JavaScript is required for this website to work.
post

Koning Albert I en de Groote Oorlog

Theo Lansloot15/11/2017Leestijd 8 minuten
Albert I, koning-ridder?

Albert I, koning-ridder?

foto © Reporters

De herdenking van Wapenstilstand afgelopen zondag doet Theo Lansloot in de geschiedenis van de oorlog en het Belgische koningshuis duiken.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Afgelopen zondag werd zoals gebruikelijk op 11 november de wapenstilstand herdacht die een einde maakte aan Wereldoorlog I. Meteen een goede gelegenheid om even terug te denken aan de multimediashow die de BBC, samen met de stad Ieper, daar op 30 en 31 juli bracht ter herdenking aan de slag van Passendale honderd jaar geleden.

Het ook op tv live uitgezonden programma was aangrijpend en technisch uitstekend gebracht met als indrukwekkende achtergrond de wederopgebouwde Grote Markt en Lakenhalle.

Sommige Britse presentatoren deden een inspanning om de naam van de in het gebeuren voorkomende plaatsen zo uit te spreken dat zij vrij dicht bij de oorspronkelijke benaming lagen. Toch blijft het ergerlijk dat de meeste Britten het nog altijd hebben over bijvoorbeeld Bruges, Furnes en Ypres. Velen denken trouwens dat dit de echte namen zijn en dat Brugge, Ieper en Veurne recente Vlaamse fratsen zijn. Meestal laat het hun echter gewoon koud omdat zij in hun geschiedenisboekjes nu eenmaal de tijdens Wereldoorlog I door de Belgische overheid verfranste namen hebben geleerd. Op dat vlak is er nog veel werk aan de winkel. Misschien kunnen de ambassades in Brussel en Londen en vooral de Algemene Afvaardiging van de Vlaamse Regering in het VK daar wat aandoen.

Inhoudelijk roept het programma vele vragen op omtrent het hoe en waarom van die vreselijke slag en de rol die bepaalde hoofdpersonen daarbij speelden.

Brits Imperium

De genodigden en de v-kijkers zagen alles waarvoor het Britse Imperium in die tijd bekend stond: pracht en praal, keurig in de pas marcherende soldaten, militaire muziekkapellen, zangkoren, Schotse doedelzakspelers, kransen, toespraken…

Kortom, het hele programma greep grotendeels terug naar het Britse Rijk toen het nog het grootste imperium aller tijden was. Kort na de Eerste Wereldoorlog omvatte het een bevolking van 458 miljoen mensen, zowat een kwart van de toenmalige wereldbevolking. Vele Britten denken dat het Verenigd Koninkrijk nog steeds dezelfde grootmacht is, wat ten dele de brexit verklaart.

De werkelijkheid is natuurlijk gans anders en de voortdurende toestroom van migranten van over de hele wereld zal het VK nog ingrijpender veranderen. De impact zou groter zijn mocht Schotland zijn drang naar zelfstandigheid omzetten in daden en/of Noord-Ierland bij de Republiek Ierland aansluit.

Het Huis Windsor

 Pas in 1917 verving koning George V het Duits klinkende Saksen-Coburg Gotha door het Huis van Windsor.

De Britse monarchie stond aan het hoofd van een machtig imperium en achtte zich daarom boven alle overige vorstenhuizen verheven. De drie andere groten waren het keizerrijk Rusland, de Donau-monarchie en het pas in 1871 tot stand gekomen Duitse keizerrijk. Het toenmalige Huis Saksen-Coburg Gotha was verwant met vrijwel alle andere Vorstenhuizen in Europa. Uiteraard rezen er soms problemen. Dit was vooral het geval met de ambitieuze Duitse keizer Wilhelm II die in 1888 aan de macht kwam.

Zijn ‘Nieuwe Koers’ richtte zich op een toenadering tot het Britse Rijk. In 1890 verlengde hij het ‘Herverzekeringsverdrag’ met Rusland niet. De Tsaar zocht daarom toenadering tot Frankrijk om aldus desnoods een tweefrontenoorlog tegen Duitsland mogelijk te maken. De aanvankelijk betere relatie met Engeland verslechterde snel, onder meer door de Duitse steun aan de Zuid-Afrikaanse Boeren in de Tweede Boerenoorlog en de opbouw van de keizerlijke marine. Wilhelm II vond namelijk dat zijn keizerrijk een koloniaal rijk met een grote zeemacht moest worden. Deze visie dreef al snel de voordien traditioneel neutrale Britten in het kamp van de tegenstanders van Duitsland waaronder in de eerste plaats Frankrijk.

