JavaScript is required for this website to work.
Multicultuur & samenleven

‘Ik gevoelde bijna afschuw voor mijne eigen stamgenooten’

Piepjonge Willem Elsschot over zijn taal

Karin Dedecker9/10/2013Leestijd 2 minuten

Zijn Vlamingen voldoende trots op hun taal? Wie vindt van niet zal van Willem Elsschot horen: ze zijn het nooit geweest.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Dit jaar verscheen het interessante boek ‘De Kapel – tussen droom en daad’ waarin de anarchie en de artistieke heropleving in Antwerpen rond 1900 worden beschreven. Auteur Stijn Vanclooster brengt een boeiend verhaal uit een stuk verleden waarvan wij intussen door twee wereldoorlogen gescheiden zijn.

Eind negentiende eeuw richtte een aantal leerlingen van Pol De Mont op het Antwerpse Atheneum het leesclubje Flandria op. Zij wilden Nederlandse boeken lezen in plaats van Franse. Alfons De Ridder, pas later bekend als Willem Elsschot, trad als één van de eerste leden toe. Een brief van hem aan initiatiefnemer Ary Delen uit 1898, hij was toen 17 jaar jong, leert hoe groot zijn liefde voor zijn taal was en ook hoe hij zich toen bekloeg over het feit dat vele Vlamingen hun eigen taal minachten. Is er ooit wel nieuws onder de zon?

‘Vriend Delen,

Met dolle vreugd verneem ik het besluit dat gij en eenige andere schoolmakkers genomen hebt. Het doel nog te loven waare dom en overbodig. Ik zou dus even goed eenvoudig kunnen antwoorden: Aangenomen. Ik gevoel mij echter gedrongen u de volgende woorden te schrijven: Reeds jaren lang lees ik uitsluitend Nederlandsch. De boeken die ik bezit (ongelukkiglijk nog maar 37) heb ik van mijne eigene spaarpenningen en van wat ik voorts van het een of ander familielid als zakduit kreeg. Ik heb ook wel eens aan een vereeniging gedacht die tot hoofddoel zou hebben: gezonde Nederlandsche lectuur onder de schoolmakkers verspreiden. Doch zoodra ik ten volle bekend was met den beklagenswaardigen ja schandelijken toestand waarin onze stamgenooten (en niet het minst de jeugd) zich bevinden; toen ik zag hoe Vlamingen eigen schoon eigen kunst en zeden en, o gruwel, eigen taal, glimlachend van zich stieten, toen liet ik alle hoop varen en bemoeide mij uitsluitend met mij zelve. Ik dacht dat allen aan de pest leden en gevoelde bijna afschuw voor mijne eigen stamgenooten. Toen keek ik naar niemand meer om en liet die lafaards stikken op den mesthoop waar zij zoo trots op waren.

Niet één mijner makkers weet hoe vurig ik mijne taal bemin, ik heb het altoos en voor allen verzwegen.

Ik wist niet dat er nog enkelen waren wien het voorvaderlijke hart nog op de rechte plaats zit. Ik heb misschien reeds te veel gezegd en sluit nu met het volgende: Ik neem uw voorstel aan en gevoel mij gelukkig als lid van uw kransje aangenomen te worden. (…)

Ook: uitsluitelijk Nederlandsche boeken. Liefst oorspronkelijken Nederlandsen tekst. Enkele vertalingen van vreemde werken zouden er ook wel door kunnen, wanneer zij in het Nederlands overgebracht zijn, door mannen als Vondel, Dacosta, Vosmaer en enkele anderen. (…)

(get.) De Ridder’

(Uit ‘De Kapel – tussen droom en daad’, Stijn Vanclooster, vzw Eugeen Van Mieghem, 2013)

<Vindt u dit artikel informatief? Misschien is het dan ook een goed idee om ons te steunen. Klik hier.>

 

Commentaren en reacties