JavaScript is required for this website to work.
post

Kanaän in de steppe

Bruno De Cordier31/3/2019Leestijd 5 minuten
Het Chazarenrijk op een kaart van Europa ten tijde van Karel de Grote
(«Historisch-geographischer Handatlas», Karl von Spruner, 1854).

Het Chazarenrijk op een kaart van Europa ten tijde van Karel de Grote («Historisch-geographischer Handatlas», Karl von Spruner, 1854).

foto © Karn von Spruner

In de middeleeuwen vond het judaïsme onverwachte aanhangers in een nomadisch volk rond de Kaspische Zee. Een stukje vergeten geschiedenis.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

In verschillende Turkse talen en in het Farsi heet de Kaspische Zee tot op vandaag de ‘Chazarenzee’. De naam verwijst naar een middeleeuws rijk onder een joodse dynastie aan de noordkant van de Kaspische Zee. Op zijn  hoogtepunt omstreeks 850, toen West-Europa onder Karolingische heerschappij stond, strekte het Chazarenrijk zich uit tot aan de midden-Wolga, de Kaukasus en de Krim.

Een blik op een stuk geschiedenis van Eurazië, dat duizend jaar na zijn afloop nog steeds voor controverse zorgt.

Joodse Hunnen?

De Chazaren waren een nomadische Turkse stammenbond — vermoedelijk verwant met de Hunnen — die in de vroege zevende eeuw vanuit het huidige Kazachstan naar de Wolga en het land ten noorden van de Kaspische Zee trok.  Wat dit volk, dat oorspronkelijk zoals veel nomadenvolkeren het steppe-animisme aanhing, apart zet van de vele andere nomadenvolkeren in Eurazië, is, dat de koninklijke familie, de militaire aristocratie en een deel van de clanleiders en van het gewone volk zich vanaf  omstreeks het jaar 740 geleidelijk bekeerden tot het judaïsme. Hoe Kaspisch-Turkse nomaden, of bepaalde geledingen van hun maatschappij, zonder enige afstammingsband met Israël zich met het judaïsme gingen identificeren terwijl, is een verhaal apart.

In gebieden die ze overheersten kwamen de Chazaren in contact met de joden uit de Griekse handelssteden  langs de Zwarte Zeekust, met leden van Irakees-joodse handelaarsgilden wiens netwerken tot aan de Wolga reikten, en met de zogenaamde Bergjoden in de Kaukasus, die van Iraanse origine zijn. Zoals gebruikelijk was in de nomadische koninkrijken in Eurazië, lieten de khans zich voor het besturen van grote gewesten waar naast hun eigen nomadenachterban tal van sedentaire culturen leefden, bijstaan door hovelingen, raadgevers, schatbewaarders, scribenten en gezanten uit andere gemeenschappen. Omwille van hun geletterdheid, connecties en vaardigheden waren dat niet zelden geestelijken en handelaars.

Daar zaten ook joden bij. En via hen raakten de Charzaarse elites geïnteresseerd in het judaïsme. Hun uiteindelijke bekering tot wat ze het ‘eerste geloof’ noemden, was ook een manier om een eigenheid te bewaren tegenover de grote sedentaire beschavingen uit die tijd. Het rijk was immers ook missioneringsgebied voor de Byzantijns-christelijke bisdommen van het Zwarte Zeegebied. En in 652 hadden de legers van de kalief vanuit Iran de Kaspische kuststad Derbent ingenomen en er een grenskolonie opgericht die een draaischijf werd van islamitisch proselitisme in het gebied.

Tussen Byzantijnen en kaliefen

Kiezen voor het christendom zou van Chazarië een aanhangsel van het Byzantijnse rijk maken, opteren voor de islam maakte van de Chazaarse khans per definitie onderdanen van de kalief. Dus werd het judaïsme. Vanaf het midden van de achtste eeuw is er volgens de overlevering een lijn van Chazaarse khans of koningen met Hebreeuwse namen.  Hoe groot de joodse bevolking er precies was, is niet gekend. Eén van de weinige concrete cijfers luidt, dat het Chazaarse kernland ten noorden van de Kaspische Zee in de tijd van de judaïsering ongeveer een half miljoen inwoners telde, waarvan ongeveer één vijfde, zo’n 100.000 mensen dus, joods werd en officieel het rabbijnse jodendom ging belijden. Een andere bron houdt  het op een joods-Chazaarse kerngroep van 30.000 in de tiende eeuw.

Vermoedelijk had ook het minder rechtzinnige keraïtische jodendom grote invloed en was het judaïsme, zeker onder het volk, vermengd met elementen uit het oude steppegeloof van de Chazaren. De aanwezigheid van een gejudaïseerde machtselite maakte van Chazarië ook een bestemming voor joodse immigratie uit Iran, uit de gebieden onder het kalifaat, en uit het Byzantijnse rijk.  Desalniettemin bleef Chazarië etnisch en religieus divers. De meerderheid van de bevolking bleef het oude steppegeloof aanhangen, waren volgelingen van oriëntaal-christelijke kerken, terwijl er in de steden islamitische enclaves waren.

Tribuutheffingen

Het Chazarenrijk, dat zijn voornaamste hoofdstad had in Itil aan de monding van de Wolga, draaide economisch op pastorale veeteelt, landbouw, en visserij. Het was ook een schakel in de lucratieve handel in pelsen en hout tussen het Wolga-bekken, de Byzantijnse gebieden en Centraal-Azië, en was tevens een belangrijke leverancier van slaven voor de slavenmarkten in de islamitische wereld. Tot slot hief het, met behulp van zijn geduchte krijgsmacht, ook tribuut bij buurvolkeren. Niet dat die praktijken uniek waren voor de joodse Chazaren. Talrijke nomadenrijken in Eurazië voor en na hen functioneerden op die manier.