In plaats van te proberen oplossingen ‘onder neven’ te vinden voor die wrijvingen, wat allicht mogelijk was geweest, liet de Britse monarchie de actie grotendeels over aan politici en onbekwame militairen zoals generaal Douglas Haig. De Britse premier David Lloyd George was eerst tegen Haigs plan gekant maar stemde er uiteindelijk toch mee in.

Winston Churchill

Hij was wellicht een van de meest oorlogszuchtigen van die politici. Aanvankelijk ergerden hem vooral de ambities van Wilhelm II kolonies te stichten en van zijn rijk een zeemacht te maken. Tijdens de Tweede Boerenoorlog in Zuid-Afrika was Churchill oorlogscorrespondent. De Boeren namen hem krijgsgevangen maar in 1899 wist hij te ontsnappen. Hij raakte in Mozambique en vandaar per schip terug naar Zuid-Afrika waar hij zich als een held naar het front haastte.

Toen de Eerste Wereldoorlog begon was Churchill minister van Marine. Lang voordien was hij al bezig met de Britse marine op oorlogsvoet te brengen. Toen de oorlog uitbrak, kon hij zo bogen op de machtigste vloot ter wereld. Duitse oorlogsschepen brachten de Engelse marine niettemin grote verliezen toe.

Churchills oorlogsdrang was groot. Hij ontsloeg veel oudere medewerkers en had geen respect voor de neutrale landen. Hij bedacht een ambitieus plan om het Osmaanse Rijk, een bondgenoot van het Duitse keizerrijk, ten val te brengen. De slag om het schiereiland Gallipoli in 1915 mislukte echter en 3000 Britse soldaten kwamen om het leven. Door die mislukking verloor Churchill zijn functie als admiraal en kreeg hij de bijnaam ‘Slager van Gallipoli’.

Churchill moest ook aftreden als minister van Marine maar werd in de volgende regering opgenomen als minister zonder portefeuille. Ondanks hevig protest werd hij daarna zelfs minister van Munitie.

De zelfmoord van Europa

De Eerste Wereldoorlog betekende zowat de zelfmoord van Europa. In het BBC-programma toen kwam dat helemaal niet aan bod.

In 1917 bracht de Oktoberrevolutie de tsaar ten val. Er kwam een eind aan de eeuwenoude Donau-monarchie. Oostenrijk werd een betrekkelijk klein land zonder directe toegang tot de zee. Door de val van de Donau-monarchie en de ontbinding van het Osmaanse Rijk kreeg Europa te maken met de Balkan, de etnische lappendeken met landen die onderling geregeld overhooplagen en liggen. In Duitsland leidde het ‘dictaat van Versailles’, via de wankele Weimar-republiek, regelrecht naar de machtsovername door Hitler in 1933.

Wereldoorlog I was het begin van het einde van het Britse Imperium. Hij leidde haast als vanzelf naar Wereldoorlog II die op 10 mei 1940 begon met Winston Churchill als Brits premier. Op 23 augustus 1939 was het Von Ribbentrop–Molotov pact getekend op grond waarvan Stalin tijdens de Poolse campagne met nazi-Duitsland samenwerkte. Op 21 juni 1941 gingen de Geallieerden niettemin een bondgenootschap aan met Stalin wiens dictatoriale wandaden die van Hitler in alle opzichten doen verbleken.

Albert I

Als enig staatshoofd voerde hij zelf zijn strijdmacht aan. Hij kende geen woord Nederlands en vertikte het die taal te leren. Frans was de enige officiële voertaal in het leger dat nochtans in overgrote meerderheid uit arme Vlaamse jongens bestond. Velen sneuvelden omdat zij gewoon de bevelen niet begrepen. ‘Pour les Flamands la même chose’ klonk het. In 1918 kwamen heel wat Vlaamse soldaten in opstand omdat de taalwetten niet werden toegepast. Tal van hen werden ter dood veroordeeld in een taal die zij niet begrepen en geëxecuteerd zonder dat zij zich konden verdedigen. Op een oude pompsteen in het verwoeste frontdorp Merkem stond te lezen: ‘Hier ons bloed, wanneer ons recht’. De steen werd in 1933 naar de crypte van de IJzertoren overgebracht.

