JavaScript is required for this website to work.
post

Hoor, de koning ontbloot luidkeels zijn kroon

Jean-Pierre Rondas24/7/2011Leestijd 4 minuten

Jean-Pierre Rondas schrok zich een hoedje toen hij Albert II Sir Walter Bagehot hoorde citeren. Foutief weliswaar. Maar hoe komt ie erbij? Een uitgebreider versie van Rondas’ tweewekelijkse column in De Morgen.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

“Baggot” zei de koning, alsof hij de Engelse naam die hij bedoelde wou laten rijmen op “maggot”. Het klonk als een vers scheldwoord. Waarom heeft geen enkele taalkundige raadgever hem verteld dat Sir Walter Bagehot zijn eigen naam liever liet rijmen op “gadget”? Het Belgische hof is ook niet meer wat het geweest is, tenminste niet bij de schriftelijke en mondelinge voorbereiding van de koninklijke toespraak van 21 juli jongstleden. Welke hoveling heeft de koning ingefluisterd om deze Engelse constitutionalist (1826-1877) in te zetten in een redenering die kant noch wal raakt? Waarom heeft geen enkele juridische raadgever de koning de goeie raad gegeven om die hele Bagehot onvermeld te laten?

Het ligt nochtans voor de hand om in zo’n koninklijk leven (als van Albert II) minstens één keertje de drie belangrijke rechten te vermelden die de Victoriaan Bagehot aan de Britse vorst nog wou inruimen: het recht om door zijn ministers geconsulteerd (en dus vooraf geïnformeerd) te worden, het recht hen aan te moedigen, en het recht hen te waarschuwen.  Het is deze klassieker uit de literatuur over de monarchie die door Albert werd geciteerd als rechtvaardiging om nu eens een publieke waarschuwing tot alle politici te richten. Waarom had hij dat beter niet gedaan?

Wel, om te beginnen was die Bagehot een zeer koele minnaar van de monarchie. Wie hem citeert, moet weten dat zijn verdediging ervan gebaseerd was op de goedgelovigheid van het volk in een koning die regeert bij Gods genade. Bagehot justifieert de monarchie als theatrale volksverlakkerij, als een magische poppenkast die het daglicht schuwt (“But we must not let in daylight upon magic”). Hij gaat nog net niet zover als de Franse filosoof Condorcet, die zich een automate royal voorstelde: Bagehot houdt het menselijk want theatraal, niet machinaal.  De constitutionele monarchie, schrijft hij, functioneert als een maskerade die het de werkelijke heersers toelaat onderling van plaats te verwisselen zonder dat de onoplettende (heedless) onderdanen het beseffen. De staat heeft juist behoefte aan “deze stoet, deze processie, deze theatrale show”.

Bagehot is de toetssteen par excellence in dat merkwaardige Handboek voor de koning van de Vlaamse grondwetspecialist Robert Senelle, die als monarchenmonitor al even dubbelzinnig is als zijn Engelse voorganger. Enerzijds draagt hij zijn boek als een hoveling aan Albert II op (waaruit ik toch kan afleiden dat het in de koninklijke boekenkast moet staan). Anderzijds bestaat het motto bij dit boek in een belangrijke passus uit het Plakkaat van Verlatinge van 1581, dat koning Filips II van Spanje van de troon vervallen verklaart. Het is de zin die (in het Nederlands) in de Muur der Hervorming te Genève gebeiteld staat. Toch betekent dit motto niet zozeer een beledigende waarschuwing, op het randje af van de majesteitsschennis, dan wel een vermaning die, ingekaderd, boven het koninklijke bed zou moeten hangen.

Uit de lectuur van Bagehots The English Constitution, en uit vergelijking daarvan met het leerzame werk van Senelle haal ik een aantal andere redenen waarom de koning in ’t vervolg beter over “Baggot” zou zwijgen. Een daarvan is dat Bagehot ondubbelzinnig zegt dat het systeem van het theatrale koningschap nu eenmaal in Groot-Brittannië is gegroeid en nergens anders toepasselijk zou zijn. En precies daar is het heilzame effect van het geconsulteerd worden, aanmoedigen en waarschuwen alleen te verwachten tijdens een legislatuur, niet daarbuiten. Juist tijdens de precaire periode van een regeringscrisis mag de koning daar volstrekt niets doen. Tussen twee legislaturen in heeft de koning volstrekt niets te zeggen, en zo is het sinds Bagehot en tot de dag van vandaag nog altijd gebruikelijk in Groot-Brittannië. Het hoofdstuk “Regeringsvormingen manipuleren en beïnvloeden” komt in zijn boek The English Constitution niet voor. Dit is een specialiteit van het Belgische hof, waarvoor je dus niet naar de Engelse geleerde kunt verwijzen. Maar er is meer.