Het lokte wel steeds meer verzet uit van de Russische vorstendommen langs de Dnjepr, wiens grondgebied en bevolking lang het mikpunt waren van de slavenjachten en tribuutheffingen. Ook het Chazarenrijk ontsnapte na zijn hoogtepunt niet aan intern verval, en ging uiteindelijk ten onder. Het kwam een zware nederlaag tegen een Byzantijns-Russische legermacht in 1016 niet te boven.  Leden van zijn dynastie probeerden tevergeefs om een kleiner Chazaars koninkrijk te handhaven aan de Don-stroom, in het zuiden van Rusland. Maar uiteindelijk gingen de brokstukken van dit cultureel toch wel aparte rijk op in een confederatie van de Turkse nomadengroepen die in hun plaats kwamen: de Kipçak en de Kuman.

Geen Israëlieten

Het Chazaren-rijk is meer dan een leuk weetje uit de geschiedenis van Eurazië. Die periode is immers de spil van een controverse rond de eigenlijke ontstaansgeschiedenis van het joodse volk en de legitimiteit van de zionistische idee. De zogeheten ‘Chazarenthesis’ stelt dat de Centraal- en Oost-Europese asjkenazische joden — en dus de meerderheid van de joden in de wereld — afstammen van de joodse Chazaren of van bevolkingsgroepen die in de middeleeuwen door hen werden bekeerd tot het judaïsme. Dus niet van de joodse stammen die in de oudheid onder Romeinse heerschappij uit Israël werden verdreven en honderden jaren verspreid leefden.

De stelling, die in de negentiende een vroege twintigste eeuw opgang maakte onder een aantal joodse en niet-joodse historici en op een bepaald ogenblik populair was onder sovjet-historiografen, werd in 1976 gepopulariseerd door de Brits-Hongaarse schrijver Arthur Köstler.  In zijn boek De dertiende stam beweert Köstler dat de joodse Chazaren na de ondergang van hun rijk westwaarts migreerden naar het huidige Oekraïne, Wit-Rusland en Polen en vandaar naar West-Europa. Daar vormden ze de kern van de joodse populatie en bekeerden ze de Slavische en Germaanse bevolkingsgroepen met wie ze zich vermengden. Köstler, zelf joods, wilde met zijn boek de raciale basis van het antisemitisme onderuit halen en zo het antisemitisme zelf bestrijden.

Dertig jaar later probeerde de Israëlische historicus  Schlomo Sand in zijn werk Hoe het joodse volk werd uitgevonden  aan de hand van talrijke auteurs en historisch materiaal aan te tonen dat de meeste joden niet afstammen van de oude Israëlieten, maar van bekeerde Berbers, Jemenieten en, vooral, Chazaren. Sand wilde vooral het groeiende exclusief-joodse Israëlische nationalisme, dat uitgaat van een eenheid en afstammingsrechten van het joodse volk, op de korrel nemen. De stellingen van Köstler en Sand werden, samen met het onderzoek van de Israëlische geneticus Eran Elhaik die concludeerde dat joden gemengde semitische, Kaukasische en Oost-Europese wortels hebben, in geen tijd gefundenes Fressen  voor diegenen die het bestaansrecht van Israël aanvechten.

Ideologische springstof

Immers, als de asjkenazische joden, onder wie de moderne zionistische idee is ontstaan en die het gros van de immigranten naar Israël gingen vormen, afstammen van bekeerde Kaspische Turken die geen afstammingsband hadden met de Israëlieten uit de oudheid, betekent dat, dat de kernidee van het zionisme, een natuurlijk-historisch recht op terugkeer naar Israël, niet opgaat. Köstler en Sand kregen met hun bestsellers bakken kritiek tot en met aantijgingen van antisemitische zelfhaat over zich. Critici benadrukken dat het werk van Köstler en Sand een politiek oogmerk hadden — ook al was dat niet met de slechtste bedoelingen — eerder dan een louter objectief-wetenschappelijk. Ze betwisten dat de Chazaren joods waren, en wijzen naar tegenstrijdigheden in reisverslagen en kronieken, de twijfelachtige geloofwaardigheid van sommige bronnen en het al bij al vrij beperkte archeologische bewijsmateriaal.

Toch zijn er aanwijzingen dat het Chazarenrijk wel degelijk een cultureel-politieke band had met het judaïsme. De meeste Turkse volkeren in de geschiedenis wisselden de steppereligies voor de islam of voor een mengvorm tussen islam en animisme. Dat een paar judaïsme kozen, is atypisch, maar in de beschreven omstandigheden mogelijk. Tot slot werpen anderen op dat er wel joodse Chazaren bestonden, maar te weinig om de voorouders te kunnen zijn van de erg omvangrijke asjkenazisch-joodse populatie van Polen, Oekraïne en Wit-Rusland. Dat is plausibel, al was het omdat niemand de echte omvang van de joods-Chazaarse populatie kent. Losse groepen Chazaren hebben dus wellicht na het uit elkaar vallen van hun rijk bestaande joodse groepen in Oost-Europa en het Zwarte Zeegebied vervoegd, eerder dan er de basis van gelegd.

De auteur is hoofddocent aan de Universiteit Gent

Commentaren en reacties