JavaScript is required for this website to work.
post

Lage productiviteitsgroei brengt verzorgingsstaat in gevaar

Paul Becue9/1/2020Leestijd 5 minuten

foto © Reporters / PPE

Onze sociale zekerheid is gebaat bij economische groei. Daarom moeten we inzetten op een ondernemingsvriendelijk landschap

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

De Belgische economie kon er lang prat op gaan dat het een van de meest productieve was in de wereld. Maar sinds een paar decennia zit de mot er duidelijk in.

Nationale Bank

Binnen een goede maand publiceert de Nationale Bank opnieuw haar jaarverslag waar reikhalzend naar wordt uitgekeken. Het is één van de belangrijkste rapporten over de Belgische economie, samen met dat van de OESO, de vooruitzichten van de Europese Commissie en het Internationaal Monetair Fonds.

Een constante bij de Nationale Bank de laatste jaren is dat de lage productiviteitsgroei  van de Belgische economie een zorgenkind is, en nu zal het opnieuw zo zijn. De productiviteit meet de geproduceerde hoeveelheid per productiefactor gedurende een bepaalde tijdseenheid (bv. een jaar).

Beperkte productiviteitsgroei

De jaren 1970 waren de hoogtij voor de productiviteitsgroei met een jaarlijkse gemiddelde toename van 4,3 procent. Dit kwam er vooral door de toenemende automatisering in de industrie. De laatste twintig jaar is dit slechts gemiddeld 0,8 % procent.

Het is een van de redenen waarom de Belgische economie sinds meer dan een decennium niet meer dan 2 procent per jaar groeit. De laatste jaren schommelde de groei van het BBP (Bruto Binnenlands Product) steevast tussen 1,4 en 1,7 procent.

Beperkte groei brengt de verzorgingsstaat in gevaar

De economische groei is onvoldoende om onze sociale verzorgingsstaat te financieren, vooral gelet op de toenemende vergrijzing. Toen de overheid de verzorgingsstaat uitbouwde, ging men immers uit van een zekere groei om die te kunnen financieren. De uitgaven voor de pensioenen en de ziekte- en invaliditeitsverzekering dreigen binnenkort echter uit de pan te springen.

De vergrijzingscommisie verwacht dat de sociale uitgaven in 2047 29,1 % van het BBP zullen bedragen, tegenover 25,5 % nu. Dit komt vandaag overeen met een jaarlijkse meeruitgave van 17 miljard euro, en we vermoeden dat dit nog een optimistische prognose is.

We hebben er reeds op gewezen dat de Belgische publieke schuld (dus zonder de ondernemings- en particuliere schulden) zich een beetje boven de 100 % van het BBP bevindt. Maar in werkelijkheid is het nog veel erger. In België (net zoals in Frankrijk, Spanje en Portugal) geldt immers het repartitiestelsel: het impliceert dat de huidige wettelijke pensioenen (eerste pijler) worden betaald uit de lopende fiscale ontvangsten. Er werd geen spaarpot aangelegd om de aangegane toekomstige pensioenverplichtingen, die werden opgebouwd gedurende de carrière van een werknemer, te financieren. In België bestaat er zo een verborgen pensioenschuld, die volgens sommige schattingen tot zelfs 600 procent van het BBP bedraagt!

Maar het toont aan dat het voorstel om iedereen een minimumpensioen van 1.500 euro te betalen niet zo eenvoudig is: 1,2 miljoen Belgen zouden daar nu netto onder zitten. Nederland is dan veel beter af: daar werd in de diverse pensioenfondsen een omvangrijke spaarpot aangelegd. Bij België is dit enkel gebeurd voor de tweede pijler, de pensioenstelsels verschaft door de bedrijven (bv. groepsverzekering). Dit laatste is een kapitaaldekkingsstelsel.

Diverse redenen

Men haalt diverse redenen aan voor de lage productiviteitsgroei. Een eerste is er het feit dat het aandeel van de industrie in België sterk gedaald is van 37 % van het BBP in 1970 tot circa 14 % nu. De dienstensector is moeilijker vatbaar voor automatiseringsprocessen, en dus productiviteitswinsten. De Verenigde Staten zijn er echter wel in geslaagd: de sterke ontwikkeling van enkele online giganten bewijst dit (Amazon, Facebook, Google met Alphabet, …).

Maar in België, net zoals de ganse Europese Unie, gaat men gebukt onder een sterke regulering die de dynamiek belemmert. Zo zitten de grote e-commerceplatforms en hun logistiek (bv. bol.com) in het buitenland omdat de Belgische regeling rond nachtarbeid weinig speelruimte laat. Ook de rigide Belgische arbeidsmarkt speelt hierin mee.

Dit belemmert de ondernemingsdynamiek, zoals we reeds ruimschoots hebben aangetoond in ons boek: Falen. Een les op weg naar succes!  uitgegeven bij Itinera. Daaraan gekoppeld worden er te weinig bedrijven gestopt, en is volgens de OESO ongeveer 9 % van de Belgische bedrijven in een slechte toestand (een van de hoogste percentages in de OESO). Men noemt dit de zombiebedrijven die zeker niet productief zijn, waar we later nog op terugkomen.