De Franse militair attaché bij de koning, Eugène Génie, verweet de koning zijn militaire onbekwaamheid en leerde wel Nederlands of ‘flamand’ in die tijd.

Albert I was er lange tijd van overtuigd dat Duitsland de oorlog zou winnen. Hij plaatste zijn leger nooit onder geallieerd bevel, nam aan geen enkel geallieerd offensief deel en verbood zijn regering in Le Havre kritiek op Duitsland te uiten. Pas als op 6 april 2017 de VS Duitsland de oorlog verklaarden, besefte hij dat de balans was omgeslagen. Het duurde tot de oorlog haast voorbij was vooraleer het Belgisch leger aan een geallieerd offensief deelnam.

Daarentegen peilde Albert al in 1915 of de Duitse regering niet bereid was een compromisvrede te sluiten. De gesprekken daaromtrent werden gevoerd in Zwitserland door twee personen. De eerste was zijn goede vriend en persoonlijke raadgever professor Emile Waxweiler. Die was directeur van het Solvay-Instituut voor Sociologie van de Brusselse universiteit en sprak in tegenstelling tot de koning uitstekend Nederlands. De tweede was Alberts Beierse aangetrouwde schoonbroer Hans Veit Graf zu Törring-Jettenbach. Het was een persoonlijk initiatief, niet gedekt door zijn regering die helemaal buiten spel stond.

Uit de inofficiële besprekingen bleek dat Duitsland bij zijn eis bleef dat België zijn neutraliteit opgaf en aan Duitsland het recht toekende troepen door te laten. Dat was precies wat in 1914 was geweigerd.

Verder zou Duitsland ook het recht krijgen om bepaalde delen van België (met name de kust) te bezetten en betrokken te worden bij het bestuur van sommige spoorlijnen en van de haven van Antwerpen. België diende een soort economische unie aan te gaan met Duitsland dat een stuk Belgisch grondgebied aan zijn grenzen mocht inlijven.

In ruil zou België delen van Frans-Vlaanderen zoals Roubaix (Robaais) en Tourcoing (Toerkonje) en mogelijk zelfs grondgebied van het neutrale Nederland mogen inlijven. In de eerste plaats kwam Zeeuws-Vlaanderen daarvoor in aanmerking. Uit het verder verloop van de besprekingen blijkt dat Albert bereid was op bepaalde van die voorstellen in te gaan maar alleen als België opnieuw volledig onafhankelijk en soeverein werd. Hij wilde echter geen grondgebied afstaan noch inlijven. Daarenboven verwachtte hij van Duitsland een fikse schadevergoeding om zijn land terug op te bouwen.

Voor Duitsland was dat alles onaanvaardbaar. Berlijn zag België slechts als een Duitse vazalstaat.

Tot ongenoegen van Albert I verklaarde de Belgische regering op 14 februari 1915 plechtig dat België samen met de geallieerden zou blijven strijden tot ‘recht had gezegevierd’. Tegelijkertijd zegden Frankrijk, Groot-Brittannië en Rusland België toe geen vrede te zullen sluiten voordat het land opnieuw helemaal onafhankelijk was en ruimschoots vergoed voor de geleden schade. Zij kondigden een groot offensief aan in 1916.

Een compromisvrede met Duitsland kwam er niet. Wel kwam aan het licht dat Albert I daar naar had gestreefd. Vooral de conservatief-katholieke krant Le XXième siècle verweet de koning te weinig sympathie voor de geallieerde zaak en herinnerde aan de Duitse oorsprong van het koningshuis. Op 20 februari 1916 meldde de krant dat er in het Britse parlement vragen waren gesteld over Duitse vredesvoorstellen aan Albert I.

Op 11 november 1918 was de oorlog voorbij. Op 22 november was de koning al terug in Brussel. In het parlement eiste hij strenge straffen voor al wie aan de Duitse nederlaag ooit maar had durven twijfelen. Zijn eigen jarenlange twijfel was vergeten. De regering die de hete adem van de socialistische en de Vlaamse beweging in de nek voelde zweeg.

Emile Waxweiler werd op 26 juni 1916 in Londen door een autobus overreden. Hij nam zijn geheim in zijn graf mee. Ook graaf Törring en uiteraard Albert I zelf hielden hun mond.

