JavaScript is required for this website to work.
post

‘Kalifaat beoefent ware Islam’

Koenraad Elst28/12/2014Leestijd 6 minuten

Op 20 december sprak ik op het India Ideas Conclave in Goa, India, in het kader van een debat over ‘religieuze verdraagzaamheid en terrorisme’. Wat ik er zei, werd voorwerp van een fikse rel na klacht van de twee aanwezige moslims. Een persoonlijk verslag van Koenraad Elst.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Belediging van de Profeet

Dr. Ekmeleddin Ihsanoglu, Turks oud-secretaris-generaal van de Organisatie voor Islamitische Samenwerking (OIC), en Jordaans oud-premier Abdelsalam al-Majali protesteerden tijdens het debat zelf alsook achteraf bij de organisatoren. Daar verwezen zij naar een Indiase (van oorsprong Brits-koloniale) wet tegen ‘haat verwekken tegen gemeenschappen’, die effectief als anti-godslasteringswet gebruikt wordt. De eerste noemde mij ‘islamofoob’, de tweede beschuldigde mij van ‘belediging van de Profeet’. De eerste term is onnozel wanneer gebruikt door de goedmensen die hem ernstig nemen, maar arglistig in hoofde van haar OIC-bedenkers, die zo de critici van de islam criminaliseren. De tweede term is zonder meer onheilspellend.

Mijn allereerste artikels in de serieuze pers gingen over de Duivelsverzen-affaire, het doodvonnis door Ajatollah Chomeini over Salman Rushdie (1989, een half jaar na het verbod op zijn boek in het seculiere India). Daarin vermeldde ik het boek Ahânat-i-Rasûl kî Sazâ, (Urdu: ‘De straf voor het beledigen van de Profeet’, 1989) van Maulana Mohassan Usmani Nadwi. Hij toont aan dat Chomeini’s doodvonnis helemaal conform de islamitische wetgeving is, gebaseerd op een reeks sluipmoorden op of terechtstellingen van critici op last van de Profeet zelf. Dat maakt brandhout van de bewering van allerlei welweters in politiek en media dat dat vonnis ‘strijdig is met de échte islam’.

Nochtans wordt die bewezen leugen een kwarteeuw later, na talloze moorden en aanslagen, nog steeds volgehouden. Nu ben ik dus in de positie gekomen van proefpersoon voor de vastbeslotenheid van moslims in de uitvoering van dat ‘rechtsbeginsel’. Anderzijds, geen paniek, want er is geen formeel rechtskundig advies (fatwa). Ook de protestvorm gekozen door de eminente oud-politici is er een uit het moderne recht, niet uit het islamrecht, en gehoopt mag worden dat de ingeslagen weg verder gevolgd zal worden. Ik heb mij nooit bedreigd gevoeld want ik weet dat terroristen niet lezen, maar krantenkoppen zouden wel iemand op verkeerde gedachten kunnen brengen.

Mijn bijdrage

Wat heb ik dan wel zo wreed gezegd? Mijn bekende standpunten, niets nieuws voor wie al eens mijn recentere artikels en blogs gelezen heeft.

Ten eerste, de Kalifaatleiders spreken aantoonbaar de waarheid wanneer zij hun wreedheden rechtvaardigen met verwijzing naar de islamwet en naar het voorbeeldgedrag van de Profeet. Bijvoorbeeld, het verhandelen van heidense vrouwen als slavinnen is een praktijk die ook door de Profeet toegepast werd. Hun verkrachtingen worden verantwoord door de herhaalde goedkeuring van de verkrachting van gegijzelde vrouwen door de Profeet. Geen enkele islamitische rechtsgeleerde zal ontkennen dat het voorbeeldgedrag van de Profeet de grondslag van de islamwet is. Of kent u een islamschool die leert: ‘Mohammed was fout’? Dat het Kalifaat heel levendig de ware islam beoefent (die via zelfgemaakte video’s tot in de huiskamers komt), is gewoon de verifieerbare waarheid. Of omgekeerd, de frenetieke be(z)wering dat zijn daden een vertekening van de islam zouden zijn, is een begoocheling indien al geen leugen.

