JavaScript is required for this website to work.
post

Kroniek van een Vlaamse revolutie

Marc Vincké29/12/2018Leestijd 7 minuten
De Slag bij Kassel, 23 augustus 1328 .

De Slag bij Kassel, 23 augustus 1328 .

foto © Reporters

Een Vlaams democratisch experiment werd in Kassel door Frankrijk in bloed gesmoord. Boeren en stedelingen wilden hun eigen baas zijn.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Dit jaar, 2018 was het 690 jaar geleden dat een Vlaamse krijgsmacht, bestaande uit gilden-milities uit de voornaamste steden van het graafschap Vlaanderen, samen met de vrije boeren uit het Kustland, slag leverde met een Frans ridderleger. De Vlamingen werden te Kassel na een korte maar hevige strijd verpletterd. Daarmee kwam een einde aan de eerste democratische revolutie die ooit in de Nederlanden heeft plaatsgevonden. En dat kreeg dit jaar te weinig aandacht.

1302

In 1302 had het ‘verachte’ gewone volk in het graafschap Vlaanderen de Franse ridders een onvergetelijke en historische nederlaag toegebracht. In een monsterverbond met het Vlaamse grafelijke Huis van Dampierre hadden de ‘Klauwaarts’ volksregeringen geïnstalleerd in de voornaamste steden van het graafschap en de koningsgezinden geneutraliseerd.

De Dampierres, beducht voor het Frans expansionisme en het daarmee collaborerend Patriciaat (Lelieaarts), steunden op deze ‘volkssoevereiniteit’ om hun autonomie ten opzichte van Frankrijk te vrijwaren, bang als zij waren om Vlaanderen aan de Franse Kroon te verliezen.

Philips de Schone stuurde na 1302 een nieuw leger. In 1304 kwam het tot een treffen aan de Pevelenberg. De strijd bleef onbeslist. Volgens het middeleeuws recht eisten de Fransen de overwinning op, omdat zij ter plaatse op het slagveld waren gebleven en Vlamingen zich hadden teruggetrokken. 

Een onduldbaar dictaat

Militair was de toestand onhoudbaar zodat het tot onderhandelingen kwam. In ruil voor vrede, werden aan Vlaanderen bijzondere strenge voorwaarden opgelegd. De ‘vrede’ van Athis-sur-Orge in 1305 was een ‘Misera Pax’ zoals een tijdgenoot bitter opmerkte. Graaf Robrecht van Béthune en zijn onderhandelaars, kregen de opdracht dit verdrag de burgers aan te smeren. Brugge weigerde, als eerste belangrijke stad, alle medewerking. Tot dan toe had de grafelijke macht op de Volksklasse gesteund. Dat zou spoedig veranderen.

Na de ondertekening van dit vernederende dictaat, dat de Vlamingen verdeelde, werd de verhouding tussen de Vlaamse adel en het volk almaar koeler. De Vlaamse stadsdemocratieën, die zich sinds 1302 stevig ontwikkeld hadden, verwierpen de gedwongen heropname van de koningsgezinde Patriciërs. De Lelieaarts probeerden daarop Kust-Vlaanderen en zijn vrije landbouwers te koloniseren.

De enorme fiscale last, door de Franse koning aan Vlaanderen opgelegd bij het verdrag van Athis-Sur-Orge opgevolgd door het even zware verdrag van Athis en Pontoise (1312), woog bijzonder zwaar door op de Vlaamse economie en werd door de Vlaamse adel en clerus maar wat graag doorgeschoven naar de Derde Stand. Wat bij het ‘Gemeen’ veel woede opwekte.

1.500.000 pond

De hongersnood van 1316, veroorzaakt door enkele slechte jaren in de landbouw, verdiepte de crisis. Daar bovenop kreeg Vlaanderen te maken met een kwaadaardige epidemie die in Ieper zowat 10% van de bevolking uitroeide.

In 1317 bedroeg het totaal van de som die Vlaanderen aan de Koning verschuldigd was, in de gangbare munt van die tijd, 1.500.000 pond Parisis. Dat moet, rekening gehouden met het beperkte middeleeuwse geldverkeer en de gebrekkige inning ervan, een fabelachtig bedrag zijn geweest.

De nieuwe Vlaamse graaf Lodewijk II van Nevers legde op 6 maart 1323 in Parijs zijn eed af als vazal van de opvolger van de overleden koning, Karel IV. Hij werd gedwongen alle Frans-Vlaamse verdragen te bekrachtigen. Zo werd Lodewijk, voor zolang hij regeerde, een makke leenman in de handen van de koning. Beducht voor de reactie van de steden en het platteland, beval Lodewijk zijn Heren en zijn administratie om de oorlogsbelasting niet zelf te gaan opeisen: ‘…que nuls chevaliers ne echevins ne hommes portant leur draps ne puissent estre pionteurs de ce que li communs paiera’. De inning van deze zware belasting liet hij over aan Italiaanse fiscale specialisten.

