JavaScript is required for this website to work.
post

Waarom men zo zorgvuldig zwijgt

De islamofiele intellecto is niet langer slechts politiek maar ook moreel correct

Eddy Daniels16/6/2018Leestijd 7 minuten
Door Kaulak – RETRATO DEL GRAL. D. MIGUEL PRIMO DE RIVERA MUE-120877 (Museo del
Ejército, Ministerio de Defensa de España), CC0,
https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=52803083

Door Kaulak – RETRATO DEL GRAL. D. MIGUEL PRIMO DE RIVERA MUE-120877 (Museo del Ejército, Ministerio de Defensa de España), CC0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=52803083

foto © Wikimedia Commons

De islamofiele intellectueel profileert zich graag als moreel superieur. Omdat hij meestal van de islam niets af weet redeneert hij niet vanuit argumenten, maar vanuit het verdraaien of verzwijgen van die van zijn opponenten.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Het probleem van de moderne intellectueel – en ik spreek niet over de ‘linkse’ of de ‘rechtse’ intellectueel – is dat hij zich moeilijk afzetten kan tegen de massa. In het verleden was dat gemakkelijk, het ‘vulgaire’ plebs leefde in een andere cultuur, gedomineerd door voetbal, hanengevechten, mosselen met friet en cafétoogfilosofie; de massamens kwam overigens niet veel verder dan die cafétoog. Terwijl de intellectueel ‘verheven’ geneugten kende als daar waren: (zwaar gesubsidieerde) opera; polemieken in literaire tijdschriften (die met subsidies in leven werden gehouden); exotische culinaire geneugten; en gesprekken op hoog niveau, doorspekt met citaten van liefst onleesbare Franse filosofen. En hij ging op reis, bezocht musea en archeologische sites en leerde daarbij vreemde culturen kennen.

Die idyllische tijd ligt achter ons, de werelden lopen door elkaar. De intellectueel windt zich op over de Rode Duivels; zijn gesublimeerde gevechten betreffen nu de escapades van de moderne gladiatoren van Temptation Island; je vindt een Chinees op elke hoek van de straat en Pizza Hut levert aan huis; en de twistgesprekken worden nu op internet gevoerd en letterlijk iedereen neemt eraan deel, terwijl je in elk museum de massatoerist tegenkomt die beaat achter de gids aanloopt. Dat vindt de intellectueel erg, hij wordt als iedereen en moet met ieders mening rekening houden. En dat wil hij niet. Er blijft hem één vluchtheuvel over: die van de morele superioriteit, het moreel correcte (moco) denken. De moderne intellectueel is een verheven individu met hoogstaande waarden en een humanitaire blik, en paradeert daarom als ruimdenkende islamofiel. De massamens is vulgair, xenofoob, laag bij de gronds.

De kunst van het verzwijgen

Een typisch voorbeeld van zulk een intellectueel is Ico Maly, doctor in de Cultuurwetenschappen (Tilburg), docent New Media & Politics aan dezelfde Universiteit, en notoir columnist. Een mooi CV, zeker als je weet dat hij van allochtone afkomst is en dus een wandelend bewijs van integratie. Merkwaardig is echter de techniek die hij tot een kunst verheven heeft in zijn polemisch werk: hij verzwijgt feiten. Ik geef slechts één voorbeeld. Op 3 juni reageerde hij in De Morgen op een boze staatssecretaris Zuhal Demir, die zich opgewonden had wegens Turkse taallessen die in Gent gegeven werden aan kinderen van die afkomst, na de schooluren in de gebouwen van de Gentse stadsscholen (DM 04/06). Maly slaagde erin de discussie te verengen door essentiële elementen eruit weg te laten.

Zo wekt hij de indruk dat Demir zich verzet tegen het feit dat die veelal perfect Nederlandstalige kinderen ook de taal van hun ouders leren. Dat noemt hij een inmenging in het privéleven. In de door hem geschetste optiek zou dit inderdaad zo zijn. Wij kennen allemaal het voorbeeld van die arme Laurette Onkelinx die in Luik opgroeide en niet eens meer in staat was om te converseren met haar grootouders in Limburg. Had Laurette als kind maar dergelijke taallessen gekregen, ben je dan geneigd te denken. Maar daar draait het eigenlijk niet om.

Het gaat er helemaal niet om of die kinderen Turks leren (ze doen dat trouwens meestal thuis, en pikken voldoende op om tijdens de vakantie in de streek van herkomst hun plan te trekken; het lokale dialect is hen daarbij waarschijnlijk gedienstiger dan het Hoogturks van school). Het gaat er om dat die cursussen gefinancierd worden door de Turkse overheid, en gegeven worden door in Vlaanderen gedetacheerde leraars met Turks lesmateriaal. Demir vindt dat dit materiaal dient gescreend te worden, om ideologische indoctrinatie te voorkomen. Niets aan de hand, zegt de Gentse schepen van onderwijs Elke Decruynaere (Groen), maar ik herinner me dan een ervaring in de Limburgse mijnstreek, vijftig jaar geleden.