Albert noemt de voormelde rechten (geïnformeerd worden, aanmoedigen, waarschuwen) namelijk “prerogatieven”. Niet alleen is dat een heel erg feodaal klinkend woord dat gedoemd lijkt om door de guillotine van zijn prefix te worden ontdaan. Het beduidt ook net het omgekeerde van wat Bagehot bedoelde. Voor deze auteur gaat het om een beperking (de koning mag slechts die dingen doen) en een taak (minstens dat moet hij doen), en niet om een prerogatief. Hij bedoelde evenmin dat de koning die waarschuwingen in het publiek mag uitdelen, integendeel. Alleen zijn ministers mag hij waarschuwen, en zeker niet alle politici via de toegesproken burgers. Deze ministers mogen ook slechts privé, in het kader van het heilige “colloque singulier”, gewaarschuwd worden. Deze colloque singulier, die door onze Franstalige landgenoten op een middeleeuwse manier “sacré” wordt genoemd, werd nu door de koning zelf verbroken. Dit alles heeft de koning op 21 juli dus met voeten getreden – en daardoor heeft hij luidkeels zelf zijn kroon ontbloot.

Want de grootste afwijking van deze ongeschreven regels van het gewoonterecht is dat de koning in zijn toespraken de laatste jaren helemaal geen “rigoureuze onpartijdigheid” meer betracht. Zolang het slechts over de schoolstrijd of over de eenheidswet ging kon de broer van de huidige koning er gerust het zwijgen toe doen. Deze conflicten bedreigden namelijk de communautaire eenheid van het land niet. Omdat de Belgische koning in zijn eentje de eenheid der Belgen incorporeert, moet hij zich vandaag wel richten tegen die stroming die “de eenheid van het land ondermijnt”, en dat is nu eenmaal de Vlaamse Beweging.

Al in 2006 speelde de koninklijke scribent het klaar om de begrippen “omfloerst separatisme”, “subnationaliteit”, en “repli sur soi-même” in één alinea onder te brengen, allemaal ondubbelzinnig op de Vlaamse nationalisten gemikt. De koninklijke toespraken zijn namelijk gericht tot Franstalige oren, die heel goed begrijpen dat hij niet hen bedoelt, maar dat hij, over de Vlaamse koppen heen, tot hen over recalcitrante Vlamingen spreekt. Het afgezaagde “repli sur soi-même” en het opnieuw opgedolven poujadisme maken deel uit van de Franstalige woordenschat, niet van de Vlaamse. Daarom zijn Franstalige politici het ook altijd zo roerend eens met de koninklijke woorden. 

Door zo te spreken accentueert de koning de verdeeldheid, terwijl het ook anders zou kunnen. Maar daartoe moet hij eventjes in de toekomst kijken. Ook dit kan hij leren uit het Handboek van de koning van Robert Senelle (van motto tot conclusie). Waarmee ik niet wil suggereren dat het Senelle was die de hand van de koninklijke scribent vasthield. De toespraak moet geschreven zijn door iemand die Senelles boek slecht verteerd heeft. Want stel dat de monarchie een eenheidsfactor zou willen blijven, ook na een zeer ingrijpende hervorming die echte autonome deelstaten binnen een losse Belgische statenbond creëert, dan zou de koning van zijn drie prerogatieven moeten gebruik maken tegenover de Vlaamse nationalisten. Juist hen zou hij dus moeten aanmoedigen, door hen zou hij zich moeten laten voorlichten, precies zonder hen permanent beledigend te waarschuwen. Hij zou van hen even “bang” moeten zijn als van de Waalse socialisten. Maar inzake de Vlaamse Beweging verder kijken dan de huidige dag kan de Coburgse familie nu eenmaal niet, dat hebben ze genoegzaam bewezen. Het resultaat is voorspelbaar: solus Rex.

Jean-Pierre Rondas was tot 2011 radiomaker bij Klara (VRT) met de interviewprogramma’s Wereldbeeld en Rondas. Publiceerde 'Rondas’ Wereldbeeldenboek' (2006). Als stichtend lid van de Gravensteengroep redigeerde hij 'Land op de tweesprong. Manifesten ter ontgrendeling van Vlaanderen' (2012). In 2014 verscheen 'De hulpelozen van de macht'.

Commentaren en reacties