JavaScript is required for this website to work.
post

Communisme: glijmiddel van toerisme en kapitalisme

Praag en de herinnering aan het communisme (3)

Luc Rasson16/12/2018Leestijd 4 minuten
Het KGB-museum in Praag, uitgebaat door een Russische nationalist.

Het KGB-museum in Praag, uitgebaat door een Russische nationalist.

foto © Luc Rasson

In het derde deel van zijn reeks ‘zwart toerisme’ dwaalt Luc Rasson door het KGB-museum, dat vooral de gloriedagen van het Russische communisme bezingt.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

In mijn tweede bijdrage vertelde ik hoe een Amerikaanse zakenman de geschiedenis van het communisme vertelt in Praag. Maar er is in de Tsjechische hoofdstad ook een Rus neergestreken met dezelfde ambitie. Als je door Malastraná kuiert, de wijk van het kasteel aan de linkeroever van de Moldau, bots je op een huis met het opzichtige opschrift KGB MUSEUM. De rode ster en de hamer en sikkel ontbreken niet. Ironisch genoeg ligt het KGB-museum op enkele tientallen meters van de Amerikaanse ambassade. Achter de vitrine zie je een muur opgetrokken in rode baksteen, een vermoedelijke verwijzing naar de Goelag. Opschriften in het Engels, Russisch en Tsjechisch beloven ‘Only facts’. Maar zou een ernstig museum daarop de nadruk leggen? Mijn nieuwsgierigheid is geprikkeld. Wanneer je de website bezoekt, bots je op een foto van Felix Djerzjinski, de oprichter van de latere KGB. Het museum beweert – in schabouwelijk Engels – voorwerpen te tonen die toebehoorden aan de belangrijkste ambtenaren van het sovjet-veiligheidsapparaat. Bovendien kondigt de site een fototentoonstelling aan waar de Praagse lente van 1968 wordt gezien door de ogen van sovjetsoldaten.

Wanneer ik er op een gure dag in januari binnenloop groet een kleine, gedrongen man me in het Engels met een zwaar Russisch accent. Hij draagt een T-shirt met een afbeelding van Stalin. Op de linkerkant van zijn borst zie ik een oranje-zwart lintje. Voor 350 kronen of 14 euro – dat is niet goedkoop – word ik toegelaten tot de grot van Ali Baba van het communisme. Ik zie kriskras door elkaar rode vlaggen, gasmaskers, vuurwapens, messen, spionagemateriaal, decoraties, bustes van Lenin, Stalin en andere bonzen, enz. Ik ben overrompeld. In het midden van de eerste ruimte troont een televisietoestel. De Rus nodigt mij, mijn zoon en twee andere bezoekers uit de parade te volgen op het Rode Plein ter gelegenheid van de 70ste verjaardag van de overwinning op het Duitse nationaalsocialisme. Met de afstandsbediening zet onze gastheer af en toe het volume hoger, zodat we de militaire muziek goed horen. Het is duidelijk dat hij indruk wil maken. Daar, zegt hij trots, heb je de spetsnat,de speciale eenheden; daar zien jullie de soldaten in uniformen van de Tweede Wereldoorlog; daar heb je de afvaardiging van de Indische troepen. Af en toe zien we ook een close-up van Poetins glimlach.

Dood aan de spionnen!

Dan begint het spektakel. De man toont ons voorwerpen die uit een film van James Bond lijken te komen: een sigarettenetui dat eigenlijk een pistool is, miniatuurcamera’s, een handschoen waarmee je iemand kunt vermoorden, enz. Maar de Rus is vooral gefascineerd door zijn wapencollectie. Met liefde legt hij uit hoe je ze bedient. Hij toont ons hoe een kalasjnikov werkt maar hij bootst ook het slachtoffer na dat krijsend op de grond valt. Zijn Engels is bedenkelijk en doorspekt met Russische woorden. Smjertj sjpionam!– Dood aan de spionnen! – roept hij uit terwijl hij met een stiletto een klievende beweging maakt. Hij nodigt ons uit een bijltje te bewonderen dat de Sovjetsoldaten gebruikten in lijf-aan-lijfgevechten. Maar de snelle, agressieve bewegingen die hij maakt met het wapen maken zijn publiek ongemakkelijk. Wat als het lemmet loskomt van de handgreep? Na elke demonstratie biedt de enge Rus ons de wapens aan, opdat we ze ook liefdevol zouden strelen. Waar zijn we terechtgekomen?