In Gent tewerkgesteld via Wallonië

Ik maakte een discussie mee tussen sociaal actieve Spanjaarden waarbij één onder hen mordicus volhield dat José Antonio Primo de Rivera (1903-1936) een groot sociaal hervormer was geweest, waar alle Spanjaarden trots op dienden te zijn. In werkelijkheid was Primo de Rivera de stichter geweest van de Falange, de Spaanse fascistische partij die de democratie wilde afschaffen en vervangen door een corporatistisch model, vergelijkbaar met wat Mussolini nastreefde in Italië. Onder de Franco-dictatuur werd hij vereerd als held en martelaar. De eenvoudige mijnwerker bleef bij die verering, want hij had dat uit betrouwbare bron. Die bron bleken de schoolboeken te zijn van zijn kinderen in de, door het Francoregime gesponsorde, Spaanse zondagsschool.

Wat doet Maly nu? Hij verzwijgt niet slechts dat de Turkse lessen georganiseerd worden door het Erdoganregime, hij beweert zelfs nadrukkelijk dat die worden opgezet door de ouders, wat dus niet waar is. Juister zou zijn te zeggen dat ze worden opgezet met medeweten van de ouders, maar dat gebeurt volgens een heimelijk mechanisme dat de dag ervoor uit de doeken werd gedaan in Het Nieuwsblad (2 juni p. 3). Geert Bourgeois maakte daar bekend dat het verblijfsrecht van Turkse leraren, die voorheen op basis van een bilateraal akkoord vijf jaar vergunning kregen, twee jaar geleden was ingetrokken door de Vlaamse regering, onder andere omdat die leraren geen woord Nederlands kenden. In Brussel en Wallonië bleef het akkoord wel in voege. Dus regelde de ambassade het zo dat de leraren daar geaccrediteerd werden, om vervolgens in Vlaanderen les te geven. Daarover zwijgt Maly in alle talen, terwijl hij het de dag ervoor zomaar in de krant had kunnen lezen. Hij had daar ook kunnen lezen dat niet alléén Demir (en Bourgeois) zich zorgen maakte, maar ook Hilde Crevits. In de plaats daarvan trekt hij alle ‘humanitaire’ registers open.

In een democratische rechtsstaat hebben mensen het recht om te spreken wat ze willen in hun privéleven. De ouders vragen niet om Turks te geven in het regulier onderwijs, ze vragen niet om Turks te spreken met de administratie. Ze vragen niets, ze organiseren louter lessen Turks aan hun eigen kinderen. Het zou duidelijk mogen zijn dat de politiek zich niet te mengen heeft met taalgebruik van mensen in hun privé. De burgers van een land hebben het recht om taallessen te organiseren zonder dat de politiek zich daar in te mengen heeft. En niet alleen autochtone Belgen (…) hebben dat recht, minderheden hebben dat recht des te meer. Het opzetten van taallessen voor minderheden is ingeschreven als een kinderrecht’.

Van verzwijgen een leugen maken

Maly slaagt er dus in Demir aan te vallen op iets wat zij niet beweerd heeft, en te verduisteren waar zij zich (samen met Crevits, wat hij ook al verzwijgt) wel druk om maakt. Als dat de academische normen zijn die gehuldigd worden aan de universiteit van Tilburg, dan zegt dat meer over die universiteit dan over Zuhal Demir. Maar Maly is niet de enige topintellectueel die van verzwijgen een leugen maakt, bij De Standaard komen wij bijvoorbeeld Bart Brinckman tegen. Brinckman besprak op 12 juni (p. 12) het boek van Sam van Rooy, dat die avond gepresenteerd werd in Antwerpen, ‘Voor vrijheid dus tegen islamisering’.

Hij deed dit onder de titel ‘Doorbraak doorbreekt cordon’. Als hij Doorbraak volgde, dan zou hij weten dat de weblog al geruime tijd stukken opneemt van Barbara Pas, dus zo groot nieuws is dat niet. Misschien wel waar het boeken betreft, alhoewel. Brinckman wijst erop dat alle Belang-coryfeeën ofwel uitwijken moesten naar Nederlandse uitgeverijen ofwel naar een eigen uitgeverij Egmont, die jarenlang geweerd werd van de Boekenbeurs (en uit de belangrijkste boekhandels). Onder andere Jos Geysels (Groen) speelde daarin een dubieuze rol, hij maakte van boekverbanning een verlengstuk van het door hem uitgevonden cordon sanitaire (dat hem een titel als minister van staat opleverde) .

Omdat hij het blijkbaar betreurt dat Doorbraak die politiek niet volgt, vindt Brinckman het belangrijk Sam van Rooy te situeren ‘als rijzende ster bij Vlaams Belang’. Dat is niet eens gelogen. Wat ook niet gelogen is, is dat drie jaar geleden de huidige Doorbraak-uitgever Karl Drabbe ontslagen werd bij Pelckmans en dat dit zou gebeurd zijn omdat hij de publicatie gepland had van een boek van Sams vader Wim, ‘Waarover men niet spreekt’.