In de jaren 60 van de vorige eeuw raakten de aantekeningen van Albert I zelf toch bekend. Het was een ware schok, want de onthulling van zijn pogingen om tot een compromisvrede met de Duitsers te komen klopte helemaal niet met de mythe van de ‘Koning Ridder’. Toch maakte die mythe hem ondanks alles tot één van de populairste Belgische vorsten en dat niet alleen hier maar ook in het buitenland. Symptomatisch voor dit tweelandenland blijkt uit het tv- en radioprogramma De grootste Belg eind 2005 dat Albert I in de Nederlandstalige versie slechts nummer 126 is en nummer 12 in de Franstalige versie.

De Vlaamse en de sociale beweging

In Vlaanderen waren die bewegingen soms verbonden en dan weer gescheiden. De passieve of apolitieke fase (ca. 1830-1860) was de tijd dat culturele flaminganten de Vlaamse beweging op de kaart zetten en de socialisten en daarna ook de christendemocraten de sociale. Tijdens de actieve of politieke fase (ca. 1860-1890) werkten flaminganten kortstondig samen met de eerste arbeidersorganisaties. In de maatschappelijke fase (ca. 1890-1914) braken zowel de Vlaamse als de socialistische beweging door. Wereldoorlog I versnelde die evolutie.

Onmiddellijk na Wereldoorlog I gingen koning en regering zoveel in op de eisen van de Waalse socialisten dat die van de weeromstuit zeer koningsgezind werden en zo hun taalprivilege in België veiligstelden. Vandaag is dat samen met Franstalig Brussel nog altijd zo.

Het tijdens de oorlog ontstane onafhankelijkheidsstreven in Vlaanderen kon niet op zoveel welwillendheid van Hof en regering rekenen. Het voornaamste doelwit van de overheidsrepressie waren de zogenaamde activisten die in 1915 de Raad van Vlaanderen stichtten met de bedoeling het bestuur over de bezette gebieden over te nemen. Zij stuitten op een Duits veto maar konden wel bereiken dat de Gentse universiteit werd vernederlandst. In 1919 ontstond het ‘Vlaamsche Front’ als politieke partij. Zij blijft beter bekend onder haar officieuze naam van Frontpartij. Zij ontstond enerzijds uit de Vlaamse Frontbeweging en anderzijds uit activisten uit de Eerste Wereldoorlog. Zij kan beschouwd worden als de eerste echte Vlaams-nationalistische partij en ijverde aanvankelijk vooral voor amnestie van de activisten. Die kwam er pas tegen het einde van de jaren 20. Het Vlaams-nationalisme is echter zo oud als België. Tot 1919 vonden flaminganten onderdak in bestaande partijen en vooral in de Katholieke Partij.

Conclusie

Beide koningshuizen dragen een grote verantwoordelijkheid voor de verschrikkelijke slachting in Passendale.

Hun vertegenwoordigers speelden bij de herdenking in Ieper een hoofdrol. In hun toespraken bleef het bij terecht medeleven met de duizenden gevallenen maar van enige kritiek op de verantwoordelijken die een hele generatie de dood injoegen was geen sprake. Prins William had tenminste kort kunnen verwijzen naar niet alleen het Britse oorlogskabinet met iemand als de oorlogzuchtige Winston Churchill maar ook naar de onbekwame generaals en de monarchie zelf die ze liet begaan. Hij deed er evenwel het zwijgen aan toe.

Koning Filip had even kunnen refereren naar de dagboeken van zijn overgrootvader, maar hield zijn mond.

Er waren geen Duitse gasten te bespeuren. Nochtans waren de Britten en Fransen toen geen haar beter dan de Duitsers of de Oostenrijkers. Het was geen heilige oorlog van goed tegen kwaad maar een Europese broederstrijd waarbij aan beide zijden ontzettend veel jonge mannen het leven lieten. Volgens ramingen verloren de Britten In Passendale 310.000 mannen en de Duitsers 260.000.

Theo Lansloot (1931 -2020) was licentiaat handels- en financiële wetenschappen. Hij was als ambassadeur op rust publicist bij verschillende media. Door zijn professionele achtergrond was hij welbeslagen inzake diplomatie en internationale politiek. Ook volgde Theo de verhoudingen tussen Nederland en Vlaanderen op de voet.

Commentaren en reacties