Ten tweede, de tijd is voorbij voor oppervlakkige oplossingen. Er is veel kwaad in de wereld, en ooit moeten we dat allemaal aanpakken, maar de tijd om het islamprobleem op te lossen, is klaarblijkelijk nu. Zoals onze generatie in West-Europa bijna collectief de katholieke Kerk verlaten heeft, zo is ook bij de islam geloofsafval goed mogelijk. De islam is niet aangeboren, de moslims zijn niet van nature in de islamleer gekneed, er is aan de islam niets (behalve de besnijdenis), dat niet kan weggewassen worden.

Uiteraard kunnen alleen moslims zelf die stap zetten. Islamofielen zullen hun bekende stromannen en afleidingstactieken bovenhalen en het over ‘gedwongen bekeringen’ of ‘een aanslag op de godsdienstvrijheid’ hebben, maar dat bedoelen wij uitdrukkelijk niet. Het levensbeschouwelijk uitzicht van de Vlaamse samenleving is onder onze eigen ogen radicaal veranderd zonder dat daar enige dwang bij te pas kwam. Dat kan evengoed in de islamitische samenlevingen. Een aantal moslims hebben de stap naar de vrijheid al gezet, lees bv. het werk van Ibn Warraq, onder meer het boek Why I Am Not a Muslim. Sommigen hebben webstekken die alle relevante vragen beantwoorden en de juiste taal spreken om moslims te bereiken. Er is dus al een natuurlijk proces van de-islamisering bezig, alleen nog veel te beperkt.

Wat zeker contraproductief gebleken is, is de weg van het geweld. Ik ga het belang van zekere noodmaatregelen niet ontkennen, bv. de militaire verdediging van Kasjmir of de zelforganisatie van de hindoes tegen de toenemende moslimagressie in West-Bengalen, maar zij zullen op termijn onwerkzaam blijken als zij niet in een bredere strategie van de-islamisering ingeschakeld worden. De jongste twintig jaar hebben een reeks politieke leiders uit de VS, het VK en Frankrijk invallen in moslimlanden bevolen. Behalve die in Mali, die daar door regering én bevolking gevraagd was en gesteund werd, hebben zij allemaal in verschillende mate tot burgeroorlog en een wildgroei aan sectaire milities geleid. Merk op dat deze leiders zonder uitzondering pro-islamitische uitspraken gedaan hebben, dat geen enkele enige islamkritiek geformuleerd heeft, maar dat zij samen wel honderdduizenden moslims gedood hebben. Islamcritici daarentegen hebben geen enkele moslim op hun geweten. Wat de moslimwereld nodig heeft, is een dooi. Al deze militaire confrontaties leiden juist tot een verharding van de vijandschappen en van het onderliggende geloof. Om de moslims te helpen evolueren en te groeien zal er vrede en welvaart nodig zijn.

Wat ook contraproductief zal blijken, is oppervlakkig gepruts zoals (om even een actueel voorbeeld uit Vlaanderen te nemen) de huidige maatregelen tegen ‘radicalisering’. Dit optreden tegen symptomen terwijl de oorzaak ervan, de indoctrinatie in de islam, door ons eigen belastinggeld gefinancierd wordt, is dweilen met de kraan open. De moslims zullen hun evolutie zelf ter hand moeten nemen, maar wij kunnen dat proces mee sturen door niet langer kunstmatig de islam te ondersteunen en hem onnodige voordelen te geven.

Ook de schepping van een cultureel en intellectueel klimaat maakt een groot verschil. Nu weten jihaadpredikers zich een heel eindweegs gesteund door onze heersende en meningvormende klasse, die steeds weer de verdediging van de islam opnemen. Zij zullen al heel wat bedachtzamer worden als zij merken dat de niet-moslims doorhebben. Als de niet-moslims juist geïnformeerd zijn, wordt de islam uncool en defensief. Zoals ik mij uit mijn ontkerstening herinner, is dat een stadium op weg naar het volledig ontgroeien van je geloofssysteem. Daarom is het belangrijk, bij elke islamitische misdaad of wreedheid de islamleer duidelijk te benoemen en te beschamen, in plaats van hem met smoesjes tegen kritiek af te schermen.