Maar er worden over het algemeen ook te weinig nieuwe bedrijven opgericht in vergelijking met het buitenland. Het resultaat is dat er te weinig turbulentie is, of veel te weinig oudere bedrijven maken plaats voor nieuwere en meer creatieve bedrijven. Dit belemmert de innovatie.

Oplossingen

Met de oorzaken hebben we ook reeds enkele oplossingen gegeven. Volgens de Nationale Bank is de verhoging van de productiviteitsgroei een kwestie van innovatie en mobiliteit van de middelen. Wat de innovatie betreft zijn er in België sterke punten, maar jammer genoeg ook zwakke punten.

Sterke punten: sterke innovatie in enkele sectoren

Een sterk punt is het feit dat onze universiteiten van zeer hoge kwaliteit zijn, en de bron van allerlei onderzoekscentra. We verwijzen maar naar Imec in Leuven dat baanbrekend werk verricht met betrekking tot de nanotechnologie. Daaraan gekoppeld zijn er de publiek-private samenwerkingsverbanden tussen bv. de KMO’s en de universiteiten.

De alom geroemde Vlaamse biotechnologie vond zijn roots met de oprichting van Plant Genetic Systems (PGS) in 1982 onder de impuls van Walter De Logi, dat nauw samenwerkte met de Universiteit Gent in de persoon van Prof. Marc Van Montagu en Jeff Schell. PGS werd in 2002 verkocht aan Bayer, maar het leidde tot allerlei soortgelijke initiatieven zodat Gent-Zwijnaarde nu een pool is van tal van  jonge biotechbedrijven. Je moet er maar eens met de wagen doorrijden.

Ook de sterke aanwezigheid van de farmasector in België leidde tot allerlei start-ups die succesvolle medicijnen konden lanceren. Bedrijven geven zo veel uit aan Research & Development (R&D). Denk maar aan het Vlaamse Agfa-Gevaert dat zich reeds 20 jaar in een transformatieproces bevindt van de analoge naar de digitale film, en zich ondertussen gediversifieerd heeft in onder andere IT-health care (dat nu wel te koop staat). Gevaert spendeert ca. 3 % van zijn jaarlijkse omzet aan R&D.

Andere voorbeelden van sterke innovatie zijn Barco en Umicore, die erin slaagden zich heruit te vinden. Feit is ook dat van de onderzoekscentra een positieve dynamiek uitgaat. We verwijzen maar naar Louvain La Neuve/Gosselies. De creatie van deze universiteit in Waals Brabant, onder Vlaamse druk in de jaren ’60, heeft tot gevolg dat er in die provincie een zeer goede dynamiek is ontstaan die een groot model voor  Wallonië biedt.

Zwakke punten: te weinig doorstroom naar de reële economie

Er zijn echter ook nadelen. De Belgen hebben immers steeds de neiging na een succes het bedrijf te verkopen aan buitenlanders. Zo werd de biotechparel Ablynx uit Gent een paar jaar geleden voor 3,9 miljard euro verkocht aan het Franse Sanofi: de centralistische politiek van de Fransen heeft de dynamiek en creativiteit binnen het bedrijf daarna echter aangetast. Het is wel zo dat sommige succesvolle ondernemers na de verkoop van hun bedrijf investeringsfondsen oprichten om start-ups die innovatief zijn te ondersteunen.

Voorts klaagt men ook nog het tekort aan van technische en wetenschappelijk gediplomeerden, en de beperkte indiening van internationale octrooien om de rechten op het geleverde werk veilig te stellen. De spillover  van al dat mooi R&D werk op de reële economie blijft echter maar beperkt: dit komt door de magere commercialisering van deze nieuwe producten, en de beperkte overloopeffecten op de lokale leveranciers.

Conclusie

Op het vlak van innovatie zijn we in België in sommige sectoren zeker bij de meest innovatieve ter wereld. En dat is positief. Maar men zou het moeten uitbreiden naar andere sectoren, en zeker aandacht moeten besteden naar de effecten ervan op de reële economie. Laat ons ook niet vergeten dat innovatie heel ruim moet bekeken worden: het gaat niet enkel om de ontwikkeling van nieuwe producten, maar onder meer ook om nieuwe bedrijfsprocessen.  Als we nog verder denken speelt ook de mobiliteit een rol: sterk verzadigde verkeerssituaties zijn niet productief.

We hopen te hebben aangetoond dat iedereen belang heeft bij een hogere productiviteitsgroei. Ook zou de overheid aandacht moeten besteden aan een gunstig ondernemingsklimaat: bepaalde stappen zijn in het recente verleden reeds ondernomen, maar het is nog onvoldoende

Paul Becue is lic. Rechten, TEW en Diplomatieke Wetenschappen. Hij heeft een lange ervaring in de financiële sector. Zijn boeken over kredietverzekering gelden als de referentie. Hij is algemeen voorzitter van de Vereniging Vlaamse Academici (VVA) en voorzitter OVV.

Commentaren en reacties