijen te lijken en niet meer als ‘stem van het politieke protest tegen het kapitalisme’ waargenomen te worden. Linkse partijen, – en dat geldt niet alleen voor Die Linke, maar ook voor de sociaaldemocraten -, halen geen profijt uit de crisis van het kapitalisme. De uitzondering hierop is volgens beide analisten ‘die marxistische Partei der Arbeit in Belgien’ (jawel, PVDA/PTB).

Een links alternatief?

Het ontbreken van een links antwoord zou het volgens beide auteurs rechtse en rechts-radicale partijen gemakkelijker maken om zich als ‘vermeend alternatief voor het kapitalisme’ te presenteren en van de ‘ontevredenheid van brede delen van de bevolking’ te profiteren. De crisis waarin Die Linke zich bevindt, is van existentiële aard, maar raakt eveneens aan haar geloofwaardigheid. De partij stelt niet meer de Systemfrage, ze formuleert geen alternatief meer voor het bestaande kapitalistische systeem. Dat deed ze vroeger wel, bijvoorbeeld bij monde van gewezen voorzitters als een Lothar Bisky of een Gesine Lötzsch die in 2011 het ‘K-woord’ uitsprak (waarbij ‘K’ voor ‘Kommunismus‘ stond).

Volgens Külow en Lieberam heeft het meedraaien in het parlementaire systeem de partij getemd. Ze halen er een eminente linkse denker als Wolfgang Abendroth (1906-1985) bij om de oorzaak van het aanpassingsproces te ontwaren in het ontstaan van een ‘sociale laag’ die van de partij leeft en enkel bekommerd is om ‘de administratieve voortzetting van de partij binnen de gegeven manier van existeren’ en ‘conservatief [handelt] binnen het kader van deze opgave zonder over haar eigen situatie in het heden heen te willen en kunnen denken’. Het partijapparaat van Die Linke stelt trouwens maar liefst 2300 mensen tewerk.

Zwijgen over ongecontroleerde massamigratie

Wanneer Die Linke zich dan nog eens van oppositie- tot regeringspartij ontwikkelt, is het proces van aanpassing onomkeerbaar. De partij zou dan zeker niet meer in staat zijn om ‘de juiste vragen’ te stellen. Külow en Lieberam citeren Rosa Luxemburg dat een socialist als lid van de regering ‘zijn socialisme in het allerbeste geval [inderdaad reduceert] tot burgerlijke democratie of burgerlijke arbeiderspolitiek’. Külow en Lieberam zien de opgave van een partij als Die Linke daarin dat ze een ‘politieke, vakbondsgerichte en geestelijk-culturele tegenmacht’ opbouwt en dit in het belang van de mensen die moeten vechten voor een beetje welvaart of om sociaal te overleven. Ze betreuren dan ook de partij haar bekendste politica ‘met een aanvoelen voor harde oppositiepolitiek en voor de mobilisatie van verzet tegen neoliberalisme en oorlogspolitiek‘ uit topposities verdrongen heeft. Ze noemen haar naam niet, maar iedereen weet dat het gaat over deze dame. Wat haar in de eigen partij kwalijk werd genomen, is dat ze bijvoorbeeld vragen stelde bij de gevolgen van de ongecontroleerde massamigratie voor de gewone man en vrouw en het sociale zekerheidssysteem.

De vinger op de linkse wonde

Elf stellingen zijn het, waarmee Külow en Lieberam de vinger op de linkse wonde leggen. De wonde die erin bestaat dat Die Linke nauwelijks nog herkenbaar is als kämpferische sozialistische Partei (‘strijdbare socialistische partij’). Het beeld dat ze van zichzelf afgeeft (Erscheinungsbild), is dat van een ‘Partei “pseudoprofessioneller Langeweile und grünlinker Attituden (…)”, einer Partei des Establishments‘ (een ‘partij “vol pseudoprofessionele saaiheid en groenlinkse attitudes (…)”, een partij van het establishment’).

In hun kritische analyse citeren beide auteurs een uitspraak van de econoom Oliver Nachtwey in Die Zeit : ‘Die Kritik der politischen Herrschaft war lange ein zentrales Motiv der Linken. Aber nun lebt sie ganz gut mit und vom System.’ (‘De kritiek op de politieke heerschappij was lange tijd een centraal motief van de linkerzijde. Maar nu leeft ze helemaal goed samen met en van het systeem’). ​

Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.

Commentaren en reacties