Het is duidelijk dat dit museum niet veel te maken heeft met de geschiedenis van het communisme in Tsjechoslowakije. Overigens zou je hier een museum van de StB – Štátna bezpečnost–mogen verwachten, de Tsjechische tegenhanger van de KGB, net zoals je in Leipzig een Stasi-museum kunt bezoeken. Wat ik hier zie is niet meer dan een samenraapsel van voorwerpen die weliswaar iets met het communisme te maken hebben, maar zijn ze afkomstig uit de Tsjechoslowaakse context of werden ze geïmporteerd uit Rusland? Het KGB-museum heeft niets met Tsjechische Vergangenheitsbewältigung te maken. Dit is memoriële oplichting. Argeloze toeristen worden hier 14 euro lichter gemaakt, maar er is ook een politieke agenda. Dat blijkt uit een fotoreeks die wordt voorgesteld onder de titel ‘De Praagse lente vanuit een Sovjetoogpunt’. Je ziet een aantal vergeelde foto’s van Russische militairen die de stad bezoeken, in de nadagen van de inval van augustus 1968. Ze poseren glimlachend op de Karelsbrug, bij de mini-Eiffeltoren op de Petrin-hoogte, naast de astronomische klok in de oude stad, enz. Maar wat opvalt is de ontstellende leegte in de straten, de totale afwezigheid van de inwoners van Praag. Dat maakt van de foto’s een scherpe veroordeling van de bezetting. Ze suggereren passief verzet van de lokale bevolking. Maar in de context van dit merkwaardige museum krijgen ze een andere betekenis: naast de beelden van de overwinningsparade tegen het nazisme op het Rode Plein, de portretten van alle bazen van de KGB, de kalasjnikovs en andere Sovjetwapens, worden de foto’s de ophemeling van de voorbije glorie van de Sovjet-Unie.

Een Rus in Praag

En wat te denken van het personage met zijn Stalin T-shirt? Ik vraag hem wat het oranje-zwart lintje op zijn borst betekent. Een beetje kortaf antwoordt hij mij dat het een tsaristische decoratie is. Van een snelle zoektocht op internet steek ik op dat het Sint-Jorislintje inderdaad een onderscheiding voor militaire moed was uit de tijd van de tsaren. Ze werd overgenomen door het Sovjetregime en is vandaag nog altijd een symbool van Russisch nationalisme. In verkiezingsperiodes deelt Poetins partij er duizenden uit. Ik verneem nog dat de man afwisselend in Praag en Sint-Petersburg woont. Veel wordt nu duidelijk. Deze Rus heeft niets te maken met het Tsjecho-Slowaaks historisch geheugen. Hij is een Russische nationalist die heimwee heeft naar de tijd toen zijn land een wereldmacht was – onder de tsaren en tijdens de Sovjet-Unie – en die nu de politiek van president Poetin steunt om Rusland terug op de kaart van de grote mogendheden te plaatsen. Zijn ‘museum’ in Malastraná brengt hem vermoedelijk een aardige duit op en bovendien ziet hij zich als een voorpost van het Russisch nationalisme. Dat dit pittoresk en onrustwekkend personage op die manier de Tsjechische herinnering aan het communistisch regime kan kapen is toch wel verwonderlijk.

De wegen van het historisch geheugen zijn ondoorgrondelijk. De ironie wil dat de twee plekken in Praag waar de communistische periode wordt aanschouwelijk gemaakt voor een internationaal publiek door een Amerikaan en een Rus zijn opgericht. Maar herkennen de Tsjechen zich in het verhaal dat het Museum of Communismen het KGB-museum vertellen? Daar ben ik niet van overtuigd. Niemand heeft een monopolie op het historisch geheugen en als de Tsjechen zelf hun verhaal niet vertellen is het niet verbazend dat anderen het doen met een eigen ideologische en commerciële agenda. In dat opzicht is de omvorming van de 40 jaar communisme tot een toeristisch product niet verschillend van de exploitatie van de barokke oude binnenstad of van het kasteel dat boven Praag troont. Want de val van de Muur in 1989 en de overwinning van het kapitalisme hebben van Europa definitief een pretpark gemaakt waar geschiedenis en cultuur herleid zijn tot consumptieartikelen, ter vermaak van de toeristische massa’s en ter verrijking van gewiekste entrepreneurs.

Lees hier ook bijdrage 1 en 2 van deze driedeligereeks.

Luc Rasson is gefascineerd door de manier waarop het verleden het heden blijft bepalen. In zijn laatste boek, 'Het lijk van de dictator', illustreert hij dat aan de hand van de lotgevallen van het stoffelijk overschot van respectievelijk Franco, Mussolini en Pétain.

Commentaren en reacties