JavaScript is required for this website to work.
post

‘It’s (not) the economy, stupid!’

Hoe de economie het Schotse onafhankelijkheidsdebat beheerst

Harry De Paepe8/7/2014Leestijd 4 minuten

Het is een van de meest ingrijpende momenten uit Schotlands geschiedenis. Op 18 september kan het Schotse volk kiezen of het zijn eigen weg gaat of dat het deel blijft uitmaken van het Verenigd Koninkrijk. Voorstanders zien er een enorme kans in en tegenstanders wijzen erop dat er dan geen weg terug meer is. In de campagne om de bevolking te overtuigen, speelt de economie van Schotland een belangrijke rol. Welk effect heeft de onafhankelijkheid op de economie? Wat met de nationale schuld? Met welke munt zal de vrije Schot betalen? De BBC deed een onderzoek [http://www.bbc.co.uk/programmes/b049b89z] en Doorbraak brengt u het verslag.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Geld is een centraal thema in de propaganda. Een nationaal onderzoek (Scottish Social Attitudes Survey) in 2013 wees uit dat de gedachte van £ 500 meer of minder in de portemonnee te hebben een wezenlijke invloed had op de keuze voor of tegen een onafhankelijk Schotland. Voorstanders van het VK wijzen erop dat de Schot £ 1400 per jaar voordeel heeft indien het lid blijft van de huidige unie. Independentisten spreken dat tegen en zeggen dat een gezin gemiddeld £ 2000 wint in een onafhankelijk Schotland. U merkt het. Het economiedebat is vooral een welles-nietesspelletje.

Scotland’s Oil

Een bron van de Schotse rijkdom is Noordzeeolie. Sinds de jaren 1970 dekt het winnen van aardolie een deel van de Britse nationale uitgaven. De Schotse olie was al goed voor zo’n 40 miljoen vaten. De geschatte resterende vaten (ongeveer 24 miljoen) zijn cruciaal in het economische onafhankelijkheidsdebat. Schotland zou, zo voorspellen economen, ongeveer 90% van de olieproductie in handen krijgen. De SNP (Scottish National Party) wil naar Noors voorbeeld een ‘trust‘ oprichten om het geld gewonnen uit de aardolie op een rendabele manier te sparen. Alex Salmond, huidig regeringsleider van Schotland, verwijt de Britten dat er slechts twee olieproducerende landen in de wereld zijn die dat niet hebben: Irak en het VK. Het beste voorbeeld zijn de Shetland Eilanden. Toen daar medio jaren ’70 oliemagnaten opdoken om in de omliggende zeeën te boren, eisten de Shetlanders een ‘disturbance fee‘. Dat bracht hen tussen 1975 en 2000 zo’n £ 81 000 op. Het Shetland Charitable Trust, verantwoordelijk voor de geïnde gelden, investeerde 80% in beleggingen en 20% in de lokale economie. De eilanden werden sinds de seventies een slordige £ 227 000 000 rijker. De trust pompte de rendementen in nieuwe musea, rusthuizen, wellnesscentra … De 20 000 Shetlanders waren nog nooit zo welvarend dan vandaag.

Maar de Schotten moeten volgens economen niet rekenen op een Schetlands scenario. Onder meer het Institute for Fiscal Studies merkt op dat de Schotse uitgaven gemiddeld hoger liggen (ong. £ 1200 per persoon per jaar meer) dan in de rest van het VK en dat in 2013 alleen al een kwart minder winst gehaald werd uit de opdrogende olievoorraad. Daarnaast veroudert de bevolking snel. Op korte termijn zal de Schotse economie niet veel profijt meer halen uit de fossiele brandstoffen en op langere termijn al zeker niet. Bovendien torst het land met een nationaal tekort van £ 12,1 miljard, dat bij een afscheiding groeit tot zo’n £ 115 miljard (gebaseerd op het bevolkingsaandeel in het VK). Maar het Scottish Government Council of Economic Advisors werpt tegen dat Schotland zeer zeker een oliefonds kan aanleggen, maar dat de winsten daarvan over verschillende generaties gespreid zullen worden.