Verder verloop van de rel

‘Voor mijn veiligheid’ vonden de organisatoren, de met de hindoe-nationalistische regeringspartij BJP verbonden India Foundation, het beter als ik de conferentie en het land zo snel mogelijk verliet. Omdat ik door hen was uitgenodigd, kwam het niet in mij op om anders te beslissen, hoewel ik graag nog enkele dagen met de talloze vrienden en bekenden aldaar had doorgebracht. Zowel het land als de deelstaat Goa worden door de BJP geregeerd, maar blijkbaar volstond dat niet om mijn veiligheid te waarborgen. Hier speelde niet de vrees voor de recent weer zeer talrijk geworden islamitische aanslagen, wel de vrees van de organisatoren dat ik de volgende dagen in interviews nog meer dingen zou zeggen die hun diplomatieke berekeningen zouden doorkruisen.

Dit heeft te maken met het minderwaardigheidscomplex van de hindoe-activisten, die zelfs aan de macht nog functioneren volgens de door hun tegenstanders opgelegde spelregels. Een vergelijking met de psychologie van de Vlaamse Beweging dringt zich op. Ook die tussen de N-VA en de BJP ligt voor de hand, van hun ingehouden-identitaire vertrekpunt tot hun ‘neoliberaal’ economisch standpunt. Merkwaardig genoeg maakten zij ongeveer tegelijk de electorale doorbraak die hen aan de macht bracht.

Nu, ik had al van vóór het begin begrepen dat dit geen ‘Ideas Conclave’ zou worden, maar een diplomatieke evenwichtsoefening. Daarom had ik zelf voorgesteld om een alternatieve lezing te geven, maar dat werd door de moderator van het debat afgeslagen. Hij vond dat islamkritiek beter zou passen in een panel met een bisschop-islamverdediger en met een bekende (en door mij gewaardeerde) ‘gematigde’ moslim. Je moet weten wat je wil, natuurlijk, maar pas ermee op, want je zou het kunnen krijgen.

Ik had het tevoren al vreemd gevonden dat ik überhaupt voor een panel over ‘religieuze verdraagzaamheid en terrorisme’ gevraagd was. Ik heb meer dan tien jaar geleden mijn onderzoek terzake afgesloten, gewoon omdat alles eigenlijk al gezegd is. De islam is in wezen een eenvoudig onderwerp en heeft voor mij geen uitdaging meer. Anderzijds, ik heb over de islam wel wat te zeggen dat niemand anders daar zou doen, dus ik heb maar aanvaard. Uiteindelijk is het dus die lezing geworden, als voorbereiding op een tegensprekelijk debat.

Het was vooral tijdens de discussie dat ik een paar dingen gezegd heb die, hoewel zij door het publiek geestdriftig onthaald werden, bij de twee bezoekende moslims slecht vielen. De aanwezige medialui namen vooral aanstoot aan enkele politiek-rechtskundige uitspraken die hun aloude smoesjes doorprikten, de moslims zelf het meeste aan wat ik over Mohammed zei, ondermeer over zijn (onmiskenbare) rol in slavernij en verkrachtingen, en de samenvatting van zijn levenswerk: ‘De omvorming van een bestaande en geslaagde multiculturele samenleving in een monolithische islamitische dictatuur.’ De goedmensen verdedigen de islam in naam van de ‘diversiteit’, maar juist de islam is vanaf het prille begin de verklaarde vijand van de diversiteit.

Koenraad Elst (1959) is orientalist. Hij werkte als politiek journalist bij diverse Vlaamse en Indiase media, van Trends en Punt tot The Pioneer en Pragyata Magazine, als assistant buitenlandbeleid in de Belgische senaat, en als gastprofessor in twee Indiase universiteiten. Zijn eigenlijke roeping vindt men echter in de tientallen onderzoekspapers en een dertigtal boeken, vooral over de belangrijkste hangijzers in de antieke en hedendaagse feiten- en ideeëngeschiedenis van India, en verder over faits divers als de islam.

Commentaren en reacties