De graaf wist van wanten. Hij deed zich echter voor als een slachtoffer van de koning. Toen de toestand hem uiteindelijk ontglipte, riep hij de hulp in van zijn leenheer Karel IV die aarzelde om hem met een krijgsmacht te helpen, bevreesd als hij was voor een herhaling van 1302. 

‘WI WILLEN VAN DEN KERELS ZINGHEN’

Onder de leiding van ‘Hooftmannen’ – door middeleeuwse kroniekschrijvers zoals Jean Froissart steevast ‘Les compagnons de l’ esmeute’ genaamd – werd de strijd tegen de sociale en de nationale onderdrukking aange­vat. De vrije boeren van het Kustland weigerden de extra belasting te betalen. De ‘Kerels’, uit de Kasselrijen van de Polderstreek, Veurne-Ambacht, Bergen-Ambacht (Sint Winoksbergen), het Brugse Vrije, de Vier-Ambachten (nu Zeeuws-Vlaanderen) en tot in het Land van Waas toe, kwamen als eersten in opstand. Volgens de historicus H. Pirenne was het doel van de revolte: ‘het in­richten van een Landbouw-democratie en van een Landbouwregime, waarin de grond volledig zou toebehoren aan wie hem bewerkten.’ 

In 1323 mislukte het overleg tussen graaf Lodewijk enerzijds en de revolutionairen anderzijds in de abdij van Ter Duinen. Het bewind van de graaf werd omvergeworpen door de vrije herenboeren van het Vlaamse platteland en hun geallieerden, de gilden uit de steden. De graaf vluchtte naar Frankrijk.

Democratisch verkozen hoofdmannen, zoals Nikolaas Zannekin, Segher Janssone, Jacob Peyt, Lambert Bonin en Willem de Deken stelden overal ‘commissarissen’ aan om het volksbewind te consolideren. De stad Ieper bezweek als laatste grafelijk bastion. Nicolaas Zannekin uit Lampernisse, ‘Hooftman’ in Veurne-Ambacht, deelde de bezittingen van de Patriciërs aan het uitgehongerde en dankbare volk uit. Herhaalde pogingen om ook in Gent een volksbewind te installeren mislukte. Hardnekkig bleef Gent de graaf trouw.

Interdict

Op verzoek van de Franse koning werd in april 1326 door Johannes XXII, de toenmalige paus van Avignon, het Interdict over de opstandige Vlamingen hernieuwd. Deze geldgeile Avignon-paus heerste van 1316 tot 1334. Volgens de dichter Francesco Petrarca, die toen in Avignon verbleef, was hij ‘beladen met goud en gehuld in purper’. De weelde van de kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders ontging ook de arme en uitgeperste middeleeuwse mens niet!

Karel IV dicteerde bovendien aan Vlaanderen de ‘Vrede van Arkes’ en deed er nog een belastingschepje bovenop. Maar het Vlaamse volksbevrijdingsleger, ondanks de kerkban en de bedreigingen van de koning, ontwapende niet. De beweging radicaliseerde en onder Jacob Peyt, hoofdman van Sint-Winoksbergen, werden anti-volkse elementen opgespoord en terechtgesteld. Jacobs plattelandsguerrilla tegen hen die: ‘de rijken meer beminden dan hun eigen volk’ of zijn fel antiklerikalisme: ‘dat hij nog slechts wenste één geestelijke te zien en dan nog opgeknoopt’ veroorzaakte onrust.

Het interne conflict mondde uit in een gevecht tussen die van Bergen en die van Veurne. Peyt sneuvelde in het gevecht. Jacob werd door gezagsgetrouwe geschiedschrijvers beschreven als: ‘een zeer wrede bouve, ende groot viant der Heiligher kercke’. Zijn lijk werd na de nederlaag bij Kassel als ’ketter’ opgegraven en verbrand.

Een machtswisseling in Frankrijk maakten dat de Vlamingen tot 1328 hun gang konden gaan. De Brugse burgemeester en leider van de volksopstand, Willem de Deken, voerde intussen gesprekken met de Engelse koning Edward III om die ertoe te bewegen zich op te werpen als Frans kroonpretendent. Edward hield de boot af wegens te veel problemen met de Schotten.

De Franse koning trekt op tegen de rebellen.

Na zijn kroning in Reims besloot de nieuwe Franse koning, Filips VI van Valois, de Vlaamse graaf – die de hele tijd aan het hof in Compiègne verbleef – in zijn gezag te herstellen. Hij wou een kruistocht tegen de ketters in het noorden organiseren, die de: ‘door God zelf gewilde orde’ wilden omverwerpen. Een democratisch volksbewind in het door de Franse koning zo begeerde graafschap Vlaanderen, dat bovendien faam had verworven tot over de landsgrenzen heen, kon niet worden getolereerd. Het moest worden vernietigd!

