JavaScript is required for this website to work.
Multicultuur & samenleven

Islamofobie of sociofobie?

Jan Ghysels27/3/2017Leestijd 3 minuten

Jan Ghysels dient Mohamed Talhaoui van repliek.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Op Doorbraak verschijnen in de regel ernstige bijdragen. Toch las ik gisteren een hilarisch artikel van Mohamed Talhaoui waarin die vindt dat de redactielijn van Doorbraak racistisch is. Ja, u leest het goed: racistisch. Volgens de heer Talhaoui staan de teksten over multiculturaliteit vol leugens, overdrijvingen, opgeblazen anekdotes, totaal manklopende vergelijkingen, veralgemeningen. Dat zou systematisch gebeuren; elke dag wat meer racisme, xenofobie en islamofobie om de angst op te drijven. Doorbraak zou volgens hem aldus haat verspreiden tegen sommige bevolkingsgroepen. Een hele mond vol beschuldigingen.

Boerka

Normaal laat ik dat soort verhalen aan mij voorbij gaan. Dat ik dit nu niet doe is omdat de heer Talhaoui mijn bijdrage op Doorbraak (Boerka hier, boerka daar, boerka overal) waarin ik het standpunt van mevrouw Rachida Lamrabet over de boerka op de korrel neem, als eerste voorbeeld neemt voor het bewijs van zijn beschuldigingen. Wat hij mij kwalijk blijkt te nemen is dat ik gesteld heb dat het beangstigend is dat iemand met de waanbeelden, zoals uiteengezet door mevrouw Lamrabet, bij het Gelijkenkansencentrum UNIA werkt, want dat uit wat zij vertelt blijkt dat ze niets begrepen heeft van vrijheid of gelijkheid. Daarmee lijkt de heer Talhaoui zijn beschuldigingen ook tot mij te richten. Blijkbaar zou mijn artikel behoren tot ‘haatdragende bagger over de multiculturele samenleving’.  Dat is natuurlijk te belachelijk voor woorden.

Elke ernstige bijdrage moet steunen op onderzoek. Blijkbaar heeft de heer Talhaoui geen tijd willen verliezen aan onderzoek. Door mij te viseren heeft hij nu toch wel net de verkeerde aangevallen. Niet omdat ik hem van antwoord kan dienen, maar wel omdat ik met rechte rug mag zeggen dat ik net het tegendeel ben van de bagger die de heer Talhaoui over mij heen wil kappen.

Argumenten

De heer Talhaoui argumenteert ook niet. Hij legt zijn beschuldigingen in het geheel niet uit. Ernstig is anders. Wat vindt hij aan mijn artikel in het algemeen of de gewraakte passage in het bijzonder dan precies een leugen, haatdragend, een overdrijving, een opgeblazen anekdote, een manklopende vergelijking of een veralgemening? Wat is er racistisch, xenofoob of islamofoob aan mijn bijdrage? Ik heb enkel met argumenten onderbouwd ongezouten mijn mening gezegd over het standpunt van mevrouw Lamrabet. De heer Talhaoui moet het uiteraard met mijn opinie niet eens zijn, hij mag het zelfs volledig eens zijn met mevrouw Lamrabet. Wat niet kan is dat hij mij bekladt met insinuaties zonder enige onderbouwing. Daarmee meet de heer Talhaoui zich de allure aan van een grootinquisiteur.

Het lijkt mij vrij duidelijk dat de boerka niets met rassen te maken heeft. Zou ik dan islamofoob zijn? Een fobie is een angstbeklemming, een schijnbaar irreële angst voor iets, zonder dat daarvoor een zichtbare reden is. Heb ik een irreële angst voor de islam? Ik zou niet weten waarom. Godsdienst, welke godsdienst dan ook, laat mij volstrekt koud. Ik heb geen door mensen geconstrueerd godsbeeld nodig om de absurditeit van het leven aan te kunnen. Dat anderen daarin wel vertroosting vinden, daar kan ik begrip voor hebben. Dat moet ieder voor zichzelf uitmaken. Geloven of niet geloven is een persoonlijke zaak.

Bij het organiseren van de geloofsbeleving moet men wel rekening houden met de rechtsstaat. Geloof staat niet boven de wet. Organisaties die godsdiensten organiseren moeten steeds met de nodige argwaan bekeken worden. Waarom? Omdat men door godsdienst macht kan uitoefenen over anderen. De geschiedenis leert ons dat dit in praktisch alle godsdiensten al tot mistoestanden geleid heeft. Zoals algemeen bekend is: macht corrumpeert en nog meer macht corrumpeert nog meer. Door erop te wijzen dat de boerka tegen de elementaire regels van de rechtstaat in gaat, maak ik een vaststelling. Die vaststelling doe ik niet uit angst voor de Islam en zeker niet uit een irreële angst voor de islam. Dat gezegd zijnde kan ik wel begrijpen dat vrouwen en meisjes die in Brussel of in Antwerpen uitgescholden worden voor hoer en bedreigd worden met verkrachting of dat homo’s die ineengeslagen worden wel angst hebben, maar die is dan niet fobisch, wel reëel. Een godsdienst die oproept om de ongelovigen te doden is een reëel gevaar. Men hoeft niet bang te zijn om een gevaar te onderkennen.

Islamofoob

Het predicaat ‘islamofoob’ past mij niet. Wat nu met degenen die mij daardoor willen stigmatiseren? Een bepaalde groep blijkt systematisch de regels van de islam aan de rechtstaat te willen opdringen. Zij plaatsen de regels van de islam zo niet boven de wet, dan toch op gelijke voet met de wet. Dat kan niet. Dat laten we zelfs het katholieke geloof al lang niet meer toe. Door de regels van de islam obstinaat naast of boven de wet te willen plaatsen, keert men zich af van de maatschappij zoals die door de rechtstaat georganiseerd is. Deze afwijking wordt dan sympathiek voorgesteld door de term ‘multiculturele samenleving’ te misbruiken. Wie niet plooit voor de regels en de geboden van de islam is dan niet multicultureel. Hier wordt geen open en verdraagzame samenleving gepropageerd maar wel een samenleving die permissiever is voor de islam dan voor het katholicisme. In feite wijzen deze mensen de maatschappij geheel of gedeeltelijk af ten voordele van een maatschappijbeeld dat op een geloofsovertuiging steunt. Dat gebeurt zo virulent en zo revendicatief dat het lijkt of men angst heeft van de maatschappij. Zouden die mensen lijden aan sociofobie?

De auteur is advocaat en grondwetspecialist verbonden aan de Universiteit Gent. Foto: (c) Reporters

Jan Ghysels (1961) is als jurist o.a. gespecialiseerd in grondwettelijk en administratief recht. Hij is als grondwetspecialist verbonden aan de UGent. Hij is oprichter van het tijdschrift Publiekrechtelijke Kronieken en hij was o.a. lid van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht.

Meer van Jan Ghysels
Commentaren en reacties