Ondernemers als bron van welvaart

De Schotten stonden tot aan de Tweede Wereldoorlog bekend als een ondernemend volk. Dat de 18e-eeuwse vader van het economisch liberalisme, Adam Smith, geboren werd in Edinburgh is daar een symbolisch voorbeeld van. Maar dat ondernemerschap viel stil na de oorlog. De Schotten schakelden over naar een sterke genationaliseerde zware industrie die tot einde jaren ’60 bloeide. De economisch zware jaren 1970 brachten een hevige terugslag. Sindsdien kent de Schotse economie een moeilijke transitie naar een meer ondernemende economie. Nog steeds zijn grote staatsgesubsidieerde openbare werken belangrijk voor de Schotten. Nochtans zijn er lichtpunten, zoals de stad Dundee dat een voortrekkersrol heeft in de gamesindustrie (onder meer het fel gecontesteerde Grand Theft Auto is Schots of Minecraft). Ook de farmaceutische industrie is van wereldniveau. Die laatste is vooral bang voor onafhankelijkheid, omdat de bedrijven vrezen investeringen te mislopen. Ondernemers wijzen op het belang van het herwinnen van de oude ondernemersgeest en zien hier en daar een voorzichtige ommekeer. Tussen de lijnen hoor je vooral een waarschuwing naar de linkse SNP om het ondernemerschap in een onafhankelijk Schotland niet dood te knijpen.

Eigen munt of niet?

Tussen de 12de eeuw en 1707 (het jaar waarin Engeland en Schotland een unie vormden) betaalden de Schotten met de Bawbee en de Unicorn. Nog niet zo lang geleden streefden de separatisten naar een opname in de Eurozone, maar de crisis van de Europese munt doorkruiste die plannen. Nu ijvert men voor het behoud van de Pound Sterling. George Osborne, de Britse Minister van Financiën, liet al duidelijk verstaan dat daar geen sprake van is. De econoom John Kay is realistischer en noemt dit een ‘jongensachtig gevecht’. Indien Schotland ‘Yes‘ stemt, dan zullen de nodige personen aan tafel zitten en de zaak klaren.

Osborne en de unionisten betogen dat het VK net uit de Eurozone is gebleven, omdat het geen deel wil uitmaken van een transferunie. Ze vrezen dat, wanneer het effectief economisch minder zou gaan met de Schotten, de resterende landen van het VK zouden moeten opdraaien voor de Schotten zoals de Duitsers dat doen voor de Grieken. Maar anderen noemen dit dan weer een manke vergelijking, omdat de Schotse en rest-Britse economie veel meer op elkaar gelijken dan de Duitse en de Griekse dat doen. Een muntunie zou betekenen dat het VK toch nog een vinger in de pap te brokken heeft in de Schotse economie. Bovendien gaat 2/3 van de Schotse export naar de rest van het VK.

Een nieuwe munt zou dus niet interessant zijn voor de Schotten. Het zou bij aanvang £ 800 miljoen kosten om de munt te lanceren en nadien jaarlijks £ 500 miljoen. Lenen op de internationale markten wordt ook al geen evidentie. De huidige Britse schuld bedraagt £ 1,5 biljoen. Daarvan zou Schotland 8.5% overnemen, zoals al gezegd, £ 115 miljard. Het financieel topbedrijf PIMCO, Pacific Investment Management Company, schat dat de Schotse staat 0,5% tot 1% meer intrest zal moeten betalen om geld te lenen op de internationale markt dan het huidige VK. Dat betekent een evenredige daling van het nationale inkomen. Alleen daarom al zien sommige grote bedrijven het uitdrukkelijk niet zitten dat Schotland solo gaat. De grote scheepsbouwer BAE Systems, belangrijk producent van oorlogsschepen, heeft al laten weten gewoon zijn boeltje te pakken en te verhuizen naar het VK.

Identity or no identity? That’s the question!

Maar ondanks alle berekeningen, studies en schattingen is het moeilijk te voorspellen wat het economisch zou betekenen voor Schotland om onafhankelijk te worden. Verschillende economen vermoeden dat er eigenlijk geen wezenlijk verschil zal zijn. Schotland, dat het nu wat beter heeft dan de rest van het VK, zal in de toekomst waarschijnlijk een beetje minder hebben dan de anderen. En dan komt de eigenlijk niet zo verrassende conclusie: een onafhankelijkheidsdebat zou niet om de economie mogen draaien. Indien de Schotten over zo’n sterke identiteit beschikken, dan moeten ze maar hun eigen weg gaan. ‘Economische belangen zouden er niet toe mogen doen’, sprak een econoom.

 

Foto: (c) David Cheskin

Harry De Paepe (1981) is auteur en leraar. Hij heeft een grote passie voor geschiedenis en Engeland.

Commentaren en reacties