JavaScript is required for this website to work.
Multicultuur & samenleven

Hoe naties gestalte krijgen in musea

Dirk Rochtus29/3/2014Leestijd 4 minuten

De natie krijgt ook vorm doorheen de musea die een gemeenschap van mensen voor haar inricht, wist de Zweedse professor Peter Aronsson te vertellen op een avond die werd georganiseerd door de vzw National movements and Intermediary Structures in Europe (NISE), een initiatief van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-Nationalisme (ADVN).

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Het nationale museum als ‘gematerialiseerd bewijs van gedeelde geschiedenis, cultuur en waarden’ van een bepaalde gemeenschap vond zijn oorsprong in de achttiende eeuw en beleefde een opbloei in de negentiende eeuw toen naties over heel Europa zichzelf herontdekten. Peter Aronsson onderscheidt tussen enerzijds culturele naties die toen zoals ‘Duitsland’ en die op het grondgebied van het vroegere Habsburgse Rijk nationale musea creëerden voordat ze zelf staat werden en anderzijds staten zoals Frankrijk, Spanje en Groot-Brittannië die er hun nationale luister kracht mee wilden bijzetten. Vandaag de dag investeren vooral Aziatische en Arabische landen in de constructie van nationale musea, en ook in Centraal-Europa was dat het geval na het slopen van het IJzeren Gordijn. Naarmate een natiestaat jonger is, verlangt hij een des te langere geschiedenis. Zo bijvoorbeeld heeft Schotland een nationaal museum waarin heel ver wordt teruggeblikt in de geschiedenis.

Koffiehuis

Opvallend is ook dat vele nationale musea in de hoofdstad vlakbij gebouwen staan zijn die representatief zijn voor de natie zoals het parlement of de regeringszetel. Het Finse nationale museum bijvoorbeeld bevindt zich bovendien op een boogscheut van het Museum voor Hedendaagse Kunst. Daarmee wil de Finse natie ook de boog slaan van het verleden naar de moderniteit die besloten ligt in de globalisering die het heden kenmerkt. Musea vertellen ook altijd een verhaal dat van natie tot natie verschilt. Het Deutsches Historisches Museum in Berlijn doet de hele geschiedenis netjes uit de doeken, zo alsof het publiek nog volledig moet worden ‘voorgelicht’ . Bij het museum dat de Serviërs bouwden draait dan weer veel om de ‘NAVO-agressie’ van 1999 toen hun land letterlijk en figuurlijk onder vuur lag omwille van de kwestie-Kosovo. Toen er recent het project van een reizende tentoonstelling langs de nationale musea op de Balkan werd opgezet, verzette Aronsson zich tegen een aanpak die het nationalisme als ‘het kwaad’ wilde afschilderen. Teveel mensen in die landen hadden het leven verloren in de oorlog die ex-Joegoslavië had geteisterd, teveel mensen likten nog hun wonden na doorstaan leed. Het had volgens de Zweedse professor dan ook geen zin de mensen zout in de wonden te strooien. Aronson lanceerde daarom de idee van het ‘koffiehuis’ als leidraad van de tentoonstelling, niet alleen als een verwijzing naar de erfenis van het Ottomaanse Rijk, de vroegere heerser op de Balkan, maar ook als de aanzet tot dialoog, gezien de gesprekken die de mensen er plegen te voeren.

Integratie

Sommige naties snijden bepaalde periodes uit het verleden niet eens aan uit vrees om oude demonen op te roepen. Zo besteedt Portugal geen aandacht aan het tijdperk van de fascistische dictator Salazar. Opvallend is ook de verschillende houding die Denemarken en Zweden, toch allebei Scandinavische landen, aannemen tegenover de ‘oorsprong’ van hun respectievelijke bevolking. Tegelijk zegt dat ook iets over het hedendaagse beleid in beide landen tegenover de integratie van nieuwkomers. Het Deense nationale museum vertelt het verhaal van ‘de eerste Deen’, vertelt dus een ‘etnisch verhaal’. Denemarken verlangt dan ook van immigranten dat ze de taal van het land leren, dat ze zich volledig integreren en Deen onder de Denen worden. Het Zweedse nationale museum daarentegen toont een skelet van een van de vroegste bewoners van het land, maar stelt boudweg dat het hier om een individu ‘zonder nationaliteit’, een mens zoals wij allemaal, gaat. Met de ontkenning van het etnische aspect gaat de voorstelling van Zweden als een ‘open space’ gepaard waarin iedereen ongeacht etnische achtergrond welkom is, maar zich ook niet hoeft in te werken in de samenleving. Wat is nu het beste?, vraagt Aronsson zich af, en verwijst daarbij naar de mate waarin welk concept de beste uitwerking heeft.

Kunst

Tijdens de discussie met het veertigkoppige publiek kwam ook de vraag naar de situatie in België aan bod. Professor Louis Vos, de voorzitter van NISE (www.nise.eu), verwees naar het Legermuseum in het Jubelpark en het Holocaust-museum in de Dossin-kazerne in Mechelen, maar de vraag bleef of dit voldoende draagvlak biedt voor een ‘Belgisch verhaal’. Historicus Olivier Boehme stelde dat het enige ‘narrative’ (verhaal) dat hier voor België werkt dat van de kunst is, getuige het Magritte Museum. We zouden er nog het Hergé-museum aan kunnen toevoegen. Maarten Van Ginderachter, professor geschiedenis aan de Universiteit Antwerpen (UA), wees er op dat de bevoegdheid voor het museumwezen in België toekomt aan de gemeenschappen. Aronsson riposteerde dat de bevoegdheid voor cultuur in Duitsland ook bij de Länder (deelstaten) ligt en er toch nationale musea bestaan. Dat klopt, maar anders dan België is Duitsland een homogene natie (qua taal, cultuur en geschiedenis, en dit ondanks regionale en mentaliteitsverschillen) en bovendien bestaat er op nationaal niveau een wil om een overkoepelend Duits verhaal te brengen.

*

* *

Praktische gegevens over de tweede lezing in de reeks van de NISELectures:

Op donderdag 27 maart 2014 hield Peter Aronsson een lezing over de rol van nationale musea bij de vorming van nationale identiteiten onder de titel ‘Making museums and nations Lessons to be learned’. Professor Aronsson is historicus en decaan van de faculteit Kunsten en Humane wetenschappen van de Linnæus Universiteit (Lnu) in Zweden. Hij was coördinator van het Europees project EUNAMUS (www.eunamus.eu).

De lezing werd georganiseerd door NISE, het internationaal platform van onderzoekers en instellingen voor de vergelijkende geschiedschrijving van nationale bewegingen, in samenwerking met deErfgoedbibliotheek Hendrik Conscience en de Universiteit Antwerpen (POHIS-Centre for Political History). NISE is gehuisvest in het Archief, Documentatiecentrum en Onderzoekscentrum voor het Vlaams-nationalisme (www.advn.be).

Voorafgaandelijk presenteerde Anne-Marie Thiesse (CNRS,Parijs) de recente publicatie door NISE van haar SPIN-lecture rond het gebruik dat van Arts & Crafts gemaakt werd bij de moderne nationale identiteitsvorming.

 

Foto: (c) Scottish National Museum, Edinburgh

Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.

Commentaren en reacties