Een sluier is iets anders dan een burka

Maar dan komt het grote verzwijgen: dat boek vond onderdak bij de jonge Nederlandse uitgeverij De Blauwe Tijger, en verkocht daar om en bij de twaalfduizend exemplaren, waarvan zesduizend in Vlaanderen. Dat is naar onze normen voor een non-fictieboek gigantisch. Het werd gekraakt in De Standaard, maar dat was waarschijnlijk prima reclame. Want wat Brinckman volkomen onderschat (en verzwijgt) is dat er een reële markt bestaat voor dit soort boeken. En wat hij door die negatie volkomen ontkent is dat dit wijst op een reële nood: de pers is erin geslaagd niet slechts het Vlaams Blok/Belang in cordon sanitaire te plaatsen, maar ook hun vrije meningsuiting. En het publiek neemt dit blijkbaar niet. Zoals het in 2004 de veroordeling door de rechtbank niet nam (meteen daarna behaalde het Blok met 24 procent zijn grootste verkiezingsoverwinning ooit).

In feite deden mensen als Geysels en Brinckman jarenlang aan boekverbanning en dus virtuele boekverbranding, één van de praktijken die vandaag aangezien worden als bijzonder verfoeilijk bij een onzalig regime dat we liefst helemaal vergeten. En waarvan mensen als Geysels en Brinckman en Maly zichzelf wijsmaken dat ze het bestrijden (ze vechten de vorige oorlog uit). Toch vinden ze zich moreel erg verheven als ze zijn technieken overnemen.

Brinckman laat het daar niet bij. Hij herinnert aan een triest voorval uit de loopbaan van Sam van Rooy, vooraleer het over zijn boek te hebben: ‘Enkele jaren geleden kreeg hij als medewerker van Geert Wilders de bons omdat hij op sociale media gesluierde vrouwen als “tuig” had omschreven.’ Opnieuw presteert hij het om rakelings langs de waarheid heen te fietsen. Het klopt dat Sam, een man met een licht ontvlambaar temperament, zich verbaal had laten gaan; het klopt dat Wilders dat op dat moment kon missen als kiespijn; maar het klopt niet dat hij gesluierde vrouwen als tuig had omschreven. Hij had dit gedaan – op sociale media – met vrouwen in burka, die hij had zien lopen in een winkelcentrum. Achteraf publiceerde hij daarover dit relaas. Ook dat had hij beter niet gedaan, maar het is toch een behoorlijk verschil. Brinckman verdoezelt dit en besmeurt daardoor de reputatie van iemand die het zichzelf niet gemakkelijk heeft gemaakt.

Vele citaten komen van ex-moslims

Brinckman maakt ook duidelijk hoe: Sam van Rooy heeft ‘een compromisloos islamkritisch profiel’ ontwikkeld, zegt hij, ‘dat zelfs Belangers soms doet knarsetanden.’ Na hem zo ‘geframed’ te hebben, zet hij zijn bespreking in, van wat hij ‘een dystopische litanie’ noemt, ‘waarbij hij (Sam) deze godsdienst (de islam) als een existentiële bedreiging neerzet’, aangevuld ‘met een rist citaten van tientallen auteurs die de onverenigbaarheid van de islam met de westerse cultuur in de verf zetten.’ Waar Sam moeiteloos op antwoordde tijdens de presentatie in de Antwerpse Salons De Boeck: ‘Brinckman is er in geslaagd om bij die citaten niet te vermelden dat vele afkomstig waren van ex-moslims.’ Maar Sam heeft het bereik natuurlijk niet van Brinckman, de operatie verdachtmaking a priori was geslaagd.

Ik heb het echter even nagegaan, me ermee geamuseerd de citaten te tellen tijdens de eerste twintig tekstbladzijden van het boek. Ik vond vijftien moslims of ex-moslims, nagenoeg allemaal vrouwen die hun gif spuwden over de hoofddoek, die sommigen gelijk stelden met de Jodenster van de nazi’s.

Brinckman is dus, net als Maly, niet oneerlijk in wat hij schrijft, maar in wat hij niet schrijft. Hij vindt het standpunt van Sam van Rooy blijkbaar moreel onacceptabel wegens onvriendelijk voor moslims (terwijl zijn levenspartner nota bene een Iraanse ex-moslima is), maar vermijdt angstvallig elk argument te vermelden waarmee hij zijn stelling ontwikkelt.

Laten we wel wezen: ik vind Sams argumenten gezond en veelal correct en ik wed dat Brinckman er geen speld tussen krijgt, zo ver reikt zijn intellectueel veld niet. Ik ben het daarom nog niet eens met Sams conclusie – ik zal dat in een later stuk verklaren. Maar ik kan niet goed tegen de redeneertrant van een Brinckman die, net als Maly, zijn lezers maar in zoverre informeert als in zijn kraam van pas komt. Ik vind dat niet slechts intellectueel oneerlijk, maar zelfs immoreel.  

Eddy Daniels is gewezen hoofdredacteur van Intermediair. Hij publiceerde recent een boek over de rol van de profeet Mohammed in het ontstaan van het jihadisme, ‘De kwestie M. Een gekaapte godsdienst’, dat enthousiast aangeprezen werd door Etienne Vermeersch.

Commentaren en reacties