Op bevel van Philips stroomde vanuit alle delen van Frankrijk het krijgsvolk toe, aangevuld met Vlaamse collaborateurs, Henegouwers, Luxemburgers en hulptroepen uit Bohemen. Op 22 juli 1328 verzamelde het Franse leger zich in Artesië. Het Franse leger trok de grens over. De koning stuurde de graaf en zijn handlangers op brandschatting uit. Zij mochten hun eigen land gaan verwoesten. Onder hen bevond zich de oom van Lodewijk van Nevers, Robrecht van Kassel.

Op zaterdag 20 augustus 1328 stond het leger aan de voet van de Kasselberg. Op de berg wachtten hem de Vlamingen. Zannekin was er slechts in geslaagd 20.000 man bijeen te krijgen. De andere milities bleven de steden bewaken. Zolang het Vlaamse leger op de heuvel bleef konden de Fransen weinig tegen hen uitrichtten.

Op dinsdag 23 augustus 1328, rond 5 uur in de namiddag waagden Nicolaas en zijn strijdmacht een verrassingsaanval op het centrum van het Franse leger met de bedoeling de koning gevangen te nemen of te doden. Aanvankelijk liepen de Vlamingen met gemak de voorhoede van het Franse leger onder de voet. Maar de teruggekeerde ruiterij van Robrecht van Kassel viel onverwachts de Vlaamse militie in de flank aan.

De Vlamingen hielden stand. In kroon opgesteld en met hun lange gevreesde Goedendags bewapend, konden de Fransen het Vlaams gelid niet doorbreken. Listig werd in de richting van de Kasselberg een opening in het Franse leger gemaakt. De Vlamingen trapten in de val, verbraken hun strategische formatie en probeerden in wanorde terug te wijken naar Kassel. Zij werden onder de voet gelopen door de aanstormende Franse soldaten en vochten er tot de laatste man. De twee aanwezige hoofdmannen Nicolaas Zannekin en Winok de Fiere sneuvelden in de eindstrijd.

‘Pour chou k’il voloient meismes demourer signeurs’

Omdat zij zichzelf wilden besturen 

Van al wie tegen de koning en de graaf hadden gestreden werden de goederen aangeslagen en verbeurd verklaart. De leiders van de opstand werden opgespoord, gemarteld en opgehangen. Stadsomwallingen moesten worden gesloopt. Wapentuig van de stedelijke milities moest worden ingeleverd. De Vrije Boeren verloren alles en werden bedelaars.

De Franse middeleeuwse historiograaf, Jean Froissart, schildert Nicolaas Zannekin af als een muiter, behorend tot het gepeupel. Maar afgaande op de lijst van de toenmalige verbeurdverklaringen, behoorde hij in Kust-Vlaanderen tot de vrij gegoede stand. Na de oorlog keerde de graaf naar zijn graafschap terug. Lodewijk van Nevers en zijn oom Robrecht kregen van de koning 1/3de van de opbrengst van de in beslag genomen goederen met een duidelijke waarschuwing: ‘… car si je y revenoie plus, se serait a mon profi et a votre dommage’.

Opnieuw werd aan Vlaanderen een bijkomende belasting opgelegd. Daar bovenop verrijkten de graaf en zijn oom zichzelf nog eens extra door het opleggen aan de opstandige steden van een eeuwigdurende jaarrente. De leider van de opstand, de naar Antwerpen gevluchte Brugse burgemeester Willem de Deken, werd uitgeleverd aan Frankrijk. Te Parijs werd hij gemarteld en bekende. Hij werd vanwege zijn ‘afschuwelijke misdaden, waaronder hoogverraad’ gevierendeeld en opgehangen aan de galg van Montfaucon.

Kei

Pas in 1339 beseften de Franse koning en zijn adellijke aanhang dat zij een kei niet konden stropen. In een ordonnantie beval hij de stopzetting van de opeenvolgende waanzinnige oorlogsbelastingen. De rest van de 14de eeuw zou het in Vlaanderen onrustig blijven. De ongunstige geografische ligging van Vlaanderen belette het om zijn totale zelfstandigheid te verwerven. De Honderdjarige Oorlog tussen Frankrijk en Engeland kwam eraan waarbij het graafschap, ondanks het streven naar neutraliteit, toch betrokken raakte (invoer Engelse wol).

De gilden bleven zich hardnekkig verzetten tegen de pré-bourgeoisie (het Patriciaat). Zij probeerden met wisselend succes vertegenwoordigd te blijven in de stadsregeringen. Een evolutie die ook in het naburige hertogdom Brabant vooruitgang boekte. In geen enkel ander land van het Westen kwam dit bestuur door de ‘neringen’ tot zulk een hoge bloei als in het graafschap Vlaanderen. Noord-Italië uitgezonderd, waar een vergelijkbare stadstaat-structuur was ontstaan.

Laten wij ‘Les Compagnons de l’esmeute’ niet vergeten: Omdat zij hun eigen baas wilden zijn

De auteur is redactielid bij VOS

Commentaren en reacties